werd langer, zodat hij weer een panter met oranje bont was, ‘een soort oorlogsgod’. Hij volgde Louis’ advies op om zijn oren plat tegen zijn hoofd gevouwen te houden.

Het had een eigenaardige uitwerking op Spreker. Op een avond had hij het erover met Louis.

‘Voor god spelen, dat doet me niets,’ zei hij. ‘Maar wel dat ik zo slecht speel.’

Wat bedoel je?’

‘Ze stellen ons vragen, Louis. De vrouwen stellen vragen aan Prill, en ze geeft er antwoord op, en meestal heb ik geen benul van probleem of oplossing. De mannen zouden hun vragen ook aan Prill moeten stellen, want Prill is een mens, en ik niet. Maar ze stellen ze aan mij. Aan mij! Waarom moeten ze een wezen dat niet van hun wereld is om hulp vragen bij het afhandelen van hun zaken?’

‘Jij bent een mannelijk wezen. Een god is een soort symbool,’ zei Louis, ‘ook als hij echt is. Jij bent een mannelijk symbool.’

‘Belachelijk. Ik heb niet eens uitwendige geslachtsorganen, en jij wel, tenminste, dat neem ik wel aan.’

‘Jij bent groot en indrukwekkend en je hebt een gevaarlijk uiterlijk. Dat maakt je automatisch tot een mannelijkheidssymbool. Ik geloof niet dat je je daarvan zou kunnen ontdoen zonder dan meteen ook je goddelijkheid kwijt te raken.’

‘Wat we nodig hebben is een soort microfoon, zodat jij vreemde vragen en vragen die mij in verlegenheid kunnen brengen voor me kunt beantwoorden.’

Frill verraste hen. De Onwaarschijnlijk was een politiebureau geweest. In een van de opslagkamers vond Prill een multikanaals-intercom, met een batterij die kon worden opgeladen door de krachtcentrale van het gebouw. Toen ze klaar waren, deden twee van de zes intercoms het weer.

‘Je bent slimmer dan ik dacht,’ zei Louis die nacht tegen Frill. Hij aarzelde, maar hij kende de taal nog niet goed genoeg om tactvol te kunnen zijn. ‘Slimmer dan een scheepshoer zou moeten zijn.’

Frill lachte. ‘Dwaas kind dat je bent. Je hebt me zelf verteld dat jullie schepen heel snel gaan, vergeleken met de onze.’

‘Inderdaad,’ zei Louis. ‘Ze gaan sneller dan het licht.’

‘Ik geloof dat je een al te mooi verhaal ophangt,’ lachte ze. ‘Onze theorie zegt dat dat niet mogelijk is.’

‘Misschien hebben we wel verschillende theorieen.’

Ze scheen even van haar stuk gebracht. Louis had geleerd af te gaan op haar onwillekeurige spierbeweging in plaats van op haar vrijwel uitdrukkingsloze gezicht. Maar ze zei: ‘Verveling kan gevaarlijk zijn als het een schip jaren kost om van de ene wereld naar de andere te komen. Je moet mensen op heel veel, en op heel veel verschillende manieren kunnen bezighouden. Om scheeps hoer te kunnen zijn moet je veel weten van medicijnen voor hoofd en voor lichaam, en het vermogen hebben om van veel mannen te houden, en een goed ontwikkeld conversatietalent. We moeten iets afweten van het schip, zodat we geen ongelukken veroorzaken. We moeten gezond zijn. Ons gilde eist dat we leren om een muziekinstrument te bespelen.’

Louis’ mond viel open. Prill lachte muzikaal, en raakte hem hier aan, en daar …

Het intercomsysteem werkte prachtig, ondanks het feit dat de oortelefoons waren berekend op een menselijk oor, en niet dat van een Kzin. Louis leerde snel te denken, snel te reageren als de man achter de oorlogsgod. En als hij fouten maakte dan kon hij altijd nog tegen zichzelf zeggen dat de Onwaarschijnlijk sneller was dan het nieuws op de Ringwereld. Elk contact met de inheemse bevolking was een eerste contact.

De maanden gleden voorbij.

Het land helde langzaam omhoog, werd langzaam kaal. Vuist-van-God was overdag zichtbaar, en werd met de dag groter. Louis’ denken was een routine geworden, en het duurde even voor hij goed door had wat er aan de hand was.

