‘Ze was toch een mooie meid.’
Brabantse Truus trok een bedenkelijk gezicht.
‘Je moet die hoerenkerels laten zien wat je in huis hebt. Daar komen ze op af. Als je als een ziek vogeltje met een bleek bekkie voor het raam zit, lopen ze je voorbij. Dat trekt niet.’
Ze grinnikte.
‘Ik heb wel eens op het punt gestaan om die meid een paar levenslesjes uit de hoerenpraktijk bij te brengen, maar dan dacht ik: ach, waar bemoei ik me mee. Ze zit niet in mijn hoerenkast.’
‘Heb je nog meiden zitten?’
Brabantse Truus schudde haar hoofd.
‘Niet meer. Ik ben te oud om nog achter hun kont aan te lopen.’
De Cock lachte.
‘Bleef dat vrouwtje ’s nachts wel eens in haar peeskamertje slapen?’
Brabantse Truus knikte.
‘Dat kwam wel voor.’ Ze zuchtte diep. ‘Ook dat begreep ik niet. Toen ik nog achter het raam zat, was ik maar wat blij als ik uit mijn hok mocht.’
‘Kreeg ze wel eens bezoek… ik bedoel, buiten de klandizie?’
Brabantse Truus wees weer naar het raam.
‘Ik heb wel eens gedacht dat ze een lesbienne was… een pot. Er kwamen wel vrouwen bij haar over de vloer… van die onvrouwelijke types… als je begrijpt wat ik bedoel.’
De Cock glimlachte.
‘Ik begrijp wat je bedoelt, Truus. Kun je ze een beetje beschrijven?’
Brabantse Truus trok een vies gezicht.
‘Daar ben ik niet zo goed in.’
De Cock knikte haar bemoedigend toe.
‘Probeer eens?’
Brabantse Truus trok rimpels in haar voorhoofd.
‘Er was een korte stevige met een jongenskoppie. Die zag je niet veel. Dan was er een die zelfs midden in de zomer nog zwarte kousen droeg.’
De Cock keek haar bewonderend aan.
‘Prachtig,’ riep hij opgetogen. ‘Je hebt goed gekeken.’
Brabantse Truus glimlachte.
‘Ik lette vroeger altijd scherp op de hoerenkerels die bij mijn meiden naar binnen gingen… Dan schatte ik wat het hen waard was.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Hoelang zat dat wijfie daar al?’
‘Anderhalf, twee jaar. Ze is er al kort na de verbouwing van De Veilige Haven gekomen.’
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
‘Weet je wie er achter die verbouwing zat?’
Brabantse Truus schudde haar hoofd.
‘Geen flauw idee, jongen. Er is de laatste jaren zo veel vreemd volk in de business geslopen. Het is niet meer zoals in mijn tijd. Toen waren wij in feite een grote familie.’
De Cock boog zich iets naar haar toe.
‘Is jou de laatste weken nog iets bijzonders opgevallen?’
‘Hoe bedoel je?’
‘In verband met dat vrouwtje.’
Brabantse Truus liet haar hoofd met papillotjes iets zakken. Daarna knikte ze traag voor zich uit.
‘Er was een kort, gedrongen mannetje… een mannetje met een snor.’ Ze wees naar het raam. ‘Hij stond wel eens achter die boom daar.’
‘Had die belangstelling voor haar?’
Brabantse Truus schudde haar hoofd.
‘Het was geen hoerenloper.’
Vledder kwam hijgend de recherchekamer binnen.
‘Ik ben zo gauw mogelijk van de sectie teruggekomen. Is ze er?’
De Cock knikte.
‘Ze zit beneden in de wachtkamer bij de dienders. Volgens de wachtcommandant houdt ze zich opmerkelijk rustig.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Jan Kusters had van haar vragen verwacht als “Wat doe ik hier?” of “Hoelang moet ik hier nog blijven?” Maar geen enkel commentaar.’
Vledder duimde over zijn schouder.
‘Ze was bij de confrontatie op Westgaarde ook erg rustig. Geen huilbuien, geen emoties. Ze liep heel kalm op het lijk van Charmaine toe, legde haar rechterhand op haar voorhoofd en zei: “Vaarwel.”’
‘Meer niet?’
‘Nee.’
‘En de andere getuige?’
‘Dat was een buurmeisje van Lorette de Jong… woont in Purmerend in hetzelfde flatgebouw. Die was meer onder de indruk van de dood van Charmaine.’
‘Hoe kende ze haar?’
‘Lorette en Charmaine kwamen wel eens bij haar op visite.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Had dokter Rusteloos nog bijzonderheden?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Gebroken kraakbeenringetjes in de luchtpijp,’ antwoordde hij achteloos.
‘De spanwijdte?’
‘Zeventien centimeter.’
‘Geen abnormaal grote hand.’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Dokter Rusteloos raadde ons aan om contact op te nemen met de recherche in Groningen.’
‘In verband met die moorden op prostituees?’
Vledder knikte.
‘Dokter Rusteloos had in Groningen kort achter elkaar sectie verricht op jonge vrouwen die door verwurging om het leven waren gekomen.’
De Cock stond van zijn stoel op.
‘Ik ga haar halen.’
Vledder keek hem onderzoekend aan.
‘Heeft jouw missie nog iets opgeleverd?’
De Cock knikte.
‘Er was een man met een snor.’
De Cock toonde zijn beminnelijkste glimlach.
‘Het spijt ons dat wij u zo lang hebben moeten laten wachten.’ Hij gebaarde naar Vledder. ‘Mijn jonge collega wilde uw verhoor graag bijwonen. We moesten wachten tot de sectie voorbij was.’
Lorette de Jong keek hem onbewogen aan. Ze had kringen onder haar ogen en haar gezicht zag bleek.
‘Ik vond het niet erg,’ sprak ze berustend. ‘Nu Charmaine dood is, heeft tijd voor mij geen betekenis meer.’
De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi.
‘Tijd heelt alle wonden.’
De vrouw hield haar beide handen voor haar borst.