als eerste met zijn rug naar toe ging staan. Dit is een domme, wrede man, maar wel met het instinct van een vechter.

De Rode Adder dook met toegeknepen ogen in elkaar, en zijn speer schoot weer naar voren. Ser Gregor hieuw ernaar, maar de stoot was een schijnbeweging. Uit balans geraakt struikelde hij naar voren.

Prins Oberyn hield zijn gebutste metalen schild schuin. Een straal zonlicht kaatste verblindend van het gepolijste goud en koper, recht in de smalle vizierspleet van zijn tegenstander. Clegane hief zijn eigen schild op tegen de felle gloed. Prins Oberyns speer schoot bliksemsnel toe en vond de opening tussen de zware stalen platen, in het okselgewricht. De punt drong door malien en verhard leer heen. Gregor stiet een gesmoord geknor uit toen de Dorner zijn speer omdraaide en losrukte. ‘Elia. Zeg het! Elia van Dorne.’ Hij draaide rond, zijn speer klaar om nog eens toe te stoten. ‘Zeg het!’

Tyrion bad zijn eigen gebed. Val om en sterf, luidde dat. Val om en sterf, verdomme! Nu was het bloed dat uit de oksel van de Berg sijpelde van hemzelf afkomstig, en onder het borstkuras bloedde hij vast nog heviger. Toen hij een stap wilde doen, knikte een van zijn knieen. Tyrion dacht dat hij tegen de grond zou slaan. Prins Oberyn bevond zich nu achter hem. ‘ELIA VAN DORNE!’ schreeuwde hij. Ser Gregor begon zich al om te draaien, maar te langzaam en te laat. Ditmaal ging de speerpunt door zijn knieholte heen, tussen de beschermplaten van dij en kuit door, dwars door alle lagen malien en leer heen. De Berg wankelde, zwaaide en viel toen voorover op de grond. Zijn enorme zwaard vloog uit zijn hand. Traag en zwaar rolde hij op zijn rug.

De Dorner smeet zijn kapotte schild opzij, greep de speer met beide handen vast en slenterde weg. Achter hem stiet de Berg een gekreun uit en werkte zich op een elleboog overeind. Oberyn draaide zich snel als een kat om en rende op zijn gevallen tegenstander af. ‘EEEEELLLLLIIIIIAAAAA!’ krijste hij, terwijl hij de speer liet neerdalen met zijn volle gewicht erachter. Het gekraak waarmee de essenhouten schacht knapte was bijna even lieflijk om aan te horen als Cerseis woedegehuil, en heel even had prins Oberyn vleugels. De slang is over de Berg gesprongen. Vier voet gebroken speer stak uit Cleganes buik, terwijl prins Oberyn omrolde, opstond en zichzelf afklopte. Hij smeet de versplinterde speer weg en greep het slagzwaard van zijn tegenstander. ‘Als je sterft voordat je haar naam hebt gezegd zal ik je van de eerste tot de zevende hel achtervolgen,’ beloofde hij.

Ser Gregor probeerde op te staan. De gebroken speer ging dwars door hem heen en nagelde hem aan de grond vast. Hij greep de schacht met beide handen en gromde, maar kon hem er niet uit trekken. Onder hem lag een rode plas die steeds groter werd. ‘Ik voel me met het ogenblik onschuldiger worden,’ zei Tyrion tegen Ellaria Zand, die naast hem stond.

Prins Oberyn kwam naderbij. ‘Zeg de naam!’ Hij zette een voet op de borst van de Berg en hief het slagzwaard met beide handen op. Tyrion zou er nooit achter komen of hij Gregors hoofd wilde afhakken of de punt in diens oogspleet wilde boren.

Cleganes hand schoot omhoog en greep de Dorner achter zijn knie. De Rode Adder liet het slagzwaard met een woeste houw neersuizen, en de snede maakte alleen maar de zoveelste deuk in het borstkuras van de Berg. Toen was het zwaard vergeten: Gregor kneep harder, draaide, en trok de Dorner met een ruk boven op zich. Ze worstelden in het stof en het bloed, en de gebroken speer zwiepte heen en weer. Tyrion zag tot zijn ontzetting dat de Berg een reuzenarm om de prins had geslagen en hem stevig aan zijn borst drukte, als een minnaar.

‘Elia van Dorne,’ hoorden alle aanwezigen ser Gregor zeggen toen ze zo dicht bij elkaar waren dat ze elkaar konden kussen. Zijn zware stem dreunde in zijn helm. ‘Ik heb eerst haar krijsende welp gedood.’ Hij stak zijn vrije hand in Oberyns onbeschermde gezicht en duwde de stalen vingers in diens ogen. ‘Daarna heb ik haar verkracht.’ Clegane ramde zijn vuist tegen de mond van de Dorner, zodat diens tanden versplinterden. ‘Toen heb ik haar smerige hersens ingeslagen. Zo.’ Toen hij met zijn enorme vuist uithaalde leek het bloed op zijn ijzeren handschoen te dampen in de kille ochtendlucht. Er klonk een misselijk makend geknars. Ellaria Zand jammerde van ontzetting, en Tyrions ontbijt kwam omhoog. Hij zonk op zijn knieen en braakte het spek en de worst uit, de appelkoeken, en die dubbele portie gebakken eieren met ui en hete Dornse peper.

