‘Laten we het vuur tegemoet treden en het doven!’ Ze verlieten de koninklijke vertrekken en daalden de trap af. Ver onder hen jammerde prins Videgha in zijn slaap, een gevangene in zijn eigen kerker.

Zij kwamen door de deur achter de draperieen van de troon. Toen zij die wegschoven, zagen ze dat de grote hal leeg was op degenen na die in het donkere woud lagen te slapen en de man die midden op de vloer stond met een witte arm over een naakte arm geslagen en een zilveren staf in de vingers van zijn gehandschoende hand. ‘Zie je hoe hij daar staat?’ zei Siddhartha. ‘Hij vertrouwt op zijn kracht, en terecht. Hij is Agni van de Lokapala’s. Hij kan tot de verste horizon zien alsof die aan zijn voeten ligt. En hij kan even ver reiken. Men zegt dat hij op een nacht met die staf zelfs de manen geraakt heeft. Hij hoeft het uiteinde ervan maar tegen een contact in zijn handschoen te houden of het Universele Vuur barst uit met een verblinden de schittering, wist alle materie uit en verstrooit de energie die hem in de weg staat. Het is nog niet te laat om te vluchten …’

‘Agni!’ hoorde hij zijn eigen mond roepen. ‘Je hebt gehoor verlangd van degene die hier regeert?’

De zwarte lenzen keerden zich in zijn richting. Agni’s lippen werden smalend opgetrokken in een glimlach die zich oploste in woorden:

‘Ik dacht wel dat ik jou hier zou vinden,’ zei hij. Zijn stem klonk nasaal en doordringend. ‘Al die heiligheid moest je wel te veel worden en je moest er tussenuit, he? Moet ik je Siddhartha noemen, of Tathagatha, of Mahasamatman — of gewoon Sam?’

‘Jij dwaas,’ antwoordde hij. ‘Degene die je kende als de Dwinger der Demonen — onder al die namen — is nu zelf bedwongen. Je hebt het voorrecht te spreken tot Taraka van de Rakasha’s, Heer van de Hellebron!’ Er klonk een klik en de lenzen werden rood. ‘Ja, ik zie dat je de waarheid spreekt,’ antwoordde de ander. ‘Ik zie hier een geval van demonisch bezit. Heel interessant. Ongetwijfeld ook wat geforceerd.’ Hij haalde zijn schouders op en voegde er toen aan toe: ‘Maar ik kan er even goed twee tegelijk vernietigen.’

‘Denk je dat?’ vroeg Taraka en hief beide armen op. Toen klonk er een gerommel en het zwarte woud verspreidde zich een ogenblik later over de grond en verzwolg degene die daar stond, met de zwarte takken om hem heen gebogen. Het gerommel hield aan en de grond bewoog zich onder hun voeten. Boven hen klonk een gekraak en het geluid van brekend gesteente. Stof en gruis dwarrelden omlaag. Toen kwam er een verblindende lichtflits en de bomen waren verdwenen, korte stompjes en zwarte plekken op de grond achterlatend.

Met een gekraak en een geweldige dreun kwam de zoldering naar beneden.

Toen zij weer door de deur achter de troon gingen, zagen zij hoe de gestalte die nog in het midden van de hal stond, zijn staf boven zijn hoofd hief en er een kleine cirkel mee beschreef.

Een schitterende kegel schoot omhoog en smolt alles weg wat hij raakte. Er lag nog steeds een glimlach om Agni’s lippen toen de grote brokken steen omlaag stortten; geen ervan viel in zijn buurt.

Het gerommel duurde voort en de vloer kraakte en de muren begonnen te bewegen.

Zij sloegen de deur dicht en Sam voelde een vlaag van duizeligheid toen het venster, dat een ogenblik tevoren nog aan het andere eind van de gang was geweest, langs hem heen flitste.

Zij vlogen omhoog naar buiten door de lucht en een prikkelend, borrelend gevoel vulde zijn lichaam, alsof hij een vloeibaar wezen was waar een elektrische stroom doorheen ging. Toen hij door de ogen van de demon die naar alle richtingen kon kijken achterom keek, zag hij Palamaidsu al zo ver onder zich, dat het een schilderij leek dat ingelijst aan een muur opgehangen was. Op de hoge heuvel in het midden van de stad stortte het paleis van Videgha in elkaar en grote schitterende stralenbundels spoten als omgekeerde bliksemstralen uit de ruine de hemelen in.

