De makelaar wreef met de rug van zijn hand langs zijn droge lippen. Onderwijl keek hij De Cock onderzoekend en achterdochtig aan. ‘Ronald, Ronald is mijn zoon.’
10
De Cock steunde met beide ellebogen op zijn bureau. Over zijn gevouwen handen keek hij naar de makelaar. Op het gebruinde gelaat ontdekte hij een zorgelijke trek.
‘U moet dit niet opvatten als een arrestatie, meneer Van Stuchteren. Dat is het ook niet. Ik heb u slechts verzocht mee te gaan naar het politiebureau omdat ik iets meer wil weten van u, en van het schilderij. Bovendien vraagt het vreemde gedrag van uw zoon, zowel ten opzichte van u als van het schilderij, enige opheldering.’ Van Stuchteren knikte traag. ‘Ik begrijp het. Hoewel, ik geloof niet dat ik u die opheldering kan geven.’
De Cock glimlachte beminnelijk.
‘We kunnen in ieder geval zien hoever wij gezamenlijk komen. Als u tenminste bereid bent uw medewerking te verlenen?’ ‘Medewerking tot wat?’
‘We kunnen gevoeglijk stellen, dat uw zoon Ronald verantwoordelijk is voor de diefstal van het schilderij uit uw huis aan de Keizersgracht. De bewijzen, nietwaar, liggen voor de hand: geen sporen van inbraak, de verkoop aan de antiquair, het is alles even duidelijk. Ik neem echter aan dat u niet het plan hebt inzake deze diefstal contra uw zoon een klacht, een officieel verzoek tot gerechtelijke vervolging te doen?’
Van Stuchteren schudde krachtig het hoofd.
‘Nee zeg, absoluut niet. Alleen al de gedachte. Ronald is mijn enige kind. Na de dood van mijn lieve vrouw is hij alles wat ik heb.’ De Cock knikte begrijpend.
‘Juist, in zoverre hebt u van mij niets te duchten. Ik bedoel, zonder uw officiele klacht kan ik tegen uw zoon niets ondernemen. Ik sta dus ambtelijk buiten deze diefstal. Toch intrigeert mij het motief en ik neem aan dat het u als vader ook zal interesseren, meneer van Stuchteren… Waarom nam uw zoon het schilderij weg en verkocht het aan de antiquair? Had hij financiele moeilijkheden?’ De makelaar haalde zijn schouders op. ‘Ronald heeft een ruime toelage en als hij iets extra’s nodig mocht hebben, dan behoeft hij het maar te vragen. Ik heb hem nog nooit iets geweigerd.’ De Cock glimlachte. ‘Als zoon een benijdenswaardige positie.’ Van Stuchteren trok een wat moede grijns.
‘Ik kan het mij permitteren.’
De rechercheur schoof zijn stoel wat naar achteren en strekte zijn benen. Hij had ze graag op zijn bureau gelegd, zoals hij gewoon was te doen. In het bijzijn van Van Stuchteren vond hij het wat minder gepast. ‘U houdt van schilderijen?’
De makelaar knikte. ‘Ik ben een liefhebber, ja. Ik bezit, mag ik wel zeggen, een fraaie collectie.’
‘In uw huis aan de Keizersgracht?’
‘Ja, in hoofdzaak.’
De Cock schoof zijn stoel weer iets bij. Hij boog zich voorover naar de makelaar. Zijn scherpe blik gericht op iedere reactie. ‘Waarom nam Ronald dan juist
‘Werkelijk niet, meneer Van Stuchteren?’ zei hij zoetzalvend. ‘Weet u werkelijk niet waarom Ronald juist uw
Van Stuchteren hield een hand voor de ogen en wreef met duim en wijsvinger naar de ooghoeken.
‘U dwingt mij iets te zeggen wat ik niet zeggen wil.’ De Cock schudde zijn hoofd.
‘Ik, ik dwing u tot niets. U bent alleen bang de waarheid onder ogen te zien. Dat is het. Uw zoon verwijderde juist het schilderij waaraan u het meest was gehecht. Nietwaar?’
De makelaar zuchtte. ‘U hebt gelijk,’ antwoordde hij bijna toonloos. ‘Ronald heeft mij willen treffen, straffen.’
Hij pauzeerde even, verzonken in gedachten.
