“Door die uitlokking?”

Vledder was even van zijn stuk gebracht.

“Dat…eh, dat moet nog blijken,” zei hij onzeker.

De Cock grijnsde.

“En als later uit ons onderzoek blijkt dat de moord op haar vader niets met die uitlokking van doen heeft… dat die uitlokking geen enkel effect heeft gesorteerd…dat Victor Handgraaf stierf door toedoen van een moordenaar die niet door uitlokking werd gedreven, maar door totaal andere motieven werd geleid?”

Vledder antwoordde niet. Hij liet het stuur van de Golf even los en drukte er toen met zijn vuisten op.

“Ik…ik zal…” reageerde hij aarzelend, “vanavond het Wetboek van Strafrecht over het begrip uitlokking nog eens goed nalezen.”

De jonge rechercheur pakte het stuur van de Golf weer normaal vast.

“Gaan we terug naar de Kit?”

De Cock schudde zijn hoofd. Hij tastte in de binnenzak van zijn colbert naar zijn notitieboek, klapte het open en bladerde.

“We zijn toch onderweg. Rij maar in de richting van Duivendrecht.”

Vledder keek hem verwonderd aan.

“Wat is daar te doen?”

De Cock raadpleegde zijn notities.

“Duivendrecht, In de Korenmolen nummer 120, daar woont Cornelis Grijpskerk.”

Vledder glimlachte.

“De man die moordplannen koesterde ten aanzien van zijn chef, Victor Handgraaf.”

“Precies.”

“Zou hij thuis zijn? Hij werkt toch in Alkmaar?”

De Cock keek op zijn horloge.

“Het is al bijna zeven uur. Misschien gaat hij wel eens een uurtje eerder van kantoor om de file te ontlopen.”

“Ik mag hopen dat we geen last hebben van al die auto’s die de stad ontvluchten.”

“Niet zeuren, Dick, die lui zitten al achter de warme hap.”

Zij wel, dacht Vledder. Hij zou nog wel een paar uurtjes moeten wachten voordat zijn maag werd gevuld. Hoe deed die ouwe dat eigenlijk? Hij hoorde hem nooit anders dan over zijn warme chocolademelk uit de magnetron, en dat was pas aan het einde van de dag.

Het perceel In de Korenmolen 120 bleek een geschakelde bungalow van een grappige architectuur, speels opgetrokken uit rode baksteen. Op de parkeerplaats recht tegenover de bungalow was nog een plaatsje vrij. Vledder parkeerde de Golf en de rechercheurs stapten uit.

Vledder gooide het portier dicht en klaagde: “De Cock, ga je het weer doen, zo meteen?”

“Wat bedoel je?”

“Ga je zo weer op de solotoer, zoals bij Willemijn? Ik zat erbij voor je weet wel.”

“Niet zeuren, Dick. Jouw tijd komt nog, en zo lang zal dat niet meer duren.”

“Nou moet jij niet zeuren, De Cock. Ik kan je nog niet missen.”

Gniffelend slenterden ze over het tegelpaadje langs een kleine voortuin naar de voordeur.

Op een wit plastic plaatje met zwarte letters stond C. Grijpskerk. Daarnaast was een koperen bouton. De Cock drukte en in het inwendige van het huis weerklonk een dingdong.

Het duurde luttele seconden, toen werd de deur van de bungalow geopend door een aantrekkelijke vrouw, gekleed in een stemmige, hooggesloten japon. De Cock schatte de vrouw op half in de veertig. Ze keek van De Cock naar Vledder en terug.

In haar helgroene ogen lag een vragende blik.

De oude rechercheur nam beleefd zijn hoedje af.

“Mijn naam is De Cock,” sprak hij vriendelijk. “De Cock, met…eh, met ceeooceekaa.” Hij duimde over zijn schouder. “Dat is mijn collega Vledder. Wij zijn rechercheurs, verbonden aan het politiebureau aan de Warmoesstraat in Amsterdam.” Hij zweeg even. “U…eh, u bent mevrouw Grijpskerk?”

Er gleed een glimlach langs haar lippen.

“Dat ben ik.”

“Wij wilden graag een onderhoud met uw man.”

Mevrouw Grijpskerk schudde haar hoofd.

“Die is er niet.”

“Is hij nog op zijn kantoor in Alkmaar?”

“Mijn man is enige dagen geleden vertrokken naar China.”

De Cock keek haar verrast aan.

“Naar China?”

Mevrouw Grijpskerk knikte.

“Een zakenreis, samen met de directeur van de Handgraaf Foundation, de heer Handgraaf.”

De Cock sloeg zijn linkerhand tegen zijn voorhoofd en liet zijn hand langzaam naar beneden glijden over zijn brede gezicht.

Het was een gebaar van drama. Hij kende het effect en wist dat de bezorgdheid bij de vrouw tegenover hem zou toeslaan.

Daarna zuchtte hij diep en gebaarde voor zich uit.

“Mogen we het gesprek met u binnen voortzetten?”

7

De Cock keek met welgevallen om zich heen. Het interieur maakte op de oude rechercheur een genoeglijke indruk. De ruime woonkamer met zware draagbalken aan het plafond was smaakvol ingericht. Boven een donkere eikenhouten lambrisering waren de wanden bijna hagelwit gepleisterd. Bij een monumentale openhaardpartij met vrolijke knoesterige balken stond een ronde tafel met enkele donkerbruine leren fauteuils, die tot zitten uitnodigden.

Mevrouw Grijpskerk, die duidelijk bezorgd was door het gebaar van De Cock bij de voordeur, wees de rechercheurs met bevende hand dat ze konden plaatsnemen. De Cock en Vledder lieten zich in een fauteuil zakken. Mevrouw Grijpskerk verschoof haar stoel zo dat ze oogcontact met de beide rechercheurs kon houden.

De grijze speurder legde zijn oude hoedje naast zich op de grauwstenen vloer en boog zich iets naar voren. Vledder zag het gebeuren: De Cock maakte zich op om het gesprek te openen.

“Staande conversaties aan de buitendeur,” opende de oude speurder vriendelijk, “storen mij al zo lang als ik dit werk doe. Ze bezorgen mij steeds een gevoel van onbehagen. Het is en blijft ook altijd zo afstandelijk. Zo’n deur vormt een beletsel om tot begrip voor elkaar te komen.”

Mevrouw Grijpskerk glimlachte afwachtend.

“En dat begrip hebt u nodig’”

De Cock knikte.

“Begrip voor het werk dat ik doe. En dat begrip kom ik maar weinig tegen.”

Mevrouw Grijpskerk maakte een nerveuze handbeweging.

“Begrip voor het bestrijden van criminaliteit…het oplossen van misdrijven?” vroeg ze.

“Precies.”

Mevrouw Grijpskerk keek hem argwanend aan.

“En in dat verband wilde u mijn man spreken?”

De Cock reageerde niet direct.

“Wanneer wist u dat uw man met de heer Handgraaf op zakenreis naar China zou gaan?”

“Dezelfde dag.”

Вы читаете De Cock en de dood in gebed
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×