“Inderdaad de broertjes Janszen…Jasper, de blonde neger, en Joost…kinderen van Blonde Neel.”
De Cock maakte een grimas.
“Wie is of was Blonde Neel? Ook die ken ik niet.”
De tengere cafehouder glimlachte.
“Blonde Neel heette in het deftig Helena Janszen. Ze was een dochter van Bleke Kee, een hoertje hier op de Wallen. Blonde Neel was al jong een appetijtelijke meid. Alles d’r op en d’r an. Bleke Kee wilde niet dat haai Neel in de prostitutie zou belanden. Op haar aanraden verbond Blonde Neel zich aan zo’n uitzendbureau waar je vrouwen kunt huren voor een avond of nacht.”
“Dat is toch ook prostitutie?”
sprak De Cock en snoof. Smalle Lowietje schudde zijn hoofd.
“Zo zag Bleke Kee het niet. Escort was volgens Bleke Kee veel chiquer dan een hoertje achter een raam op de Wallen. Escort bood ook veel meer kansen om nog eens een rijke vent aan de haak te slaan.”
De Cock gniffelde.
“Het is maar hoe je het bekijkt.”
Smalle Lowietje schonk nog eens in.
“Door pure onvoorzichtigheid…ze dronk vaak te veel…werd Blonde Neel twee keer zwanger. Van verschillende mannen. Dat is ook duidelijk te zien. Jasper en Joost lijken helemaal niet op elkaar.”
“Hoe komen ze aan de naam Van de Gouwenaer?”
“Gehecht.”
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
“Van het werkwoord echten zonder een begin-h?”
Smalle Lowietje zwaaide afwerend.
“Datmoet je mij niet vragen,” sprak hij afwijzend, “met of zonder h. Ik heb maar vier jaar lagere school gehad. Ik ben nooit een ster in de Nederlandse taal geweest. Ik weet alleen dat Blonde Neel met die Van de Gouwenaer is getrouwd en dat hij de broertjes Janszen heeft gehecht.”
De Cock lachte.
“Geecht, zonder h. Van de Gouwenaer heeft bij zijn huwelijk met haar de kinderen gewettigd en het vaderschap erkend.”
Smalle Lowietje knikte.
“Precies, zo is het gegaan. Joost en Jasper noemen zich nu blijkbaar Van de Gouwenaer, maar voor mij en voor de buurt blijven het de broertjes Janszen.”
De Cock knikte begrijpend. Hij nam even een kleine pauze.
“Heb jij enig idee waarom iemand het nodig vond om broer Jasper koud te maken, Lowie?”
Smalle Lowietje trok zijn schouders op.
“In de buurt wordt gefluisterd dat Petertje de Knoet hier meer van moet weten.”
“Herrie om een vrouw’. ‘Precies.”
“Heb jij de nieuwe vader van de broertjes Janszen wel eens ontmoet?”
Smalle Lowietje schudde zijn hoofd.
“Nooit ontmoet. Hij is nooit in mijn etablissement geweest. Wel heb ik gehoord dat Blonde Neel het niet slecht met hem heeft getroffen. Die Van de Gouwenaer is niet onbemiddeld. Ze zeggen dat hij poen genoeg heeft. Hij heeft Blonde Neel van dat escortbureau geplukt en haar uiteindelijk omgeschoold tot zijn secretaresse.”
De Cock schoof zijn onderlip iets naar voren.
“Knap. Wat doet die Van de Gouwenaer?”
Smalle Lowietje trok een bedenkelijk gezicht.
“Dat is nogal vaag. Sommigen zeggen dat hij zwaar gokt op de beurs. Anderen beweren dat hij af en toe smerige transporten regelt en daar veel geld mee verdient.”
De Cock trok zijn neus iets op.
“Smerige transporten?”
“Ja.”
“Smokkel?”
Smalle Lowietje maakte een hulpeloos gebaar.
“Zoiets. Ik heb er het fijne nooit van vernomen. Maar als jij geinteresseerd bent, dan wil ik mijn oor wel eens te luisteren leggen.”
De Cock keek hem glimlachend aan.
“Doen. Leg je gewillige oor eens te luisteren. En laat je ook eens inlichten over het transportbedrijf van Louis van Marcinelle.”
“Waarom?”
De Cock nam een slok van zijn cognac.
“Daar werkten de vermoorde Jasper van de Gouwenaer en zijn broer Joost. Ook die Petertje de Knoet, die jij noemde, is daar in dienst.”
“Een lekker stel.”
De Cock knikte.
“Louis van Marcinelle,” drong hij aan.
Smalle Lowietje maakte een schouderbeweging.
“Ik heb nog nooit iets naars van dat bedrijf gehoord. Ik ken ook niemand van mijn geachte clientele die iets van dat bedrijf weet.”
De Cock liet het onderwerp rusten.
“Heeft Blonde Neel, zo jij weet, nog contact met haar zoons Jasper en Joost?”
Smalle Lowietje schudde heftig zijn hoofd.
“Sinds die twee een paar maal in de bajes zijn beland, wil ze niets meer met hen te maken hebben.”
De Cock keek hem verrast aan.
“In de bajes?”
“Ja.”
“Volgens mij hebben ze een blanco strafregister.”
Smalle Lowietje lachte smakelijk.
“Dan mankeert er toch iets aan jullie administratie. Ze waren vroeger beslist geen lieverdjes.”
“Misdrijven?”
“Bij de vleet. Ze vormden een berucht duo. Geloof me, niets was hen te dol. Ze pleegden zaakjes waarvoor de oude penoze de neus ophaalde.”
“Zoals?”
“Beroven van oude vrouwtjes.”
De Cock wendde zich bezorgd tot Vledder.
“Jij hebt ze toch allebei nagetrokken?”
De jonge rechercheur knikte traag.
“Onder de naam Van de Gouwenaer.”
De Cock sloot even zijn ogen.
“Doe het nog eens…onder de naam Janszen.”
8
Na een hartelijk afscheid van de tengere cafehouder verlieten de twee rechercheurs het schemerige, intieme lokaaltje van Smalle Lowietje op de hoek van de Barndesteeg. Met de milde gloed van de verrukkelijke cognac in hun aderen slenterden ze op hun gemak over de smalle Achterburgwal in de richting van de Oude Kennissteeg.
Een miezerig regentje drupte op hen neer. De Cock schoof zijn vilten hoedje iets naar voren en trok de kraag van zijn regenjas omhoog. Over zijn brede gezicht gleed een milde grijns. De oude rechercheur koesterde de regen. Regen en Amsterdam vormden naar zijn gevoel een twee-eenheid. Ze hoorden bij elkaar. Juist als de