Het was midden op de dag toen hij naar Prill ging. ‘Er is iets dat je weten moet,’ zei hij. ‘Weet je iets af van inductiestroom?’ En hij legde uit wat hij bedoelde.

‘Heel lichte impulsen kunnen aan de hersenen worden toegediend, en zo rechtstreeks genot of pijn veroorzaken.’ Ook dat legde hij uit.

En ten slotte: ‘Zo werkt een tasp nu.’

Dat had ongeveer twintig minuten geduurd. Prill zei: ‘Ik wist dat hij een machine had. Waarom leg je me nu uit hoe hij werkt?’

‘We gaan weg uit de beschaving. We komen niet veel dorpen, of zelfs plaatsen waar we aan voedsel kunnen komen, meer tegen voor we bij ons ruimteschip zijn. Ik wilde je eerst vertellen over de tasp voor je een besluit nam.’

‘Waarover een besluit nam?’

‘Zullen we je bij het volgende dorp afzetten? Of wil je met ons mee naar de Leugenaar, en daar de Onwaarschijnlijk terug hebben? We kunnen je daar ook voedsel geven.’

‘Er is plaats voor me aan boord van de Leugenaar,’ zei ze ferm.

‘Tuurlijk, maar …’

‘Ik ben ziek van wilden. Ik wil naar de beschaving toe.’

‘Misschien heb je er wel moeite mee om je aan ons en onze gewoonten aan te passen. Iedereen heeft haar zoals ik, bijvoorbeeld.’ Louis’ haar was lang en dik geworden. De vlecht had hij afgeknipt. ‘Je zult een pruik moeten hebben.’

Prill maakte een grimas. ‘Ik kan me aanpassen.’ Opeens lachte ze. ‘Wou jij alleen naar huis gaan, zonder mij? Het grote oranje wezen kan een vrouw niet vervangen.’

‘Dat is het enige argument dat steeds weer werkt.’

‘Ik kan jouw wereld helpen, Louis. Jullie weten maar weinig van seks af.’

Louis was zo verstandig om daar niet op in te gaan.

Vuist-van-God

Het land werd droog en de lucht werd dun. Vuist-van-God scheen voor hen uit te vluchten. De knobbelige rode vruchten waren op, en de voorraad vlees werd ook minder. Dit was de doodse helling die uitliep in Vuist- van-God zelf, een woestijn die, had Louis Wu eens geschat, groter was dan de hele Aarde.

De wind floot om de hoeken van de Onwaarschijnlijk. Ze waren nu bijna pal draaiwaarts van de grote berg. De Boog gloeide blauw, en was scherp begrensd, de sterren waren harde, felle punten.

Spreker keek omhoog door het grote raam. ‘Louis, kun je van hier de kern van ons melkwegstelsel aanwijzen?’

‘Waarom?’ zei Louis. ‘We weten toch waar we zijn?’

‘Doe het toch maar.’

Louis had een paar sterren voorzichtig benoemd, had hier en daar naar de naam geraden van een paar verwrongen sterrenformaties, in al die maanden die hij onder deze hemel had doorgebracht. ‘Daar, denk ik. Achter de Boog.’

‘Precies. Het hart ligt recht in het vlak van de Ringwereld.’

‘Dat zei ik toch al.’

‘Denk er eens aan dat de materie waarvan de Ringvloer is gemaakt neutrino’s tegenhoudt, Louis. Het is heel waarschijnlijk dat ook andere subatomische deeltjes worden tegengehouden.’ De Kzin scheen iets duidelijk te willen maken. Dat klopt. De Ringwereld is immuun voor de explosie van de Kern! Wanneer ben je daar opgekomen?’

‘Nu net. Waar de Kern was, had ik al een poosje geleden uitgerekend.’

‘Je krijgt wel wat. Zware straling rond de randmuren.’

‘Maar het geluk van Teela Brown zou ervoor zorgen dat ze ver van de randmuren is als het golffront bij de Ring komt.’

‘Twintigduizend jaar!’ Louis was ontzet. ‘Finagle’s helle lach! Hoe kan iemand nou in dat soort termen denken?’

‘Ziekte en dood zijn altijd “ongeluk”, Louis. We moeten er van uitgaan dat Teela Brown het eeuwige leven heeft.’

‘Maar … jah. Zij denkt niet in dat soort termen. Dat doet haar geluk, dat als een poppenkastman boven ons

Вы читаете Ringwereld
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×