was niet genoeg plaats voor allemaal. In het slot, bedoel ik. Sommigen hebben kamers gehuurd. Kamers in de stad. In herbergen en zo. Ze zijn hier voor de bruiloft. De bruiloft van de koning. Koning Joffry. Bent u straks sterk genoeg om die bij te wonen, heer?’
‘Zelfs een horde woeste wezels zal me niet tegenhouden.’ Een bruiloft had in elk geval een ding voor op een veldslag: daar liep je minder gevaar dat je neus afgehakt werd.
Achter de luiken in de Toren van de Hand scheen nog gedempt licht. De mannen bij de deur droegen de karmijnrode mantels en de leeuwenhelmen van zijn vaders huiswacht. Tyrion kende ze allebei, en ze lieten hem bij de eerste aanblik door… al konden ze die aanblik geen van tweeen lang verdragen, merkte Tyrion.
Binnen stuitten ze op ser Addam Marbrand die in het versierde zwarte borstharnas en de goudbrokaten mantel van de Stadswacht de wenteltrap afdaalde. ‘Heer,’ zei hij, ‘wat goed om te zien dat u op bent. Ik had gehoord…’
‘…dat er een klein graf je werd gegraven? Ik ook. Met het oog daarop leek het me beter om op te staan. Ik hoor dat u bevelhebber van de Stadswacht bent? Moet ik u feliciteren of condoleren?’
‘Allebei, vrees ik.’ Ser Addam glimlachte. ‘Dood en desertie hebben er nog vierenveertighonderd voor me overgelaten. Alleen de goden en Pinkje weten hoe we al die lui hun loon moeten uitbetalen, maar uw zuster verbiedt mij er ook maar een te ontslaan.’
‘Ja. Ik vrees dat hij niet in de allerbeste stemming was toen ik wegging. Heer Tywin vindt vierenveertighonderd wachters ruimschoots voldoende om een zoekgeraakte schildknaap op te sporen, maar uw neef Tyrek wordt nog steeds vermist.’
Tyrek was de zoon van wijlen zijn oom Tyget, een dertienjarige knaap. Hij was verdwenen tijdens de rellen, niet lang nadat hij met vrouwe Ermesande was getrouwd, een zuigeling van wie het toeval wilde dat ze tevens de laatst overgebleven erfgenaam van het huis Hooivoort was.
‘Die is wormenvoer,’ zei Bronn met zijn gebruikelijke tact. ‘IJzerhand heeft naar hem gezocht en de eunuch heeft met een mooie dikke beurs gerammeld. Zij hadden niet meer geluk dan wij. Geef het maar op, ser.’
Ser Addam keek de huurling vol afkeer aan. ‘Heer Tywin is heel vasthoudend als het om zijn bloedverwanten gaat. Hij moet de jongen hebben, levend of dood, en ik ben van plan hem die dienst te bewijzen.’ Hij keek weer naar Tyrion.
‘U kunt uw vader vinden in zijn bovenzaal.’
Dat was een weg met nog meer treden omhoog, maar ditmaal klom hij op eigen kracht, met een hand op Pods schouder. Bronn opende de deur voor hem. Heer Tywin Lannister zat voor het raam bij het licht van een olielamp te schrijven. Toen hij de klink hoorde keek hij op. ‘Tyrion.’ Bedaard legde hij zijn ganzenveer weg.
‘Het doet mij deugd dat u mij nog kent, heer.’ Tyrion liet Pod los en waggelde op hem af, zijn gewicht op zijn stok steunend.
‘Ser Bronn,’ zei Tywin. ‘Podderik. Misschien kunt u beter buiten wachten totdat wij klaar zijn.’
De blik die Bronn de Hand toewierp was weinig minder dan onbeschoft, maar toch boog hij en trok zich terug, op de voet gevolgd door Pod. De zware deur viel achter hen dicht, en Tyrion Lannister was alleen met zijn vader. Zelfs nu de raamluiken van de bovenzaal voor de nacht gesloten waren was de kilte in het vertrek tastbaar.
De heer van de Rots van Casterling was zo slank als een twintig jaar jongere man en op zijn grimmige manier zelfs knap. Stijve blonde bakkebaarden bekleedden zijn wangen en omlijstten een streng gezicht, een kaal hoofd en een harde mond. Om zijn hals droeg hij een keten van gouden handjes waarvan de vingers telkens de pols van de volgende grepen. ‘Dat is een mooie ketting,’ zei Tyrion.