‘Dat is je antwoord, Taraka,’ zei hij. ‘Zullen we teruggaan om zijn kracht opnieuw op de proef te stellen?’

‘Ik moest het toch proberen,’ zei de demon.

‘Laat ik je nog een waarschuwing geven. Ik maakte geen grapje toen ik zei dat hij tot de verste horizon kan zien. Als hij uit die ruine komt en in deze richting kijkt, ontdekt hij ons. Ik geloof niet dat jij sneller bent dan het licht, dus kan je beter lager vliegen en het terrein als dekking gebruiken.’

‘Ik heb ons onzichtbaar gemaakt, Sam.’

‘De ogen van Agni kunnen dieper in de rode en verder in de violette ruimte doordringen dan die van een mens.’

Ze verloren snel hoogte en Sam kon nog net zien dat het enige overblijfsel van het paleis van Videgha een stofwolk op een grijze heuvel was.

Als een wervelwind spoedden zij zich ver naar het noorden, tot tenslotte de Ratnagaris onder hen lag. Toen zij de berg — genaamd Channa bereikten, zweefden zij omlaag langs de top en landden op de rand voor de geopende ingang van de Hellebron.

Ze gingen naar binnen en sloten de deur.

‘Ze komen achter ons aan,’ zei Sam, ‘en zelfs de Hellebron zal er niet tegen bestand zijn.’

‘Wat zijn ze zeker van hun kracht,’ zei Taraka. ‘Om er maar een te sturen!’

‘Vind je dat vertrouwen niet gerechtvaardigd?’

‘Nee,’ zei Taraka. ‘Maar hoe staat het met de Man in het Rood over wie je het had, die het leven met zijn ogen drinkt? Had je niet gedacht dat ze Heer Yama in plaats van Agni zouden sturen?’

‘Ja,’ zei Sam, terwijl ze verder liepen naar de bron, ‘ik was ervan overtuigd dat hij me zou achtervolgen en ik ben dat nog. Toen ik hem de laatste keer zag, heb ik hem wat in de moeilijkheden gebracht. Ik denk dat hij me overal zoekt. Wie weet, ligt hij misschien wel in een hinderlaag op de bodem van de Hellebron.’

Ze kwamen aan de rand van de bron en liepen het pad af. ‘Beneden is hij niet,’ verklaarde Taraka. ‘Als hier behalve de Rakasha’s iemand langs was gekomen, zou ik dat nu al weten van degenen die hier nog gebonden zijn.’

‘Hij komt, vast en zeker,’ zei Sam, ‘en als de Man in het Rood naar de Hellebron komt, houdt niets hem tegen.’

‘Maar velen zullen het proberen,’ zei Taraka. ‘Daar is de eerste.’

In een nis opzij van het pad kwam de eerste vlam in zicht. Toen zij passeerden, bevrijdde Sam hem. Hij zweefde de lucht in als een vlammende vogel en dook in een spiraal de bron in.

Stap voor stap daalden zij af en uit iedere nis kwam vuur te voorschijn en zweefde weg. Op Taraka’s aanwijzingen stegen er een paar op en verdwenen over de rand van de bron door de geweldige deur, waarop aan de buitenkant de woorden van de goden stonden gegrift.

Op de bodem van de bron aangekomen zei Taraka: ‘Laten we ook die bevrijden die in de spelonken zijn opgesloten.’ Ze vervolgden dus hun weg door de gangen en diepe grotten en bevrijdden de demonen, die daar opgesloten zaten. Na enige tijd — later kon hij niet meer vertellen hoelang het geduurd had — waren zij allemaal bevrijd. De Rakasha’s verzamelden zich toen in de grote grot, vormden grote vlammenbundels en al hun kreten vormden tezamen een voortdurende klank die aanzwol en aanhield en in zijn hoofd dreunde, tot hij stomverbaasd merkte dat ze zongen.

‘Ja,’ zei Taraka, ‘dat is voor het eerst sinds eeuwen.’ Sam luisterde naar de trillingen in zijn hoofd en begreep toen iets van de bedoeling achter het gefluit en geloei, waar door de gevoelens die erbij hoorden zich in woorden en zinnen omzetten, die hem meer vertrouwd waren:

Als gevallen Vuur verbannen Sinds de mens ons overwon vormen wij ’t verdoemde leger van de grote Hellebron. Eens nog voor de goden heersten was de wereld ons terrein, Als god- en mensheid zijn verdreven zal het weer als vroeger zijn. Bergen vallen, zeeen drogen, manen doven in hun val,
Вы читаете Heer van het licht
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату