zijn voeten.

Toen hij weer in de Onwaarschijnlijk was, maakte hij met zijn flitslichtlaser het druppelvormige uiteinde van het schaduwvlak-draad los. Er bleven wat resten gesmolten plastic aan zitten.

Hij probeerde het ding niet gewoon naar de Leugenaar te brengen. Het zwarte draad was veel te gevaarlijk, en de Ringvloer was veel te glad. Louis kroop op handen en voeten naar de Leugenaar, en hij sleepte de druppel achter zich aan.

Spreker stond zwijgend in de luchtsluis te kijken.

Louis klom de sluis in via Prills ladder, schoof langs de Kzin heen en ging naar het achterstuk van het schip. Spreker bleef kijken.

Het verst naar achteren gelegen punt in het schip was een buis ter dikte van een menselijke dij. Door die buis was de Leugenaar verbonden geweest met zijn vleugel, toen die vleugel er nog aan zat. Nu de kabels niet meer nodig waren, was de opening afgesloten met een metalen schuif. Louis liet de schuif wegglijden en gooide het uiteinde van het draad erdoor, naar buiten.

Toen liep hij terug naar voren. Af en toe controleerde hij even waar het draad zich bevond door er een plak mee af te snijden van een Jinxworst die hij uit de keuken van de Leugenaar had gehaald. Vervolgens bracht hij op die plek felgele verf aan. Toen hij klaar was, was de loop van het bijna onzichtbare draad na te gaan aan de hand van een lange rij gele vlekken.

Als het draad strak kwam te staan zou het natuurlijk door een paar wanden binnenin het schip snijden. De gele verf stelde Louis in staat om na te gaan hoe en waar precies het draad zich zou spannen, en om ervoor te zorgen dat er niets van het woongedeelte zou worden beschadigd. Maar de verf diende nog ergens anders voor. Hij moest ervoor zorgen dat ze uit de buurt bleven van de draad, omdat ze anders wel eens een paar vingers, of meer, zouden kunnen kwijtraken.

Louis ging de luchtsluis uit, wachtte tot Spreker ook buiten was, en deed toen de buitendeur van de sluis dicht.

‘Zijn we hier om teruggegaan?’ vroeg Spreker.

‘Ik zal het je zo vertellen,’ zei Louis. Hij liep om de romp heen naar het achterstuk, raapte het druppelvormige handvat op en trok er voorzichtig aan. De draad spande zich, maar gaf niet mee.

Hij zette zich schrap. Hij trok met al zijn kracht. De draad bleef strakgespannen. De deur van de luchtsluis hield hem klemvast. ‘Er is geen manier om het aan een wat rigoureuzere proef te onderwerpen. Ik wist niet zeker of de deur van de sluis wel goed genoeg zou sluiten. Ik wist ook niet zeker of het draad niet dwars door een romp van Algemene Produkten heen zou gaan. Maar ja, daarom zijn we hierheen teruggegaan.’

‘Wat doen we nu?’

‘We openen de deur van de sluis, en laten de draad gewoon door de Leugenaar glijden terwijl we het uiteinde weer op zijn oude plek in de Onwaarschijnlijk bevestigen.’ En dat deden ze.

De draad die de schaduwvlakken met elkaar had verbonden, liep onzichtbaar weg naar stuurboord. Ze hadden het duizenden kilometers achter zich aan gesleept, omdat ze het op geen enkele wijze aan boord van de Onwaarschijnlijk konden halen. Misschien liep het draad wel helemaal terug naar de wirwar van draad in de Stad onder Hemel, een wirwar die eruitzag als rook, en die misschien wel uit miljoenen kilometers draad had bestaan.

Nu liep de draad de dubbele luchtsluis van de Leugenaar in, liep door de romp van het ruimteschip heen, de kabelbuis uit, en terug naar een klont elektroplastic aan de onderkant van het vliegende gebouw.

‘Tot dusver loopt alles op rolletjes,’ zei Louis. ‘Nu heb ik Prill nodig. Nee, driggit! Vergeten. Prill heeft geen drukpak.’

‘Een drukpak?’

‘We gaan met de Onwaarschijnlijk de helling van Vuist-van-God op. Het gebouw is niet luchtdicht. We zullen onze drukpakken aan moeten trekken, en Prill heeft er geen. We zullen haar hier moeten laten.’

‘De helling van Vuist-van-God op,’ herhaalde Spreker. ‘Louis. een cyclette levert niet genoeg vermogen om de Leugenaar die helling op te slepen. Ben je nu van plan om ook nog eens de massa van een zwevend gebouw mee te trekken?’

‘Nee, nee, nee. Ik wil de Leugenaar helemaal niet trekken. Ik wil alleen het draad achter ons aan slepen. Het zou gewoon door de Leugenaar heen moeten glijden tot ik tegen Prill zeg dat ze de deur van de luchtsluis dicht moet doen.’

