Ga er eens vanuit dat Louis Wu door vijftienhonderd kilometer stofbeladen, waterdamp beladen, wat Aarde-achtige lucht kan kijken. Als met vijfenzestig kilometer die lucht overgaat in vacuum …
Dan moest de dichtstbijzijnde randmuur op zijn minst een veertigduizend kilometer weg zijn.
Als je op Aarde die afstand vloog, dan was je weer terug op het punt waar je je vlucht was begonnen. Maar de dichtstbijzijnde randmuur zou wel eens veel verder weg kunnen zijn.
‘We kunnen de Leugenaar niet achter onze vliegcyclettes meeslepen,’ zei Spreker. ‘Als we worden aangevallen zouden we het schip los moeten snijden. We kunnen het beter hier laten, in de buurt van een opvallend punt in het landschap.’
‘Wie zei er iets over het achter ons aan slepen van het schip?’
‘Een goede krijger denkt aan alles. Misschien zullen we het schip uiteindelijk toch wel moeten slepen, als we geen hulp kunnen krijgen bij de rand.’
‘Die krijgen we wel,’ zei Nessus.
‘Hij heeft waarschijnlijk wel gelijk,’ zei Louis. ‘De ruimtehavens bevinden zich vlakbij de rand. Als de hele Ring terugviel naar het stenen tijdperk en de beschaving zich weer begon te verspreiden, dan zou het beginnen met terugkerende stuwschepschepen. Kan niet anders.’
‘Je. speculeert nogal wild,’ zei Spreker.
‘Misschien.’
‘Maar ik ben het met je eens. Ik zou er nog aan toe kunnen voegen dat ook als de Ring al zijn grote geheimen is kwijtgeraakt, we misschien nog machines zouden kunnen vinden in de ruimtehavens. Werkende machines, of machines die kunnen worden gerepareerd.’ Maar welke rand was het dichtstbij?
‘Teela heeft gelijk,’ zei Louis opeens. ‘Laten we aan het werk gaan. ’s Nachts kunnen we verder kijken.’
Urenlang werkten ze keihard. Ze haalden apparatuur tevoorschijn, zochten alles uit, en lieten zware dingen aan een kabel uit het schip zakken. De abrupte wisselingen in zwaartekracht stelden ze voor problemen, maar ze hadden niets bij zich dat erg breekbaar was.
Tussen hoge wanden zwarte lava lag een eindeloze strook ring bodemmaterie, vlak als een gepolijste tafel. Op de voorgrond lag een reusachtige glazen cilinder, op zijn kant. Onder de gebogen flank ervan: een hoop apparaten, en vier vreemde wezens, die er wat verloren uitzagen.
‘En water?’ vroeg Louis. ‘Ik kon geen meren zien. Moeten we ons eigen water met ons meenemen?’
‘Nee.’ Nessus klapte het achterstuk van zijn vliegcyclette open en liet ze de watertank zien, en de koeler- extractor die water uit de lucht zou condenseren.
De vliegcyclettes, die ze het laatst uit het schip hadden gehaald, waren wonderen van compact ontwerp. Afgezien van hun zeer individualistische zadels waren ze allemaal hetzelfde: twee anderhalve meter grote bollen, die met elkaar werden verbonden door de constructie waarop ook het zadel was gemonteerd. De helft van het achterstuk was bagageruimte, en er waren rekken om nog meer dingen mee te kunnen nemen. Vier platte poten rustten nu op de grond, en werden gebruikt voor landingen. In de lucht zouden ze dichtklappen tegen de twee bollen.
De cyclette van de poppenspeler had een vrijwel vlak zadel, een buikbed met drie steunen voor zijn drie benen. Nessus zou onbeweeglijk op zijn buik liggen en het voertuig besturen met zijn twee monden.
De voor Louis en Teela bestemde cyclettes waren voorzien van een comfortabele contourstoel, met een neksteun, en van schuifregelaars om de cyclette te laten dalen of stijgen. Deze zadels, net als die van Nessus en Spreker, rustten op de balk tussen de twee bollen van de halter. Aan weerszijden waren ze voorzien van beensteunen. Het zadel van Spreker was veel groter en breder, en was niet voorzien van een hoofdsteun. Links en rechts van zijn zadel waren er klemmen aangebracht. Voor gereedschap? Wapens?
‘We moeten alles meenemen dat maar enigszins gebruikt zou kunnen worden als wapen,’ zei Spreker, terwijl hij rusteloos tussen de verspreide voorraden beende.
‘We hebben geen wapens meegenomen,’ zei Nessus, ‘want we wilden een vreedzame indruk maken. We zijn volkomen ongewapend.’
‘En wat zijn deze dingen dan’?’ Spreker had al een bescheiden voorraadje lichtgewicht apparaten bijeen gesprokkeld. ‘Allemaal gereedschap,’ zei Nessus, en hij wees ze stuk voor stuk aan. ‘Dat zijn flitslichtlasers met een instelbare straal. ’s Nachts kun je daarmee heel ver kijken, want je kunt de straal tot in het oneindige versmallen door aan de ring te draaien. Je moet zelfs goed oppassen dat je geen gaten brandt in voorwerpen of personen in je directe omgeving, want de straal kan volkomen parallel worden gemaakt, en zeer intensief.
