versuft om nog iets te kunnen beginnen.
6
Toktai brak het kamp voor zonsopgang op. De eerste zonnestralen schenen op een groep mannen die in een slingerende lijn voorttrokken door een brede vallei waarin verspreid kreupelhout groeide. Het land werd vlakker en onvruchtbaarder, de bergen aan hun rechterhand lagen verder weg, de enkele sneeuwtoppen die nog zichtbaar waren, staken nauwelijks af tegen de lichte hemel.
De taaie Mongoolse paarden draafden verder. Men hoorde het hoefgetrappel en het gekraak en gerinkel van het tuig. Achterom ziend zag Everard een lange rij, die zich als een compacte massa voortbewoog. Lansen rezen en daalden, daaronder fladderden wimpels, pluimen en mantels, en daaronder de helmen, terwijl ze nu en dan een bruin spleetogig gezicht en een grotesk beschilderd kuras zichtbaar werd. Niemand sprak een woord, en uit de gesloten gelaatsuitdrukkingen viel niets op te maken.
Hij had een dof gevoel in zijn hoofd. Zij hadden zijn handen vrijgelaten, maar zijn enkels aan de stijgbeugels vastgesnoerd. Het touw schrijnde zijn huid. Zij hadden hem tevens tot op de huid ontkleed — een verstandige voorzorgsmaatregel, want wie wist wat voor instrumenten er in zijn kleding verborgen waren? — en de Mongoolse kleding die ze hem in ruil gegeven hadden, was belachelijk klein. Hij had de overjas pas kunnen aantrekken nadat ze de naden hadden losgesneden.
De projector en de tijdmachine waren op de heuvel achtergebleven. Toktai wilde met deze dingen, die allerlei krachten in zich verborgen geen enkel risico nemen. Hij had zelfs een paar van zijn angstige krijgers moeten overschreeuwen, voordat ze erin toestemden de vreemde paarden met zadel en slaapzak, te midden van de pakdieren en zonder ruiter, mee te nemen.
Snel stampten de hoeven. Een van de boogschutters naast Everard gromde en stuurde zijn pony iets opzij. Li Tai-Tsung kwam naast hem rijden. Everard keek hem somber aan. ‘En?’ zei hij. ‘Ik ben bang dat uw vriend niet meer zal ontwaken,’ antwoordde de Chinees. ‘Ik heb het hem wat gemakkelijker gemaakt.’
Everard peinsde: ‘Maar wat wil je, als hij vastgebonden ligt op een draagbaar tussen twee ponnies, bewusteloos… Ja, een hersenschudding als gevolg van die meppen die ze hem vannacht gaven. In een ziekenhuis van de Patrouille zouden ze hem gauw weer op de been kunnen hebben. Maar het dichtstbijzijnde bureau van de Patrouille is in Cambaluc, en ik kan me niet voorstellen dat Toktai me naar de Tijdmachine zou laten gaan om de radio te gebruiken. John Sandoval gaat hier sterven, zeshonderdvijftig jaar voor hij geboren werd.’
Everard keek in de kalme bruine ogen, die hem belangstellend en niet zonder sympathie aanstaarden, maar waarachter toch een wereld schuil ging, die hem vreemd was. Hij wist dat het geen nut had; argumenten die in de beschaving waaruit hij voortkwam, heel logisch klonken, waren vandaag zonder enige zin, maar hij moest toch iets proberen. ‘Kun je dan tenminste Toktai niet aan zijn verstand brengen welk een onheil hij hierdoor over zichzelf en al zijn mensen afroept?’
Li streek zich over de gevorkte baard. ‘Het blijkt, geeerde heer, dat uw volk over kennis beschikt die wij niet bezitten,’ zei hij. ‘Maar wat dan nog? De barbaren…’ Hij wierp een snelle blik op Everards Mongoolse bewakers, maar kennelijk verstonden zij het Sung Chinees, waarvan hij zich bediende, niet… ‘onderwierpen heel wat rijken die in alles hun meerdere waren, behalve in gevechtskracht. Wij weten nu al dat u de waarheid, eh, enigszins geweld aandeed, toen u sprak van een vijandig rijk, hier in de buurt. Waarom zou uw koning trachten ons met leugens te verjagen, wanneer hij geen reden had ons te vrezen?’
Everard koos zijn woorden zorgvuldig: ‘Onze roemrijke keizer heeft een afkeer van bloedvergieten, maar als u hem er toe dwingt, u te vernietigen…’
‘Alstublieft,’ Li keek pijnlijk getroffen. Met een slanke hand maakte hij een wuivende beweging, alsof hij een insect verjoeg. ‘Zeg tegen Toktai, wat u wil, ik zal me er niet mee bemoeien. Het zou me niets spijten, wanneer we naar huis terugkeerden. Ik ging mee, op bevel van de keizer. Maar laten wij beiden, als we een vertrouwelijk gesprek voeren, geen dingen zeggen die beledigend zijn voor onze intelligentie. Begrijpt u niet, verheven heer, dat er niets is waarmee u deze mannen vrees kunt inboezemen? Om doodsgevaar lachen ze. Zelfs de langdurigste marteling zal hen ten slotte doden, de afstotendste verminking kan, door een man die bereid is zijn tong door te bijten en te sterven, ongedaan gemaakt worden. Er staat Toktai eeuwige schande te wachten wanneer hij in deze situatie terugkeert. En hij maakt een goede kans op eeuwige roem en onvoorstelbare rijkdom, wanneer hij verdergaat.’
