“Wat is er met dat vele geld gebeurd?”

Mevrouw Grijpskerk zuchtte.

“De heer Handgraaf ging niet meteen over tot de verdeling van de buit, maar belegde met de leden van het loterijclubje een reeks besloten samenkomsten.”

“Waarom?”

“Handgraaf legde uit dat het winnende lot een unieke gelegenheid bood voor de ondergeschikten van die IJsselsteinse Bank om zich uit de benauwende omklemming daarvan los te koppelen en zelf een winstgevende onderneming te starten.”

De Cock knikte begrijpend.

“De Handgraaf Foundation.”

“Precies.”

De oude rechercheur glimlachte.

“Een onderneming met een weids perspectief.”

Mevrouw Grijpskerk knikte instemmend.

“En voor de loonslaven van de IJsselsteinse Bank aanlokkelijke mogelijkheden. Niet langer in loondienst, maar zelf als oppermachtig opererend directeur van een groot florerend bedrijf.”

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

“Is al het geld van de jackpot in de Handgraaf Foundation gestoken?”

Mevrouw Grijpskerk schudde haar hoofd.

“Daarnaast hebben de leden van het loterijclubje ieder een fiks bedrag op hun bankrekening gekregen. Cor en ik hebben er deze bungalow van gekocht en we hebben nog een aardig spaarcentje als buffer voor donkere tijden.”

De Cock maakte een vrolijk gebaar naar haar en naar Vledder, die met nauwelijks verholen desinteresse in zijn stoel zat.

“Toch aardig geregeld?”

“Zeker.”

“Wanneer begon uw man zich ongemakkelijk, eh…onbehaaglijk te voelen? Ik bedoel, wanneer kwamen zijn eerste klachten met betrekking tot de Foundation?”

Mevrouw Grijpskerk zuchtte.

“Al vrij snel. Cor werd directeur van een bijkantoor van de Foundation in Alkmaar. De feitelijke macht berustte bij Victor Handgraaf en zijn vriend Derek van Achterdiep, die het hoofdkantoor aan de Keizersgracht in Amsterdam beheerden.”

“Dat zinde uw man niet, naar ik aanneem?”

“Het was volgens hem tegen de gemaakte afspraken. De vier leden van de loterijclub zouden allen eenzelfde positie krijgen, dat was afgesproken. Ze zouden dezelfde macht kunnen uitoefenen en betrokken zijn bij alle beslissingen die er in de Foundation zouden worden genomen.”

“Dat bleek in de praktijk niet zo te werken?”

Mevrouw Grijpskerk schudde haar hoofd.

“Mijn man voelde zich buitengesloten, miskend. Hij meende over voldoende capaciteiten te beschikken om volwaardig bij het beheer te kunnen meedraaien.”

De Cock gebaarde met zijn handen in de lucht.

“Hij rebelleerde?”

Mevrouw Grijpskerk knikte.

“Steeds luider en steeds dwingender. Maar die twee in Amsterdam reageerden nauwelijks.”

“Tot ergernis van uw man?”

Mevrouw Grijpskerk snoof.

“Hij werd woest, steeds kwader en opstandiger. Hij startte met kleine dreigementen aan bet adres van Victor Handgraaf, die hij als kwade genius zag, tot hij luidkeels over moord begon te roepen.”

“Stom.”

Mevrouw Grijpskerk knikte.

“Ik heb hem steeds voorgehouden dat hij zich moest schikken in de situatie, dat zijn geschreeuw niets hielp en dat hij andere wegen moest bewandelen om zijn gelijk te krijgen.”

De Cock keek haar vragend aan.

“En die vierde man…Peter Freedestein?”

“Die kreeg een vestiging in Leiden toebedeeld.”

“Geen rebel?”

Mevrouw Grijpskerk schudde haar hoofd.

“Mijn man noemde hem, vergeef me het woord, een ‘lulletje lampenkatoen’, een sullige jaknikker die alles accepteerde wat die twee in Amsterdam verordonneerden.”

“Daar kon uw man zich niet mee verenigen?”

“Nee.”

De Cock nam een kleine pauze en Vledder besloot dat hij zich er verder maar helemaal buiten moest houden.

“Hebt u enig idee, waar uw man zich op dit moment bevindt?” startte De Cock opnieuw.

Mevrouw Grijpskerk zuchtte.

“Ik heb nog niets van hem gehoord. En hij is toch al een paar dagen weg.”

De Cock plukte even aan het puntje van zijn neus.

“Hebt u voor mij een foto van uw man?”

“Waarvoor?” vroeg mevrouw Grijpskerk verwonderd.

De Cock kauwde even op zijn onderlip.

“Het lijkt me verstandig om van hem de opsporing verblijfplaats te verzoeken.”

Mevrouw Grijpskerk reageerde gespannen.

“U bent bang dat er iets met hem is gebeurd?” Het klonk alsof ze haar eigen angst verwoordde.

De Cock antwoordde niet. Hij haalde uit zijn binnenzak een door Bram van Wielingen gemaakte foto van het lijk van Victor Handgraaf en reikte die haar aan.

Het gezicht van mevrouw Grijpskerk verbleekte.

“Dat…dat is Victor Handgraaf.”

De Cock knikte.

“We hebben hem gisteravond uit het water van de Keizersgracht opgevist…vermoord.”

De mond van mevrouw Grijpskerk zakte open, wild keek ze om zich heen.

“Waar…waar…” stamelde ze, “waar is dan mijn man?”

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

“Mogelijk op de vlucht.”

“Waarvoor?”

De Cock kneep zijn lippen samen voor hij verder sprak.

“Voor de uitvoering van een plan dat al tijden geleden bij hem rijpte.”

Mevrouw Grijpskerk wees met trillende vingers naar de lugubere foto in haar hand.

“Dit is…dit is…zijn werk…zijn…”

Verder kwam ze niet. Haar ogen rolden ongecontroleerd in hun kassen rond. Schuin gleed ze totaal verslapt weg in haar fauteuil.

De rechercheurs reden met hun oude Golf Duivendrecht uit.

Aanvankelijk zwegen ze, ieder verzonken in zijn eigen gedachten. Vledder had het lange gesprek niet bevredigend gevonden, zijn eigen rol daarin was nihil. Een bewusteloze mevrouw Grijpskerk. Was dat alles wat er uit kon komen? Het was een situatie die hem evenzeer als De Cock had aangegrepen.

Na een tijdje blikte De Cock opgelucht opzij.

“Dick,” verzuchtte hij, “ik ben blij dat er bij jou nog iets van die EHBO-cursus is blijven hangen. Mevrouw Grijpskerk herstelde gelukkig vrij snel na haar collaps…haar bewustzijnsverlies. Ik weet nooit goed wat ik met een bewusteloze vrouw aan moet.”

Вы читаете De Cock en de dood in gebed
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату