toe, die zee van bleke gezichten. ‘Ik wilde dat ik genoeg vergif voor jullie allemaal had. Dankzij jullie heb ik er spijt van dat ik niet het monster ben dat jullie graag willen, maar het is niet anders. Ik ben onschuldig, maar hier zal ik geen gerechtigheid krijgen. Jullie laten mij geen andere keus dan een beroep te doen op de goden. Ik eis een gerechtelijke tweekamp.’
‘Ben je je verstand kwijt?’ zei zijn vader.
‘Integendeel, ik heb het zojuist gevonden.
Zijn zuster had niet verheugder kunnen zijn. ‘Dat recht heeft hij, heren,’ bracht ze de rechters onder ogen. ‘Laat de goden oordelen. Ser Gregor Clegane zal voor Joffry aantreden. Hij is eergisteren naar de stad teruggekeerd om zijn zwaard in mijn dienst te stellen.’
Het gezicht van heer Tywin was zo donker dat Tyrion zich een halve hartslag lang afvroeg of hij ook vergiftigde wijn had gedronken. Hij bonkte met zijn vuist op de tafel, te kwaad om iets te zeggen. Het was Hamer Tyrel die zich tot Tyrion wendde en de vraag stelde: ‘Heb je een kampioen om je onschuld te verdedigen?’
‘Die heeft hij, heer.’ Prins Oberyn van Dorne rees op. ‘De dwerg heeft mij geheel overtuigd.’
De beroering was oorverdovend. Wat Tyrion bijzonder veel genoegen deed, was de plotselinge twijfel die hij in Cerseis ogen ontwaarde. Honderd goudmantels moesten met het uiteinde van hun speer op de grond bonken om de troonzaal weer stil te krijgen. Intussen had heer Tywin zich hersteld. ‘Laat het pleit morgen beslecht worden,’ verklaarde hij op ijzeren toon. ‘Ik trek mijn handen ervan af.’ Hij wierp zijn zoon, de dwerg, een kille, boze blik toe en schreed de zaal uit via de koninklijke deur achter de IJzeren Troon, met zijn broer Kevan aan zijn zij. Later, terug in zijn torencel, schonk Tyrion zich een beker wijn in en stuurde Podderik Peyn om kaas, brood en olijven. Hij betwijfelde of hij op het ogenblik iets zwaarders binnen zou houden.
Het besef hoeveel moeilijkheden hij had veroorzaakt, was het bijna waard om voor te sterven.
Ser Kevan bezocht hem die avond niet. Hij zou wel bij heer Tywin zijn en een poging doen de Tyrels tot bedaren te brengen.
Die nacht sliep Tyrion Lannister tot zijn verbazing lang en diep. Hij stond bij het ochtendkrieken op, uitgerust en met een gezonde eetlust, en ontbeet met geroosterd brood, bloedworst, appelkoeken en een dubbele portie gekookte eieren met ui en hete Dornse peper. Toen vroeg hij zijn bewakers verlof, zijn kampioen te mogen bezoeken. Ser Addam gaf toestemming. Toen Tyrion prins Oberyn vond, was die onder het drinken van een beker wijn zijn wapenrusting aan het aantrekken. Hij werd geassisteerd door vier van zijn jongere Dornse jonkertjes. ‘Goedemorgen, heer,’ zei de prins. ‘Wilt u een beker wijn?’
‘Is het wel verstandig om voor de strijd te drinken?’
‘Ik drink altijd voor de strijd.’
‘Dat kan uw dood worden. Nog erger, het kan mijn dood worden.’
Prins Oberyn lachte. ‘De goden beschermen de onschuldigen. U bent toch onschuldig, mag ik aannemen?’
‘Alleen aan de moord op Joffry,’ bekende Tyrion. ‘Hopelijk beseft u wie u tegenover u krijgt. Gregor Clegane is…’
‘… groot? Dat heb ik gehoord, ja.’
‘Hij is bijna acht voet lang en moet bijna tweehonderd kilo wegen, allemaal spieren. Hij vecht met een tweehands-slagzwaard maar daar heeft hij maar een hand voor nodig. Het is voorgekomen dat hij mannen met een enkele houw doorkliefde. Zijn harnas is zo zwaar dat geen enkele kleinere man het gewicht kan torsen, laat staan zich erin bewegen.’
Prins Oberyn was niet onder de indruk. ‘Ik heb wel vaker forse kerels gedood. Het gaat erom dat je ze omver krijgt. Als ze eenmaal op de grond liggen, zijn ze dood.’ De Dorner klonk zo zorgeloos zelfverzekerd dat Tyrion bijna gerustgesteld was, tot Oberyn zich omdraaide en zei: ‘Daemon, mijn speer!’ Ser Daemon wierp hem het wapen toe, en de Rode Adder plukte het uit de lucht.
‘U wilt de Berg met een speer tegemoet treden?’ Dat deed Tyrions ongerustheid weer volledig terugkeren. In een veldslag vormden dichte rijen speren een geducht front. Een tweegevecht tegen een bekwaam zwaardvechter daarentegen was een heel andere zaak.
‘In Dorne zijn we dol op speren. Afgezien daarvan is er geen andere manier om zijn bereik te compenseren. Kijkt u maar eens, heer Kobold, maar zorg dat u er niet aan komt.’ De speer was van gedraaid essenhout, acht voet lang, de schacht glad, dik en zwaar. Het laatste stuk, twee voet lang, was van staal: een slanke, bladvormige speerpunt die uitliep in een gemene priem. De randen leken scherp als een scheermes. Toen Oberyn de schacht tussen zijn handpalmen ronddraaide, glansden ze zwart.
‘U zult geen reden tot klagen hebben. Ser Gregor misschien wel. Hoe dik zijn harnas ook is, bij de gewrichten zitten altijd openingen. Aan de binnenkant ran de ellebogen en knieen, onder de oksels… Ik vind wel een plek om hem te kietelen, dat beloof ik u.’
Hij zette de speer weg. ‘Een Lannister betaalt altijd zijn schulden, zeggen ze. Misschien wilt u mee naar Zonnespeer als de aderlating van vandaag achter de rug is? Het zou mijn broer Doran zeer veel genoegen doen de rechtmatige erfgenaam van de Rots van Casterling te ontmoeten… vooral als hij zijn lieftallige vrouw zou meebrengen, de vrouwe van Winterfel.’
‘Bereid u maar op een langdurig bezoek voor.’ Prins Oberyn nipte van zijn wijn. ‘U en Doran hebben nogal wat wederzijdse interesses te bespreken. Muziek, handel, geschiedenis, wijn, de dwergenpenning… het erfrecht en de opvolgingswetten. Koningin Myrcella zou in de komende tijden van beproeving veel aan de raad van een oom kunnen hebben.’