Hij hoorde zijn vader de woorden die hem veroordeelden niet spreken. Misschien waren woorden overbodig. Ik had mijn leven in de handen van de Rode Adder gelegd, en hij heeft het laten vallen. Toen hij, te laat, bedacht dat slangen geen handen hadden, begon Tyrion hysterisch te lachen. Hij was de serpentinetrap al half af voor hij besefte dat de goudmantels hem niet naar zijn torenkamer terugbrachten. ‘Ik ben naar de zwarte cellen verwezen,’ zei hij. Ze namen niet de moeite om te reageren. Waarom zou je adem verspillen aan de doden?

Daenerys

Dany ontbeet onder de dadelpalm in de terrastuin en keek toe hoe haar draken elkaar achternazaten om de top van de Grote Piramide, daar waar eens de enorme bronzen harpij had gestaan. Mereen had een twintigtal kleinere piramides, maar geen daarvan was ook maar half zo hoog. Van hieraf kon ze de hele stad overzien: de smalle kronkelstegen en de brede baksteenstraten, de tempels, de graanloodsen, de krotten en paleizen, de bordelen en baden, de tuinen en fonteinen, de grote rode cirkels van de vechtkuilen. En achter de muren waren de tinkleurige zee, de bochtige Skahazadhan, de dorre bruine heuvels, de verbrande boomgaarden en de geblakerde velden. Hierboven in haar tuin voelde Dany zich soms als een god die op de hoogste berg ter wereld woonde.

Voelen alle goden zich zo eenzaam? Sommige beslist wel. Missandei had haar van de Heer der Harmonie verteld, die door het vreedzame volk van Naath werd aanbeden. Dat was de enige ware god, had haar schrijfstertje gezegd, de god die er altijd geweest was en altijd zou zijn, die de maan, de sterren en de aarde had gemaakt en alle schepselen die haar bewoonden. Arme Heer der Harmonie. Dany had met hem te doen. Het moest verschrikkelijk zijn om altijd alleen te zijn, bediend door horden vlindervrouwen die je met een enkel woord kon doen ontstaan en vergaan. Westeros had tenminste nog zeven goden, al had Viserys haar verteld dat de zeven volgens sommige septons slechts aspecten van een en dezelfde god waren, zeven facetten van een enkel kristal. Dat was alleen maar verwarrend. De rode priesters geloofden in twee goden, had ze gehoord, maar dan twee die altijd in oorlog waren. Dat beviel Dany nog minder. Zij zou niet eeuwig oorlog willen voeren. Missandei diende haar eendeneieren en hondenworst op, en een halve beker gezoete wijn met limoensap. De honing lokte vliegen aan, maar die werden door een geurkaars weer verdreven. Ze had ontdekt dat de vliegen hierboven minder hinderlijk waren dan in de rest van haar stad, nog iets wat haar wel beviel aan deze piramide. ‘Laat ik niet vergeten iets tegen die vliegen te doen,’ zei Dany. ‘Zijn er veel vliegen op Naath, Missandei?’

‘Op Naath zijn vlinders,’ antwoordde de schrijfster in de Gewone Spreektaal. ‘Nog wat wijn?’

‘Nee. Ik moet straks ontvangst houden.’ Dany was erg op Missandei gesteld geraakt. Het kleine schrijfstertje met de grote gouden ogen was wijzer dan haar leeftijd deed vermoeden. En dapper is ze ook. Dat moest ze wel zijn, wilde ze het leven dat ze leidde, kunnen volhouden. Op een dag hoopte ze het legendarische eiland Naath te zien. Missandei zei dat het vreedzame volk musiceerde in plaats van oorlog te voeren. Ze doodden niet, zelfs geen dieren, ze aten alleen fruit en nooit vlees. De vlindergeesten die aan hun Heer der Harmonie gewijd waren beschermden hun eiland tegen kwaadwillenden. Veel veroveraars waren naar Naath gevaren om er bloed te vergieten, alleen om er ziek te worden en te sterven. Maar als de slavenschepen hen komen uitplunderen, helpen de vlinders niet.

‘Op een dag zal ik je thuisbrengen, Missandei,’ beloofde Dany. Als ik Jorah hetzelfde had beloofd, zou hij me dan ook verkocht hebben? ‘Dat zweer ik.’

‘Deze hier is al tevreden als ze bij u kan blijven, uwe genade. Naath zal altijd blijven bestaan. U bent goed voor deze… voor mij.’

‘En jij voor mij.’ Dany greep de hand van het meisje. ‘Kom me maar helpen verkleden.’

Jhiqui hielp Missandei met Dany’s bad, terwijl Irri haar kleren klaarlegde. Vandaag had ze een gewaad van purperbrokaat aan met een zilveren sjerp, en op haar hoofd de driekoppige drakenkroon die de Toermalijnen Broederschap haar in Qarth had geschonken. Haar slippers waren ook van zilver, met zulke hoge hakken dat ze altijd half en half vreesde dat ze erover zou struikelen. Toen ze aangekleed was, bracht Missandei haar een gepolijste zilveren spiegel, zodat ze kon zien hoe ze eruitzag. Zwijgend staarde Dany naar zichzelf. Is dit het gezicht van een veroveraar? Voor zover zij zag, leek ze nog steeds op een klein meisje.

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату