nieuwe regentschap een voortreffelijke indruk van, eh, dappere nederigheid verlenen. Zou moeten bijdragen aan het verminderen van de paranoia over een staatsgreep.’
En daar waren ze, bij het paleis. Bij de keizerlijke residentie verzonk Huize Vorkosigan in het niet. In alle richtingen rezen vleugels van twee tot vier verdiepingen op, hier en daar bekroond met een toren. Toevoegingen uit verschillende tijdperken vormden een wirwar van uitgestrekte zowel als intieme binnenhoven, waarvan sommige goed geproportioneerd waren en andere eerder toevallig leken te zijn ontstaan. De oostelijke gevel was het meest uniform in stijl, overdekt met stenen sculpturen. De noordkant was meer onderbroken en ging over in een geometrisch aangelegde tuin. De westkant was het oudst en de zuidelijke vleugel was de meest recente aanbouw. De grondmobiel kwam tot stilstand voor een portaal van twee verdiepingen aan de zuidkant, en Illyan nam hen mee langs meer bewakers een brede stenen trap op naar een grote suite op de eerste verdieping. Ze beklommen de treden langzaam, zich aanpassend aan de onhandige tred van Kodelka. Kodelka keek met een verlegen verontschuldigende frons naar hen op en boog toen geconcentreerd zijn hoofd weer… of beschaamd?
In de ruime gang op de eerste verdieping, bekleed met zachte tapijten en gedecoreerd met schilderijen en wandtafels die vol stonden met snuisterijen — kunstvoorwerpen, veronderstelde Cordelia — troffen ze kapitein Negri aan, die zacht stond te praten met een vrouw die haar armen over elkaar had geslagen. Cordelia had het beroemde — of beruchte — hoofd van de Barrayaraanse Keizerlijke Veiligheidsdienst de vorige dag voor het eerst ontmoet, na Vorkosigans historische sollicitatiegesprek met de bijna-wijlen Ezar Vorbarra in de noordelijke vleugel. Negri was een man met een hard gezicht, een hard lijf en een hoofd als een geweerkogel, die zijn keizer bijna veertig jaar lang met hart en ziel had gediend, een sinistere legende met een blik waaruit niets viel op te maken.
Nu had hij zich over haar hand gebogen en haar ‘vrouwe’ genoemd alsof hij het meende, of in elk geval niet met meer ironie dan hij in zijn andere opmerkingen legde. De alerte blonde vrouw, of was het een meisje?, was in burger, in een gewone jurk. Ze was lang en gespierd, en ze keek nog geinteresseerder naar Cordelia dan Cordelia naar haar.
Vorkosigan en Negri wisselden een korte begroeting uit in de telegramstijl van twee mannen die al zo lang met elkaar in contact staan dat alle beleefdheden zijn samengeperst in een barstensvolle code. ‘En dit is juffrouw Droesjnakovi.’ Negri stelde de vrouw niet zozeer voor als wel dat hij haar ten behoeve van Cordelia met een wuivend handgebaar benoemde.
‘En wat is een Droesjnakovi?’ vroeg Cordelia luchtig en enigszins wanhopig. Iedereen leek hier altijd overal van op de hoogte te zijn behalve zij, hoewel Negri ook had verzuimd om luitenant Kodelka voor te stellen; Kodelka en Droesjnakovi wierpen verholen blikken op elkaar. ‘Ik ben dienares van de Binnenste Kamer, vrouwe.’ Droesjnakovi maakte een klein buiginkje voor haar, een halve reverence. ‘En wat bedient u? Behalve de kamer.’
‘Prinses Kareen, mevrouw. Maar dat is alleen mijn officiele titel. Op de personeelsbegroting van kapitein Negri sta ik vermeld als lijfwacht eerste klasse.’ Het was moeilijk te zeggen welke titel haar meer trots en plezier bezorgde, maar Cordelia vermoedde dat het de laatste was. ‘Je bent vast goed, als hij je die rang heeft toegekend.’ Dit werd beloond met een glimlach en een:’ Dank u, mevrouw. Ik doe mijn best.’
Iedereen liep achter Negri aan door een deur een lange, zonnig gele kamer binnen met veel ramen op het zuiden. Cordelia vroeg zich af of de mengelmoes aan meubilair bestond uit kostbare antiquiteiten of sjofele tweedehandsjes. Ze wist het niet. Aan de andere kant van de kamer, op een gele zijden canape, zat een vrouw op hen te wachten die ernstig toekeek hoe de hele groep op haar af dromde. Prinses-douairiere Kareen was een magere, gespannen ogende vrouw van dertig met kunstig opgestoken, prachtig donker haar, hoewel haar grijze lange jurk eenvoudig van snit was. Eenvoudig maar volmaakt. Een donkerharig jongetje van een jaar of vier lag op zijn buik op de grond te mompelen tegen zijn speelgoedstegosaurus ter grootte van een kat, die terug mompelde. Ze liet hem opstaan, zijn speelgoedrobot afzetten en naast haar komen zitten, maar hij bleef het leerachtige, opgevulde beest omklemmen op zijn schoot. Cordelia was blij om te zien dat het prinsje naar zijn leeftijd gekleed was in een gemakkelijk speelpakje.