‘Het is geen slechte jongen, meneer De Cock, beslist niet. Hij is alleen wat sentimenteel, gevoelig, net als zijn moeder. Hij was ook bijzonder aan haar gehecht, een sterke binding, begrijpt u. Hij was meer een zoon van haar dan van mij. Ik vond dat niet zo erg, al had ik hem graag wat flinker, wat mannelijker gezien. Na de dood van mijn vrouw was ik bang dat Ronald nog verder van mij zou weggroeien. Maar dat gebeurde gelukkig niet. Integendeel, er ontstond tussen hem en mij op den duur een goede, haast vriendschappelijke band, een prettige vader-zoonverhouding. Ik had mij dat niet beter kunnen wensen. Echt niet.’ Hij zuchtte opnieuw.
‘Alleen de laatste tijd waren er wat moeilijkheden.’
‘De laatste tijd?’
‘Ja.’
‘Waarom?’
Van Stuchteren antwoordde niet.
De Cock kwam langzaam overeind en liep achter zijn bureau vandaan. Hij voelde iets van medelijden met de makelaar. Het opzichtige blauw van zijn kostuum, het dartele roosje in de revers… ‘Waarom,’ drong hij aan, ‘had u de laatste tijd moeilijkheden met uw zoon?’
Van Stuchteren boog het hoofd. ‘Ik, ik had plannen te hertrouwen.’
‘Hertrouwen?’
‘Ja.’
‘En… keurde Ronald dat niet goed?’
De makelaar reageerde fel. In een bruuske beweging draaide hij zijn gezicht naar De Cock. Het bloed steeg naar zijn wangen. Zijn ogen schoten vuur.
‘Ronald heeft niets goed te keuren, niets,’ zei hij scherp. ‘Ik sta waarachtig niet onder curatele. Ik ben baas over mijzelf en nog volkomen in staat de draagwijdte van mijn eigen beslissingen volledig te overzien. Ik ben niet kinds.’
Hij veranderde van toon.
‘Luister eens, meneer De Cock,’ sprak hij rustiger, ‘ik bewaar dierbare herinneringen aan mijn overleden vrouw, maar met de doden kan men niet leven. Ik ben vijfenvijftig jaar, gezond en vitaal. In ieder geval vitaal genoeg om op nog een paar gelukkige jaren met Nanette te kunnen rekenen.’
De Cock trok zijn wenkbrauwen op.
‘Nanette… Nanette de Bougaerde?’
‘Ja.’
‘Het meisje dat voor het naakt model heeft gestaan?’ ‘Inderdaad.’
‘O.’
Van Stuchteren bewoog zich wat onrustig op zijn stoel. ‘U… eh, u kent haar?’
De Cock wreef met zijn hand langs zijn mond. ‘Dat is moeilijk te zeggen,’ antwoordde hij weifelend. ‘Ik heb haar persoonlijk nog nooit ontmoet. Toch heb ik het gevoel haar vrij goed te kennen.’ De makelaar keek hem onderzoekend aan. ‘Ik begrijp u niet.’ De Cock antwoordde niet direct. Hij liep een paar passen in de recherchekamer heen en weer en overdacht wat hij de makelaar zou zeggen. Het was bijzonder moeilijk. Hij wist het niet goed. Bij het raam bleef De Cock staan. Van een afstandje bekeek hij de man aandachtig, een koele observatie. Van Stuchteren, zo realiseerde hij zich, was in zijn soort een knappe man, interessant, aantrekkelijk, zeker voor een jong meisje. Hij kon zich voorstellen hoe het was gegaan. Nanette en de charmante makelaar in effecten, jeugdig acterend in De Drie Rooskens. Het lag zo’n beetje in de route. De effectenbeurs was vlakbij. De Cock woelde met zijn hand door zijn grijze haar. Was deze man verantwoordelijk voor het verdwijnen van Nanette? Of, of was het misschien de zoon? De Cock kwam een paar stappen dichterbij.
‘Hoe oud is uw zoon?’ vroeg hij.
De makelaar sprong strijdlustig overeind. Zijn ogen vernauwden zich tot spleetjes. De dunne lippen trokken samen tot een strakke lijn.
‘Ronald,’ riep hij fel en verbeten, ‘Ronald is vijfentwintig en ik weet wat u zeggen wil: Nanette kon qua leeftijd een dochter van mij zijn.’
De Cock schudde verwijtend het hoofd.