De Cock knikte traag. “Elders,” herhaalde hij.

Het klonk als een vloek.

De oude rechercheur staarde enige tijd zwijgend voor zich uit.

Vledder keek naar hem en zag een vermoeide, kwetsbare oude man. Toch was dit een rechercheur van de oude stempel, een politieman in hart en nieren, gepokt en gemazeld in het vak.

Zijn leermeester, en daar was hij trots op. Zou hijzelf een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van deze gruwelijke moord? Een waterlijk opgevist uit de Keizersgracht, met puur leidingwater in de longen…

De Cocks brede gezicht met de markante trekken leek te veranderen in een stalen masker. In de overvolle zolderkamer van zijn denkvermogen groeide de absolute wil om het mysterie van het vreemde waterlijk te ontrafelen.

Na enige tijd stond hij van zijn stoel op en slenterde naar de kapstok.

Vledder sprong overeind en kwam hem achterna. “Waar ga je heen?”

De Cock keek over zijn schouder. “Naar de Pijp.”

Op de houten steiger achter het politiebureau stapten ze in hun oude Golf en reden weg. De Cock blikte opzij naar Vledder, die achter het stuur zat.

“Ken je de Pijp?”

Vledder trok zijn schouders op.

“Denk je nou echt dat ik nog niets van de Amsterdamse binnenstad weet? Hoe vaak heb ik jou niet van hot naar her door Amsterdam gereden, bij weer en wind en bij nacht en ontij? Ik stuur altijd, weet je wel, en jij hangt als een zoutzak naast me. Meestal kijk je niet eens. Natuurlijk ken ik de Pijp, een min of meer befaamde Amsterdamse volksbuurt, meneer De Cock.”

“Heel goed, Dick Vledder,” antwoordde De Cock, omdat hij geen zin in een discussie had op dit moment. Vledder had gelijk, hij had hem zelf alle ins en outs van de stad leren kennen.

“Dus op naar de Pijp?”

De Cock knikte. “Naar de Karel du Jardinstraat.”

Vledder snoof. “Wat gaan we daar vinden?”

De Cock glimlachte. “Op de zolder van nummer 517 woont Laurens van der Dungen.”

Vledder fronste zijn wenkbrauwen. “Dat lekkere joch, die veelpleger?”

De Cock knikte. “Ook zijn verslaafde vriendin Willemijn Handgraaf verblijft op dat adres.”

Vledder keek hem grijnzend aan.

“Gaan we haar arresteren voor moord…uitlokking daartoe?”

De Cock reageerde niet op die vraag.

“Weet je de Karel du Jardinstraat te vinden?”

“Nee, vertel het me maar, dan blijf je in elk geval wakker.”

“Leuk, Dick. Ik ben niet oud geworden in het recherchevak door te slapen, bedenk dat wel.” De Cock gebaarde grommend voor zich uit.

“Rij maar naar de Ceintuurbaan in de richting van het Sarphatipark. Voor het park ga je rechtsaf de Tweede Van der Helststraat in…daarna even rechtdoor tot je links de Karel du Jardinstraat tegenkomt.”

“Als de gemeente Amsterdam de verkeerssituatie inmiddels niet weer eens heeft gewijzigd,” zei Vledder.

De Cock glimlachte. “Dat doet ze al zolang als ik hier bij de politie ben.”

De bijna verveloze toegangsdeur van perceel 517 was gesloten.

Door de klep van de brievenbus hing een touwtje. De Cock rukte eraan en de deur gleed van het slot. De oude rechercheur duwde de deur met zijn rechterknie verder open. Pal achter de deur begon een trap. De Cock trok zijn negentig kilo hijgend aan de vettige leuning omhoog. De treden van de houten trap kraakten onder zijn gewicht. Vledder beluisterde het kraken en volgde behoedzaam.

Op het smalle portaaltje van de tweede etage bleef De Cock even staan en bracht de cadans van zijn ademhaling weer wat op peil.

Vledder wees omhoog.

“Moeten we nog verder?” Hij was bezorgd. Dit was eigenlijk geen doen voor De Cock.

De Cock knikte. “Nog twee trappen. Even wachten…Hun appartementje is op de zolder, helemaal boven.”

Toen de rechercheurs de zolder hadden bereikt, bleven ze even weifelend staan. Het was er aardedonker. De Cock pakte zijn lantaarn uit de zak van zijn regenjas. Het ovaal van licht gleed over een planken deur, afgesloten met een simpel slot.

“Ze zijn er niet,” fluisterde Vledder.

Zwaar hijgend pakte De Cock uit zijn binnenzak het apparaatje dat hij eens van zijn vriend en ex-inbreker Handige Henkie had gekregen. Het was een koperen houder met daarin een keur van sleutelbladen. De ervaren rechercheur koos met kennersblik het juiste sleutelblad en binnen enkele seconden had hij het slot geopend. Hij duwde voorzichtig de gammele houten deur open en ging naar binnen. Uit een schuin zolderraam gleed wat avondlicht.

De Cock snoof een paar maal. In de ruimte hing een vreemde muffe geur. Een combinatie van zweet, zeik en wiet.

Tegen het schuine gedeelte van het dak stond een vervuild tweepersoonsbed bedekt met een laagje vodden. Toen De Cock wat van de lappen wegtrok, zag hij het fraai gevormde naakte lichaam van een slapende jonge vrouw. De oude rechercheur dekte haar weer gedeeltelijk toe. Daarna tikte hij een paar maal met de rug van zijn hand tegen haar wang.

Na een tijdje deed ze haar ogen open en keek hem verwilderd aan. Haar mond vormde een strakke lijn.

“Wie ben jij?” vroeg ze snauwerig.

De grijze speurder bracht zijn beminnelijkste glimlach.

“Mijn naam is De Cock…De Cock, met ceeooceekaa.” Hij duimde over zijn schouder. “De jongeman hier is mijn collega Vledder. Wij zijn rechercheurs van het politiebureau in de Warmoesstraat.”

“Recherche?”

De Cock knikte. Hij wees achter zich naar een vierkante tafel met een paar stoelen.

“Als u zich aankleedt, dan kunnen we daar even met elkaar praten.”

Ze schudde haar hoofd. “Ik blijf wel liggen.”

De Cock pakte een stoel, schoof die naast het bed en ging er op zitten.

Vledder bleef staan en bezag het tafereel. Zonde, dacht hij, zo’n mooi meisje in zo’n ellendig kot.

“Hoe is uw naam?” vroeg De Cock.

Het meisje grinnikte. “Doet dat er iets toe?”

“Bent u Willemijn Handgraaf?”

“Je bent goed ingelicht.”

De Cock behield zijn goede humeur.

“U bent dus Willemijn Handgraaf, de jonge verslaafde vrouw die mensen heeft benaderd met het verzoek haar vader te vermoorden?”

Ze kwam met een ruk half overeind. Haar blote borsten trilden.

“Ik wilde zijn dood…ja,” reageerde ze scherp. “Maar niet als een biddende priester opduikend uit het water van een of andere gore Amsterdamse gracht.”

6

De Cock nam een lange pauze om de woorden van Willemijn op zich te laten inwerken.

Vledder liet zich op een stoel zakken. Om daar maar te staan, in dat armetierige kamertje terwijl zijn oude leermeester een verslonsd, halfnaakt, maar beeldschoon meisje ondervroeg…

Вы читаете De Cock en de dood in gebed
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×