In formele bewoordingen stelde Negri Cordelia voor aan de prinses en prins Gregor. Cordelia wist niet zeker of ze moest buigen, een reverence maken of haar gewoon moest groeten, dus maakte ze uiteindelijk net zo’n soort buiginkje met haar hoofd als Droesjnakovi had gedaan. Gregor staarde haar ernstig en zeer bedenkelijk aan, en ze probeerde naar hem te glimlachen op een manier waarvan ze hoopte dat die geruststellend was.
Vorkosigan liet zich op een knie voor de jongen zakken — alleen Cordelia zag Aral slikken — en zei: ‘Weet u wie ik ben, prins Gregor?’ Gregor kroop een beetje tegen zijn moeder aan en keek naar haar op.
Ze knikte bemoedigend. ‘Heer Aral Vorkosigan,’ zei Gregor met een klein stemmetje.
Vorkosigan verzachtte zijn toon, ontspande zijn handen en probeerde bewust zijn gebruikelijke heftigheid te temperen. ‘Uw grootvader heeft me gevraagd uw regent te zijn. Heeft iemand u uitgelegd wat dat betekent?’
Gregor schudde zwijgend zijn hoofd; Vorkosigan trok een wenkbrauw op naar Negri, een lichte terechtwijzing. Negri’s gelaatsuitdrukking veranderde niet.
‘Dat betekent dat ik het werk van uw grootvader zal doen totdat u oud genoeg bent om het zelf te doen, als u twintig wordt. De komende zestien jaar zal ik in plaats van uw grootvader voor u en uw moeder zorgen, en erop toezien dat u de opleiding en scholing krijgt om uw taak goed te vervullen, zoals uw grootvader heeft gedaan. Om goed te regeren.’
Zou het kind eigenlijk al weten wat regeren was? Vorkosigan had zorgvuldig vermeden te zeggen ‘in plaats van uw vader’, dacht Cordelia ironisch. Had vermeden om ook maar de minste verwijzing naar kroonprins Serg te maken. Serg was zo te merken aardig op weg om net zo volledig geschrapt te worden uit de Barrayaraanse geschiedenis als hij was verdampt in de veldslag in de ruimte. ‘Voorlopig,’ vervolgde Vorkosigan, ‘is het uw taak om goed uw best te doen bij uw lessen en uw moeder te gehoorzamen. Kunt u dat doen?’ Gregor slikte en knikte.
‘Ik denk dat u het heel goed zult doen.’ Vorkosigan knikte hem ferm toe, net als hij bij zijn stafofficieren deed, en stond op.
‘Het ontmantelen, zul je bedoelen,’ bromde Vorkosigan. ‘Wat dan ook. En zoals altijd de nieuwste sabotage van Komarr…’
‘Ik begrijp het. Laten we gaan. Cordelia, eh…’
‘Misschien wil vrouwe Vorkosigan nog even blijven,’ prevelde prinses Kareen bij deze kleine hint, met slechts een zweem van ironie. Vorkosigan wierp haar een dankbare blik toe. ‘Dank u, hoogheid.’ Ze streek afwezig met een vinger over haar smalle lippen terwijl alle mannen naar buiten dromden en ontspande zich enigszins toen ze de kamer hadden verlaten. ‘Mooi zo. Ik hoopte al dat ik u nog even voor mezelf zou hebben.’ Haar gelaatsuitdrukking verlevendigde toen ze Cordelia aankeek. Op een zwijgend tikje liet de jongen zich van de bank glijden en wijdde zich weer aan zijn spel, af en toe een blik achterom werpend.
Droesjnakovi keek met een frons de kamer door. ‘Wat was er aan de hand met die luitenant?’ vroeg ze Cordelia.
‘Luitenant Kodelka is geraakt door een schot van een zenuwvernietiger,’ zei Cordelia stug; ze was er niet zeker van of onder de vreemde toon van het meisje afkeuring verborgen ging. ‘Een jaar geleden, toen hij onder Aral diende aan boord van de
‘Vrouwe Vorkosigan — of misschien moet ik kapitein Naismith zeggen — was erbij,’ zei prinses Kareen. ‘Zij kan het weten.’ Cordelia vond het moeilijk haar gelaatsuitdrukking te interpreteren. Hoeveel van Negri’s beroemde