Spreker dacht na. ‘Dat zou mogelijk moeten zijn, Louis. Als de cyclette van de poppenspeler niet genoeg vermogen blijkt te hebben, kunnen we stukken van het gebouw afhalen om het lichter te maken. Maar waarom? Wat verwacht je daar boven te vinden?’

‘Ik zou het je in een woord kunnen vertellen, en dan zou je me vierkant uitlachen. Spreker, als ik het bij het verkeerde eind heb, zul je nooit weten waarom.’

En hij dacht: Ik moet Prill vertellen wat ze doen moet. En de buis dichtstoppen met plastic. De draad zal er wel doorheen glijden, maar het zou de Leugenaar vrijwel luchtdicht moeten maken. De Onwaarschijnlijk was geen ruimteschip. Het gebouw werd in de lucht gehouden door middel van elektromagnetische energie, die zich afzette tegen de Ringvloer zelf. En de Ringvloer gleed omhoog tegen de helling van Vuist-van-God op, want Vuist-van-God was hol. En dus vertoonde de Onwaarschijnlijk de neiging om scheef te gaan hangen, om terug te glijden tegen de stuwkracht van de cyclette in.

Spreker had de oplossing voor dat probleem al gevonden.

Ze hadden hun drukpakken al aan voor de reis goed en wel was begonnen. Louis zoog pap naar binnen door een buisje en dacht vol verlangen aan met een flitslichtlaser geroosterd vlees. Spreker zoog gereconstitueerd bloed, en dacht zijn eigen gedachten.

Ze hadden de keuken niet meer nodig, dat was wel zeker. Ze haalden een bepaald gedeelte van het gebouw eraf waardoor het gebouw wat minder scheef ging hangen. Ze haalden de airconditioning eruit, en de politieapparatuur. En de generatoren die hun cyclettes hadden vernield, maar pas wanneer heel duidelijk was dat ze niets te maken hadden met de hefmotoren. Muren verdwenen. Een paar waren er wel nodig om voor wat schaduw te zorgen, want de warmte werd een probleem in het directe zonlicht. Elke dag kwamen ze dichter bij de krater die de top vormde van Vuist-van-God, een krater die de meeste asteroiden zou hebben kunnen opslokken. De rand van de krater zag er heel anders uit dan de andere inslagkraters die Louis Wu had gezien. Pieken als speerpunten van obsidiaan vormden een onregelmatige, messcherpe ring. Speerpunten zo groot als bergen. Er was een opening tussen twee van die bergen … daar konden ze naar binnen …

‘Ik neem aan,’ zei Spreker, ‘dat je de krater zelf in wilt.’

‘Inderdaad.’

‘Dan is het goed dat je de pas hebt gezien. De helling erboven is te steil voor onze motor. We zijn binnen heel korte tijd bij de pas.

Spreker stuurde de Onwaarschijnlijk door wijzigingen aan te brengen in de stuwrichting van de cyclette. Dat was onvermijdelijk omdat ze het stabiliseermechanisme hadden gedumpt in een laatste poging om het gebouw minder zwaar te maken. Louis was gewend geraakt aan het bizarre uiterlijk van de Kzin: de vijf transparante concentrische ballonnen van zijn drukpak, de vissekomhelm met de vele tongtoetsen, waarachter het gezicht van de Kzin half schuilging, het enorme uitrustingspak op zijn rug.

‘Hallo, Prill,’ zei Louis in de intercom. ‘Ik roep Halrloprillalar op. Ben je daar, Prill?’

‘Ja, hier ben ik.’

‘Blijf waar je bent. We zijn er over twintig minuten door.’

‘Goed zo. Het heeft lang genoeg geduurd.’

De Boog scheen boven hen te schitteren van het licht. Nu ze vijftienhonderd kilometer, en meer, boven de Ringwereld hingen, konden ze zien hoe de Boog versmolt met de randmuren en het vlakke landschap. Net als de eerste man in de ruimte, duizend jaar geleden, die had neergezien op een Aarde die, bij Jahweh en zijn machtige hamer, echt rond bleek te zijn.

‘We konden het niet weten,’ zei Louis Wu. Hij zei het niet hard, maar Spreker keek op van zijn werk.

Louis merkte de merkwaardige uitdrukking op het gezicht van de Kzin niet op. ‘We hadden terug kunnen gaan nadat we het schaduwvlakdraad hadden gevonden. Drigg, we hadden de Leugenaar gewoon tegen Vuist- van-God op kunnen trekken. Achter onze cyclettes aan. Maar dan had Teela Zoeker niet ontmoet.’

‘Weer het geluk van Teela Brown?’

‘Tuurlijk.’ Abrupt schrok Louis op. ‘Heb ik weer in mezelf zitten praten?’

Вы читаете Ringwereld
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату