Nee, hij voelde zich toch al te veel; hij moest zich koest houden, toekijken en wachten tot hij De Cock weer terug kon brengen naar de Kit.

Na enige tijd keek de oude rechercheur het meisje met een lach om zijn mond geamuseerd aan.

“Als een biddende priester.” herhaalde hij op reciterende toon, “opduikend uit het gore water van een Amsterdamse gracht.”

Hij zweeg even voor het effect. “Het kon van Joost van den Vondel zijn.”

Toen spreidde de oude rechercheur zijn handen in onbegrip.

“Van wie hebt u dat beeld?”

Willemijn Handgraaf draaide haar hoofd iets weg.

“Derek van Achterdiep was hier vanmiddag,” antwoordde ze achteloos. “Tot mijn stomme verbazing stond hij plotseling met zijn bolle kaaskop voor mijn bed. D’r komt hier nooit iemand.”

De Cock toonde verbazing.

“Wat kwam de heer Van Achterdiep doen?”

Willemijn wuifde vaag met haar hand en deed geen moeite haar lichaam te bedekken.

“Van Achterdiep kwam me condoleren met het verlies van mijn vader. Hij vertelde me dat het dode lichaam van mijn vader gisteravond uit het water van de Keizersgracht was opgevist.”

De Cock knikte.

“Dat klopt.”

“Hij zei dat hij bij de politie een foto van mijn vader te zien had gekregen…liggend op zijn rug aan de wallenkant…met gesloten ogen en devoot gevouwen handen op zijn borst.”

De Cock glimlachte.

“Vandaar uw beeld van een biddende priester.”

“Ja.”

Ze keek van De Cock weg, naar Vledder, die met een onbewogen gezicht aan de tafel zat. Zo nu en dan blikte hij om zich heen, alsof hij het interieur taxeerde, maar dan gleed zijn blik toch onwillekeurig weer naar het meisje in het bed. Even keek het meisje hem aan.

De Cock volgde haar blik en peilde haar gezicht…haar houding. Daarna boog hij zich iets naar haar toe.

“Ik krijg bepaald niet de indruk,” sprak hij hoofdschuddend, “dat de plotselinge dood van uw vader u bijzonder heeft getroffen.”

Willemijn Handgraaf snoof.

“Wat verwacht je van me,” vroeg ze schamper, “dat ik kapot ben van verdriet? Dat ik voortdurend in tranen moet uitbarsten?”

De Cock besloot op haar vraag niet in te gaan. Hij fronste zijn wenkbrauwen.

“Hoe wist Van Achterdiep u hier te vinden?”

“Hij had mijn adres.”

“Van wie?”

Willemijn draaide haar hoofd weer naar hem toe. Ze tikte op haar borst.

“Van mij. Ik heb het hem gegeven. Ik heb Derek van Achterdiep ongeveer een maand geleden opgezocht… thuis, bij zijn vrouw.”

“Waarom?”

Willemijn zuchtte.

“Ik kende oom Derek als een goede vriend van mijn vader. Toen mijn moeder nog leefde kwam hij regelmatig bij ons op bezoek. Ik wilde hem gebruiken.”

“Als wat?”

“Intermediair.”

“Waarvoor?”

“Pff.” Willemijn liet boos haar adem ontsnappen tussen haar getuite lippen door. “Ik hoopte dat oom Derek ervoor kon zorgen dat mijn vader me weer volledig als zijn kind zou accepteren.”

De Cock keek haar vriendelijk verrast aan.

“Wilde je dat?”

Willemijn knikte heftig. Ze gebaarde driftig om zich heen en plukte met beide handen aan de vieze vodden om haar lijf.

“Dit…dit…” stamelde ze bedremmeld, “dit is toch geen entourage? Kijk eens rond! Toch geen ambiance! Snuif en proefde stank om je heen. In dit bedroevende sfeertje zak ik steeds dieper in mijn verslaving. Ik rot hier gewoon weg tussen de vodden.”

De Cock gromde.

“Dat is toch je eigen keuze?”

Willemijn maakte kwaad een wegwerpgebaar in zijn richting.

“Eigen keuze?” snauwde ze verbitterd. “Man, je snapt er geen klote van.”

“Waarvan?”

Willemijn zuchtte diep.

“Toen mijn moeder stierf voelde ik me verloren…hulpeloos verlaten. Ik kan je mijn gevoel van ellende niet beschrijven. Mijn moeder was een lieve, invoelende vrouw…erg toegankelijk. Met haar kon ik over mijzelf en mijn problemen praten. Mijn vader was het absolute tegendeel. Hij is een starre, rechtlijnig denkende man bij wie ik geen enkel gevoel van liefde of aanhankelijkheid vond. Ik heb de eenzaamheid na de dood van mijn moeder gewoon niet kunnen verdragen.”

De Cock wees met zijn uitgestoken hand naar haar.

“Toen ben je aan de drugs geraakt?”

Willemijn knikte.

“Van kwaad tot erger.”

“En toen schopte je vader je het huis uit.”

“Ook dat.”

De Cock trok zijn gezicht strak.

“Toen concludeerde je na enige tijd dat je vader voor jou in feite een obstakel vormde.”

Het meisje keek hem niet-begrijpend aan.

“Voor wie…voor wat?”

“Voor een mogelijke verlossing…een vlucht uit de kwellende band van je verslaving.”

Willemijn reageerde furieus.

“Een obstakel?” riep ze wild. “Mijn vader een obstakel? Wat voor een obstakel? Ik wilde zijn geld. Alleen dat. Met geld zou ik de verslaving van mij en Laurens kunnen reguleren en beheersen. Dat jatten en roven…dat voortdurend scoren sloopt Laurens. Die jongen gaat daar kapot aan…en ik wil hem niet kwijt.”

De Cock knikte begrijpend.

“Wie heb je benaderd om jouw vader te liquideren…hem te vermoorden? Aan wie heb je geld geboden uit jouw nalatenschap om die klus te klaren?”

Willemijn grinnikte grommend.

“Aan vrijwel alle jongens en mannen die ik in het circuit van verslaafden ken. En dat zijn er nogal wat. Een zielig legertje van uitschot, van verdoemden.”

“En?”

“Wat?”

“Is het gelukt?”

Willemijn Handgraaf schudde haar hoofd.

“Verslaafd zijn betekent niet dat je je hersens kwijtraakt, dat je niet meer nadenkt. Er was niemand die op mijn aanbod inging — ”

De Cock toonde verbazing.

“Het was toch erg aanlokkelijk. Bijna niet te versmaden. Het bedrag dat je aanbood was toch hoog genoeg: vijftig- of honderdduizend euro.”

Willemijn keek hem onderzoekend aan.

“Heb je met zo’n jongen gesproken?”

De Cock negeerde de vraag.

Вы читаете De Cock en de dood in gebed
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×