Als Varys’ kleine vogeltjes luisterden, had prins Oberyn hun oren laten klapperen. ‘Ik denk dat ik die beker wijn maar neem,’ zei Tyrion. Koningin Myrcella? Dit zou verleidelijker zijn geweest als hij Sansa onder zijn mantel verstopt had. Wanneer zij zich voor Myrcella en tegen Tommen zou uitspreken, zou het noorden dan volgen? Waar de Rode Adder op zinspeelde, was verraad. Zou Tyrion werkelijk de wapens kunnen opnemen tegen Tommen, tegen zijn eigen vader? Cersei zou bloed spuwen. Dat alleen al kon het de moeite waard maken.

‘Herinnert u zich het verhaal nog dat ik u bij onze eerste ontmoeting heb verteld, Kobold?’ vroeg prins Oberyn, terwijl de Bastaard van Godengenade voor hem op de grond knielde om zijn scheenplaten vast te gespen. ‘Mijn zuster en ik kwamen niet alleen naar de Rots van Casterling om uw piemeltje te zien. We waren op een soort queeste. Een queeste die ons naar Sterrenval, het Prieel, Oudstee, de Schildeilanden, Crakenhal en ten slotte de Rots van Casterling voerde… maar onze ware bestemming was een huwelijk. Doran was verloofd met vrouwe Mellario van Norvos, dus hij was thuisgebleven, als kastelein van Zonnespeer. Mijn zuster en ik waren nog aan niemand beloofd.

Elia vond het allemaal heel opwindend. Ze had er precies de juiste leeftijd voor, en door haar kwetsbare gezondheid had ze nooit veel kunnen reizen. Ik vermaakte me liever met het bespotten van mijn zusters vrijers. Zo had je de kleine heer Luioog, schildknaap Smaklip, iemand die ik de Wandelende Walvis noemde, dat soort dingen. De enige die nog een klein beetje presentabel was, was de jonge Baelor Hoogteren. Een knappe jongen, en mijn zuster was half en half verliefd op hem, totdat hij zo ongelukkig was in onze aanwezigheid een scheet te laten. Ik betitelde hem prompt als Baelor Bulderwind, en daarna kon Elia niet meer naar hem kijken zonder in de lach te schieten. Ik was een monsterlijke jonge vent, iemand had me mijn vileine tong moeten uitrukken.’

Zeg dat wel, beaamde Tyrion stilzwijgend. Baelor Hoogtoren was niet jong meer, maar nog steeds heer Leytens erfgenaam. Hij was rijk, knap, en had een uitstekende reputatie als ridder. Baelor Blifdelach, zo werd hij tegenwoordig genoemd. Als Elia met hem getrouwd was in plaats van met Rhaegar Targaryen zou ze nu waarschijnlijk in Oudstee zijn, omringd door haar opgroeiende kinderen. Hij vroeg zich af hoeveel levens door die scheet waren uitgeblazen.

‘Lannispoort was het einddoel van onze reis,’ vervolgde prins Oberyn, terwijl ser Arron Qorgyl hem in een gewatteerde leren tuniek hielp en die van achteren begon vast te rijgen. ‘Wist u dat onze moeders elkaar nog van vroeger kenden?’

‘Ze waren als meisjes samen aan het hof geweest, meen ik me te herinneren. Als gezelschapsdames van prinses Rhaella?’

‘Inderdaad. Ik was ervan overtuigd dat onze moeders dit potje samen op het vuur hadden gezet. Schildknaap Smaklip en zijn soortgenoten, en de diverse puisterige jonge maagden die mij werden voorgeschoteld, waren de amandelen voorafgaand aan het feestmaal, alleen bedoeld om onze eetlust op te wekken. De hoofdschotel moest op de Rots van Casterling worden geserveerd.’

‘Cersei en Jaime.’

‘Wat een slimme dwerg, toch. Elia en ik waren natuurlijk ouder; uw broer en zuster kunnen niet meer dan acht of negen zijn geweest. Toch is een verschil van een jaar of vijf, zes niet al te groot. En er was een lege hut op ons schip, een erg fraaie hut, zoals je die inricht voor iemand van hoge geboorte. Alsof het de bedoeling was dat we iemand mee terugnamen naar Zonnespeer. Een jonge page, misschien. Of een gezelschapsdame voor Elia. Uw moeder had een verloving van Jaime met mijn zuster op het oog, of van Cersei met mij. Misschien allebei.’

‘Misschien,’ zei Tyrion, ‘maar mijn vader…’

‘… heerste over de Zeven Koninkrijken, maar werd thuis door zijn gemalin overheerst, of dat was althans wat mijn moeder altijd zei.’ Prins Oberyn stak zijn armen op, zodat heer Dagos Manwouding en de Bastaard van Godengenade een malienkolder over zijn hoofd konden laten glijden. ‘In Oudstee vernamen we van de dood van uw moeder, en van het monsterlijke kind dat ze gebaard had. We hadden daar rechtsomkeert kunnen maken, maar mijn moeder verkoos verder te varen. Ik heb u al verteld hoe we op de Rots van Casterling ontvangen werden.

Wat ik u niet verteld heb, was dat mijn moeder zo lang wachtte als het fatsoen vereiste, en uw vader toen over onze opzet benaderde. Jaren later, op haar sterfbed, vertelde ze me dat heer Tywin ons botweg had afgewezen. Zijn dochter was voor prins Rhaegar bestemd, lichtte hij haar in. En toen ze om Jaimes hand voor Elia vroeg, bood hij in plaats daarvan jou aan.’