Heer Tywin negeerde de steek onder water. ‘Je kunt beter gaan zitten. Is het wel verstandig dat je van je ziekbed bent opgestaan?’
‘Ik word ziek van mijn ziekbed.’ Tyrion wist hoezeer zijn vader zwakheid haatte. Hij nam de dichtstbijzijnde stoel. ‘Wat een fijne kamers hebt u. Wilt u wel geloven dat iemand mij naar een donkere kleine cel in Maegors Veste heeft verhuisd, terwijl ik dood lag te gaan?’
‘De Rode Burcht zit barstensvol bruiloftsgasten. Zodra die weg zijn zullen we een gepaster onderkomen voor je zoeken.’
‘
‘Joffryen Marjolij treden de eerste dag van het nieuwe jaar in het huwelijk. Toevallig is dat ook de eerste dag van de nieuwe eeuw. De ceremonie kondigt de dageraad van een nieuw tijdperk aan.’
‘Ben je alleen maar gekomen om over je slaapkamer te klagen en flauwe opmerkingen te maken? Ik heb nog belangrijke brieven af te maken.’
‘
‘Sommige veldslagen win je met zwaarden en speren, andere met ganzenveren en raven. Bespaar me je melige verwijten, Tyrion. Toen het erop leek dat je doodging ben ik zo vaak aan je ziekbed geweest als maester Ballabar het toeliet.’ Hij plaatste zijn handen schuin tegen elkaar onder zijn kin. ‘Waarom heb je Ballabar weggestuurd?’
Tyrion haalde zijn schouders op. ‘Maester Frenken is er minder op uit mij buiten bewustzijn te houden.’
‘Ballabar is in heer Roodweyns gevolg naar de stad gekomen. Een begaafd genezer, zegt men. Het was heel aardig van Cersei om hem te vragen of hij jou wilde verzorgen. Ze vreesde voor je leven.’
‘Niet zo brutaal. Cersei heeft een koninklijke bruiloft voor te bereiden, ik heb een oorlog te voeren en jij bent al minstens twee weken buiten levensgevaar.’ Heer Tywin bestudeerde het verminkte gezicht van zijn zoon. Zijn fletsgroene ogen knipperden niet. ‘Al geef ik toe dat die wond vrij gruwelijk is. Wat bezielde je?’
‘De vijand stond met een stormram voor de poort. Als Jaime die uitval had geleid zou u het moedig noemen.’
‘Jaime zou nooit zo dwaas zijn geweest om in de strijd zijn helm af te doen. Ik hoop dat je de man die je die houw heeft gegeven gedood hebt?’
‘Ja, die ellendeling is er wel geweest.’ Al was het Podderik Peyn geweest die ser Mandon had gedood door hem de rivier in te duwen, waar hij door het gewicht van zijn wapenrusting was verdronken. ‘Een dode vijand is een bron van vreugde,’ zei Tyrion blijmoedig, al was ser Mandon zijn ware vijand niet. De man had geen reden gehad om zijn dood te wensen.
‘Totdat heer Roodweyn zijn vloot hierheen heeft gehaald hebben we niet genoeg schepen om Drakensteen aan te vallen. Het doet er niet toe. Stannis Baratheons zon is op het Zwartewater ondergegaan. Wat Stark betreft, de jongen is nog in het westen, maar een grote strijdmacht van noorderlingen onder Helman Langhart en Robet Hanscoe daalt af richting SchemerdeI. Ik heb heer Tarling op hen afgestuurd, terwijl ser Gregor oprukt over de Koningsweg om hun de terugweg af te snijden. Langhart en Hanscoe zullen tussen die twee in de tang zitten, met een derde van Starks strijdkrachten.’
‘Schemerdel?’ In Schemerdel was niets dat een dergelijk risico waard was. Had de Jonge Wolf eindelijk een misstap begaan?
‘Niet iets waar jij je druk over hoeft te maken. Je ziet zo bleek als een doek en er sijpelt bloed door je verband heen. Zeg wat je op je hart hebt en ga dan naar bed terug.’