Deze duelleerpistolen zijn bedoeld om onderlinge geschillen mee te beslechten. Ze vuren een stoot van tien seconden af. Je moet oppassen dat je niet aan deze veiligheidsknop komt, want dan …’
‘Want dan geeft ie een stoot van een uur af. Dat is een model uit Jinx, he?’
‘Ja, Louis. En dit is een gewijzigd stuk graafgereedschap. Misschien heb je wel gehoord van een dergelijk apparaat, dat in een stasiskist van de Slavendrijvers is aangetroffen …’
Hij bedoelde de Slavendrijvers-desintegrator, zei Louis tegen, zichzelf. De desintegrator was inderdaad een stuk graafgereedschap. Op de plek die door de smalle straal werd getroffen, werd de lading van het elektron tijdelijk onderdrukt. En als vaste materie plotseling en met geweld positief werd gemaakt, vertoonde het de neiging zich uiteen te scheuren tot een monatomische stofwolk.
‘Het is onbruikbaar als wapen,’ gromde de Kzin. ‘We hebben het bestudeerd. Het werkt te langzaam om tegen een vijand te worden gebruikt.’
‘Precies. Een onschadelijk stuk speelgoed. Maar dit apparaat Wat de poppenspeler in zijn mond had zag eruit als een dubbel loopsbuks, alleen zag de kolf eruit zoals alle dingen die door de poppenspelers werden gemaakt: kwikzilver dat was bevroren toen het van de ene vorm overging in de andere.
‘Dit apparaat werkt op precies dezelfde wijze als de desintegrator graver, alleen onderdrukt een straal hier ook de positieve lading van het proton. Je moet oppassen niet beide stralen tegelijk te,’ gebruiken, daar de stralen aan elkaar parallel en van elkaar gescheiden zijn.’
‘Ik begrijp ’t,’ zei de Kzin. ‘Als de twee stralen naast elkaar vallen, ontstaat er een elektrische stroom.’
‘Precies.’
Denk je dat deze geimproviseerde dingen voldoende zullen zijn’? Wie weet wat we allemaal tegenkomen. Daar is geen slag naar te: slaan.’
‘Dat is niet helemaal waar,’ zei Louis Wu. ‘Per slot van rekening is dit geen planeet. Als er een beest was dat de Ringwerelders. niet zo mochten, dan hebben ze dat naar alle waarschijnlijkheid thuisgelaten. Dus tijgers komen we niet tegen; en muskieten ook niet.’
‘En als de Ringwerelders nu eens van tijgers hielden?’ vroeg;! Teela.
Het was een goede vraag, al klonk hij wat gemaakt grappig. Wat wisten ze eigenlijk van de Ringwerelders af? Alleen dat ze afkomstig waren van een waterwereld die een zon van ongeveer het K9 type had. Dat hield in dat ze eruit konden zien als mensen, poppenspelers, Kzinti, grogs, dolfijnen, tand- of baardwalvissen, maar waarschijnlijk was dat allemaal niet.
‘We zullen banger zijn voor de Ringwerelders dan voor hun huisdieren,’ voorspelde Spreker. ‘We moeten alle wapens die we kunnen vinden meenemen. Ik wil jullie verzoeken mij het bevel over de expeditie te geven tot we, zoals hopelijk gebeuren zal, de Ring hebben verlaten.’
‘Ik heb de tasp.’
‘Dat ben ik niet vergeten, Nessus. Misschien zie je de tasp als iets waarmee je een absoluut vetorecht hebt. Ik raad je aan goed na te denken voor je hem gebruikt. Denk na, jullie, alle drie!’ De Kzin stond over hen heen gebogen, een halve ton tanden en klauwen en oranje vacht. ‘We zijn allemaal intelligent, of worden verondersteld dat te zijn. Denk eens goed na in wat voor toestand we ons op dit ogenblik bevinden! We zijn aangevallen. Ons schip is half vernield. We moeten een nog onbekende afstand afleggen, door onbekend terrein. De macht van de Ringwerelders is ooit enorm geweest. Is hij nog steeds enorm, of maken ze gebruik van werktuigen die niet complexer zijn dan een speer die ze van een scherpgeslepen stuk bot hebben gemaakt?
Het is even goed mogelijk dat ze beschikken over transmutatie, totale conversiestralen, alles wat misschien nodig is geweest om dit te bouwen, dit …’ de Kzin keek om zich heen, naar de glasachtige bodem en de wallen zwarte lava, en misschien huiverde hij even, ‘… dit ongelooflijke stuk techniek.’
‘Ik heb de tasp,’ zei Nessus. ‘De expeditie is van mij.’
‘Ben je tevreden met onze successen? Ik wil je niet beledigen, ik heb niet de bedoeling je uit te dagen. Je moet mij aan het hoofd van deze onderneming stellen. Van ons vieren ben ik alleen getraind op oorlogvoering.’