‘Wat ze als een diepe krenking ervoer.’

‘Dat was het ook. Zelfs u ziet dat toch zeker wel in?’

‘O, zeker.’ Het is altijd weer terug te voeren., dacht Tyrion, op onze vaders en moeders, en daarvoor weer op die van hen. Wij zijn marionetten, dansend aan de touwtjes van wie ons zijn voorgegaan, en op een dag krijgen onze kinderen onze touwtjes om in onze plaats de dans voort te zetten. ‘Nu ja, prins Rhaegar trouwde met Elia van Dorne, en niet met Cersei Lannister van de Rots van Casterling. Dus het ziet ernaar uit dat uw moeder dat steekspel gewonnen heeft.’

‘Dat dacht zij ook,’ beaamde prins Oberyn, ‘maar uw vader is er de man niet naar om zulke krenkingen te vergeten. Die les had hij ooit aan heer en vrouwe Teerbeek geleerd, en aan de Reyns van Castameer. En in Koningslanding bracht hij hem mijn zuster bij. Mijn helm, Dagos.’ Manwouding reikte hem aan, een hoge, gouden helm met een koperen schijf op het voorhoofd, de zon van Dorne. Het vizier was eraf gehaald, zag Tyrion. ‘Elia en haar kinderen hebben lang op gerechtigheid moeten wachten.’ Prins Oberyn trok een paar handschoenen van zacht rood leer aan en pakte zijn speer weer. ‘Maar vandaag zullen ze die krijgen.’

Als plaats voor de tweekamp was het buitenhof uitgekozen. Tyrion moest rennen en springen om de lange passen van prins Oberyn bij te houden. De slang is gretig, dacht hij. Laten we hopen dat hij ook giftig is. Het was een grauwe, winderige dag. De zon vocht om door de wolken heen te dringen, maar Tyrion wist net zomin wie dat gevecht zou winnen als het tweegevecht waar zijn leven van afhing.

Het leek of er duizend mensen waren gekomen om te zien of hij zou leven of sterven. Ze stonden op de weergangen van het slot en verdrongen elkaar op de trappen van donjons en torens. Ze keken toe vanuit staldeuren en vensters, en vanaf bruggen, balkons en daken. En de binnenplaats stond ermee volgepakt, zo dicht dat de goudmantels en de ridders van de Koningsgarde de mensen naar achteren moesten duwen om voldoende ruimte voor het gevecht te maken. Sommigen hadden stoelen naar buiten gesleept om wat comfortabeler te kunnen toekijken, terwijl anderen op vaten stonden. We hadden dit in de Drakenkuil moeten doen, dacht Tyrion zuur. Dan hadden we een penning de man kunnen heffen en zowel Joffry’s bruiloft als zijn begrafenis kunnen bekostigen. Sommige toeschouwers hadden zelfs kleine kinderen op hun schouders gezet zodat ze het beter konden zien. Zodra die Tyrion zagen, begonnen ze te roepen en te wijzen. Naast ser Gregor leek Cersei zelf half een kind. In zijn wapenrusting leek de Berg groter dan enig mens hoorde te zijn. Onder een lange, gele wapenrok met de drie zwarte honden van Clegane erop droeg hij over zijn malien heen een zwaar kuras van dofgrijs staal, gebutst en bekrast in de strijd. Daaronder zat waarschijnlijk verhard leer en een gewatteerd buis. Een grote pothelm was aan zijn halsstuk vastgegespt, met ademgaten bij de mond en neus en een smalle vizierspleet. Het helmteken was een stenen vuist. Als ser Gregor last had van verwondingen dan kon Tyrion dat van de andere kant van de binnenplaats niet zien. Zoals hij daar staat, ziet hij eruit alsof hij uit steen gehouwen is. Zijn slagzwaard, zes voet gekerfd metaal, stond voor hem in de grond geplant. Ser Gregors enorme handen, in handschoenen van geleed staal, omklemden de pareerstang aan weerszijden van het gevest. Zelfs prins Oberyns minnares verbleekte bij de aanblik ervan. ‘Ga je dat bestrijden?’ vroeg ze met gedempte stem.

‘Ik ga dat doden,’ antwoordde haar minnaar zorgeloos. Nu het bijna zover was had Tyrion zo zijn eigen twijfels. Terwijl hij naar prins Oberyn keek, betrapte hij zich op de wens dat hij Bronn als verdediger had… of nog beter, Jaime. De Rode Adder droeg een lichte wapenrusting: scheenplaten, armstukken, een halsbeschermer, schouderplaten, een stalen kruisbeschermer. Verder was Oberyn in soepel leer en golvende zijde gehuld. Over zijn malienkolder droeg hij zijn blinkende koperen schubben, maar malien en schubben samen boden nog niet een kwart van de bescherming van Gregors zware staal. Zonder vizier was de helm van de prins in feite niet beter dan een halfhelm. Er zat zelfs geen neusbeschermer aan. Zijn ronde stalen schild was blinkend gepoetst en vertoonde de zon-en-speer, in rood goud, geel goud, wit goud en koper.

Dans om hem heen totdat hij zo moe is dat hij zijn arm bijna niet meer omhoog krijgt en smijt hem dan op zijn rug. De Rode Adder leek hetzelfde idee te hebben als Bronn. Maar de huurling had

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату