woelde, deed ze net of het Drogo was die haar vasthield… alleen veranderde zijn gezicht om de een of andere reden steeds weer in dat van Daario.
Die nacht waren Dany’s dromen duister, en ze schrok drie keer uit half vervaagde nachtmerries wakker. Na de derde keer was ze te rusteloos om weer te gaan slapen. Maanlicht stroomde door de schuine ramen en kleurde de marmeren vloeren zilver. Een koel briesje waaide door de openstaande terrasdeuren. Naast haar sliep Irri vast, haar lippen licht geopend. Een donkerbruine tepel piepte boven de zijden lakens uit. Even kwam Dany in de verleiding, maar ze wilde Drogo, of misschien Daario. Niet Irri. Het meisje was lief en bekwaam, maar al haar kussen smaakten naar plicht. Ze stond op en liet Irri slapend in het maanlicht achter. Jhiqui en Missandei sliepen in hun eigen bedden. Dany trok snel een gewaad aan en trippelde blootsvoets over de marmeren vloer het terras op. Het was kil buiten, maar ze vond het prettig om het gras tussen haar tenen te voelen en de bladeren tegen elkaar te horen fluisteren. Windrimpels achtervolgden elkaar over het oppervlak van de kleine badvijver, zodat de weerspiegeling van de maan danste en sidderde. Over een lage bakstenen balustrade geleund keek ze neer op de stad. Mereen sliep eveneens.
Zij was Daenerys Stormgeboren, de Onverbrande,
‘Uwe genade?’ Missandei stond schuin achter haar, gehuld in een bedgewaad, met houten sandalen aan haar voeten. ‘Ik werd wakker en zag dat u weg was. Hebt u goed geslapen? Waar kijkt u naar?’
‘Naar mijn stad,’ zei Dany. ‘Ik zocht naar een huis met een rode deur, maar bij nacht zijn alle deuren zwart.’
‘Een rode deur?’ Missandei begreep het niet. ‘Wat voor huis is dat?’
‘Geen huis. Het doet er niet toe.’ Dany greep de hand van het jongere meisje. ‘Wil je nooit tegen me liegen, Missandei? Wil je me nooit verraden?’
‘Nooit,’ beloofde Missandei. ‘Kijk, het wordt dag.’
De lucht was van horizon tot zenit kobaltblauw geworden, en achter het silhouet van de lage heuvels in het oosten was een lichtglans te zien, bleekgoud en roze als een oester. Terwijl Dany Missandeis hand vasthield, sloegen ze de zonsopgang gade. Alle grijze bakstenen werden rood, geel, blauw, groen en oranje. Door het scharlakenrode zand veranderden de vechtkuilen onder haar blikken in bloedende wonden. Elders lichtte de gulden koepel van de Tempel der Gratien fel op, en daar waar de gloed van de rijzende zon de helmpieken van de Onbezoedelden raakte, flonkerden er bronzen sterren op de muren. Op het terras zoemden een paar lome vliegen. In de dadelpalm begon een vogel te tsjilpen, en toen nog twee. Dany hield haar hoofd schuin om hun lied te beluisteren, maar het duurde niet lang of de geluiden van de ontwakende stad overstemden hen.
Die ochtend liet ze haar kapiteins en aanvoerders naar de tuin komen in plaats van naar de ontvangzaal af te dalen. ‘Aegon de Veroveraar bracht vuur en bloed naar Westeros, maar na afloop schonk hij de inwoners vrede, voorspoed en gerechtigheid. Maar al wat ik de Baai der Slavenhandelaren heb gebracht is dood en ondergang. Ik ben meer een
‘Hier is niets waarvoor u zou moeten blijven,’ zei Bruine Ben Pruym.
‘Uwe genade, de slavenhandelaars hebben hun ondergang zelf over zich afgeroepen,’ zei Daario Naharis.
‘U hebt ook vrijheid gebracht,’ merkte Missandei op.
‘De vrijheid om te verhongeren?’ vroeg Dany scherp. ‘De vrijheid om te sterven? Ben ik een draak, of een harpij?’
‘Een draak,’ zei ser Barristan zonder aarzeling. ‘Mereen is Westeros niet, uwe genade.’
‘Maar hoe kan ik over zeven koninkrijken heersen als ik niet eens een stad kan regeren?’ Daar had hij geen antwoord op. Dany keerde zich van hen af om nogmaals over de stad uit te kijken.
‘Mijn kinderen hebben tijd nodig om te helen en te leren. Mijn draken hebben tijd nodig om te groeien en hun vleugels te beproeven. En ik heb hetzelfde nodig. Ik laat deze stad niet de weg van Astapor gaan. Ik sta niet toe dat de harpij van Yunkai hen die ik heb bevrijd, opnieuw aan de ketting legt.’ Ze draaide zich weer om en keek hen aan. ‘Ik trek niet verder.’
‘Wat wilt u dan doen,
‘Blijven,’ zei ze. ‘Regeren. En koningin zijn.’
Jaime
De koning zat aan het hoofd van de tafel met zijn achterwerk op een stapel kussens en ondertekende de documenten die hem werden voorgelegd.
‘Nog maar een paar, uwe genade,’ verzekerde ser Kevan Lannister hem. ‘Dit is een akte van verbeurdverklaring, bestemd voor heer Edmar Tulling. Hij wordt uit zijn eigendomsrechten op Stroomvliet met alle bijbehorende grondgebieden en inkomsten ontzet. Dit is een vergelijkbare verbeurdverklaring voor zijn oom, ser Brynden Tulling, de Zwartvis.’ Nadat hij behoedzaam de veer had ingedoopt, voorzag Tommen ze een voor een van zijn naam in grote, kinderlijke letters.
Jaime keek toe van het andere eind van de tafel, denkend aan al die heren die op een zetel in ’s konings kleine raad uit waren. Ze
‘Hiermee worden de genoemde grondgebieden en inkomsten met het kasteel aan ser Emmon Frey en zijn gemalin, vrouwe Gemma, geschonken.’ Ser Kevan legde de koning nog een bundel perkament voor. Tommen doopte in en ondertekende. ‘Dit is een akte van legitimatie voor een natuurlijke zoon van heer Rous Bolten van Fort Gruw. En hiermee wordt heer Bolten tot Landvoogd van het Noorden benoemd.’ Tommen doopte in en ondertekende, doopte in en ondertekende. ‘Hiermee wordt ser Rolf Kruider tot heer verheven en met slot Castameer beleend.’ Tommen krabbelde zijn naam.