Everard zuchtte. Zijn eigen vernederende gevangenneming was inderdaad een keerpunt geweest. De Mongolen hadden tijdens het onweer op het punt gestaan, op de vlucht te slaan. Velen hadden in het stof gekropen en gejammerd en zouden van nu af aan nog aggressiever zijn, om de herinnering daaraan uit te wissen. Toktai had zijn aanval op de bron van dit alles, deels met een gevoel van afgrijzen, deels om het noodlot te tarten, ondernomen, en slechts enkele paarden en mannen waren in staat geweest hem te volgen. Li was er zelf gedeeltelijk verantwoordelijk voor. Geleerde en scepticus die hij was, bekend met goocheltrucjes en pyrotechnische kunstjes, had hij er het zijne toe bijgedragen om Toktai de moed te geven aan te vallen, voor een van deze bliksemstralen zou inslaan.
‘De waarheid is,’ dacht Everard, ‘dat we deze mensen verkeerd beoordeeld hebben. We hadden een specialist mee moeten nemen, die een intuitief gevoel zou hebben voor de fijnere nuances van hun beschaving.
Maar nee, wij dachten dat een hoofd vol met feitenkennis wel voldoende zou zijn. En wat nu? Eventueel zou er wel een hulpexpeditie van de Patrouille opduiken, maar over een dag of twee is John dood…’ Everard keek naar het als uit steen gehouwen gezicht van de krijger links van hem. ‘Hoogstwaarschijnlijk ik eveneens. Zij weifelen nog. Ze zouden me liever nu de nek omdraaien, dan nooit.’ En zelfs als hij lang genoeg zou leven wat niet te verwachten was — om door een andere Patrouille-groep uit deze rommel weggehaald te worden, zou het niet plezierig zijn, zijn kameraden weer te ontmoeten. Een agent in bijzondere dienst, die alle bijzondere voorrechten van zijn hoge rang genoot, werd geacht in staat te zijn, zijn moeilijkheden zonder extra hulp op te lossen, zonder waardevolle mannen de dood in te jagen.
‘Ik geef u dus de ernstige raad, niet meer te trachten ons te bedriegen.’
‘Wat?’ Everard keerde zich weer naar Li. ‘U begrijpt wel, nietwaar,’ zei de Chinees, ‘dat onze inheemse gidsen gevlucht zijn en dat u nu hun plaats inneemt. Maar we verwachten binnenkort andere stammen te zullen ontmoeten, waarmee we in contact zullen trachten te komen…’
Everard knikte met een bonzend hoofd. Het zonlicht stak hem in de ogen. Hij was niet in het minst verbaasd over de snelheid waarmee de Mongolen door talrijke gebieden met verschillende talen waren getrokken. Als je je niet druk maakt over de grammatica, is een paar uur voldoende om het kleine aantal basiswoorden en de gebaren te leren. Daarna kun je er dagen en weken aan besteden om de taal goed te leren van het escorte dat je in dienst hebt genomen. ‘… en op ieder nieuw traject kunnen we andere gidsen krijgen, zoals dat voorheen ook gebeurde,’ vervolgde Li. ‘Iedere verkeerde aanwijzing die u geeft, zal spoedig blijken. Toktai zal dat op bijzonder onbeschaafde wijze wreken. Daartegenover zullen we trouwe diensten belonen. U zou na de verovering op de duur een hoge positie aan het plaatselijk hof kunnen verwerven.’
Everard bleef onbeweeglijk zitten. Dit terloopse gepoch had hem volkomen overdonderd.
Hij had gedacht dat de Patrouille een andere groep zou zenden. Het was duidelijk dat iets zou moeten verhinderen dat Toktai naar huis terugkeerde. Maar was dat wel zo vanzelfsprekend? Waarom had men bevel gegeven om in te grijpen, wanneer er niet — op de een of andere paradoxale wijze, die hij met zijn twintigste- eeuwse logica niet kon bevatten — een onzekerheid, een rimpeling was in de tijdruimte, en wel juist op dit punt?
Verduiveld! Misschien zou de Mongoolse expeditie slagen. Misschien was die toekomst met een Amerikaans Khanaat, waarvan Sandoval nauwelijks had durven dromen… de werkelijke toekomst.
In de tijdruimte bevinden zich grillig gevormde momenten en discontinuiteiten. De lijnen der geschiedenis kunnen op zichzelf terugbuigen en zichzelf afsnijden, zodat er zich dingen en gebeurtenissen voordoen zonder enige oorzaak; onverklaarbare verschijnselen die weer spoedig verloren gaan en vergeten worden. Zoals bijvoorbeeld Manse Everard die in het verleden samen met een dode John Sandoval aan zijn lot werd overgelaten, nadat hij uit een toekomst was gekomen die nooit had bestaan, als agent van een tijdpatrouille die er nooit was geweest.