zijn vader hem had laten bezorgen.
‘Hiermee verleent u uw koninklijke gratie aan heer Gawen Westerling en diens vrouw en dochter Jeane en heet u hen weer welkom in de koningsvrede,’ zei ser Kevan. ‘Dit verleent gratie aan heer Jonos Vaaren van Steenhaag en dit aan heer Vannis. Dit is bestemd voor heer Goedenbeek en dit voor heer Scaep van Maagdenpoel.’
Jaime duwde zich overeind. ‘U lijkt de zaak uitstekend in de hand te hebben, oom. Ik laat zijne genade maar aan u over.’
‘Zoals je wilt.’ Ser Kevan stond eveneens op. ‘Jaime, je moet met je vader praten. Die breuk tussen jullie…’
‘… is door zijn toedoen ontstaan. En hij lijmt hem niet door me cadeaus te sturen die een aanfluiting zijn. Zegt u dat maar tegen hem, als u hem lang genoeg van de Tyrels kunt losweken.’
Zijn oom keek gepijnigd. ‘Dat cadeau kwam recht uit zijn hart. We dachten dat het je zou aanmoedigen…’
‘… om een nieuwe hand te kweken?’ Jaime keerde zich naar Tommen toe. Al had hij net zulke gouden krullen en groene ogen als Joffry, de nieuwe koning had verder weinig met wijlen zijn broer gemeen. Hij neigde tot molligheid, zijn gezicht was roze en rond, en hij las zelfs graag.
‘Zoals u wilt, ser oom.’ Tommen keek weer naar ser Kevan. ‘Kan ik ze nu bezegelen, oudoom?’ Zijn favoriete bezigheid als koning was tot nog toe, zijn koninklijke zegel in warme was drukken. Jaime beende de raadszaal uit. Voor de deur trof hij ser Meryn Trant aan, die stokstijf op wacht stond in zijn blanke schubbenpantser en sneeuwwitte mantel.
Trant gaf een knikje. ‘Tot uw orders, heer.’
Op het buitenhof was het vanmorgen druk en lawaaiig. Jaime liep naar de stallen, waar een grote groep mannen bezig was paarden te zadelen. ‘Staalpoot!’ riep hij. ‘Dus je gaat weg?’
‘Zodra de jonkvrouwe opgestegen is,’ zei Staalpoot Walten.
‘Heer Bolten verwacht ons. Ah, daar is ze.’
Een paardenknecht leidde een prachtige grijze merrie de staldeur uit. Op de rug zat een broodmager, hologig meisje, in een zware mantel gehuld. Die was ook grijs, net als de japon eronder, en afgezet met wit satijn. De gesp waarmee hij op haar borst was vastgepind, had de vorm van een wolvenkop met scheve ogen van opaal. Het lange bruine haar van het meisje wapperde wild in de wind. Ze had een knap gezichtje, dacht hij, maar haar ogen stonden verdrietig en wantrouwig. Toen ze hem zag gaf ze een knikje. ‘Ser Jaime,’ zei ze met een dun, angstig stemmetje. ‘Heel vriendelijk van u om mij uit te wuiven.’
Jaime bestudeerde haar nauwkeurig. ‘Ken je me dan?’
Ze beet op haar lip. ‘U weet het misschien niet meer, omdat ik toen kleiner was… maar ik heb de eer gehad u in Winterfel te ontmoeten, toen koning Robert bij mijn vader, heer Eddard op bezoek was.’ Ze sloeg haar grote bruine ogen neer en mompelde: ‘Ik ben Arya Stark.’
Jaime had nooit veel aandacht aan Arya Stark geschonken, maar het kwam hem voor dat dit meisje ouder was. Tk begrijp dat je gaat trouwen.’
‘Ik treed in het huwelijk met Rammert, de zoon van heer Bolten. Hij was vroeger een Sneeuw, maar zijne genade heeft een Bolten van hem gemaakt. Ze zeggen dat hij erg moedig is. Ik ben heel gelukkig.’
‘Jazeker, en we hebben het onderling verdeeld. Mijn dank, heer.’
De noorderling grijnsde. ‘Een Lannister betaalt altijd zijn schulden.’
‘Altijd,’ zei Jaime met een laatste blik op het meisje. Hij vroeg zich af of er wel enige gelijkenis was. Niet dat het iets uitmaakte. De echte Arya Stark lag naar alle waarschijnlijkheid ergens in een anoniem graf in de Vlooienzak. Wie zou haar voor een bedriegster durven uitmaken nu haar broers en haar beide ouders dood waren? ‘Goede reis,’ zei hij tegen Staalpoot. Nees stak zijn vredesbanier omhoog. De noorderlingen vormden een rij die al net zo slordig was als hun bontmantels en reden op een sukkeldrafje de kasteelpoort uit. Tussen hen in zag het magere meisje op de grijze merrie er klein en verloren uit.
Enkele paarden weken nog uit voor de donkere vlek op de aangestampte aarde, daar waar de grond het levensbloed had opgezogen van de staljongen die Gregor Clegane zo lomp had gedood. De aanblik ervan maakte Jaime weer boos. Hij had zijn Koningsgarde opgedragen de menigte uit de buurt te houden, maar ser Boros, de lummel, had zich door de tweekamp laten afleiden. Het was weliswaar ook een beetje aan die jonge dwaas zelf te wijten, en aan de dode Dorner. En vooral aan Clegane. De houw waarmee hij de jongen een arm had afgeslagen was een ongelukje geweest, maar die tweede slag…
Dat had heer Tywin geweigerd. ‘We krijgen toch al genoeg problemen met Zonnespeer vanwege prins Oberyns dood. Ik ben niet van plan de zaak nog te verergeren door zijn reisgenoten vast te zetten.’
‘Dan vrees ik dat ser Gregor zal sterven.’
‘Ongetwijfeld. Dat heb ik ook met zoveel woorden gezworen in de brief die ik samen met het lijk van zijn broer aan vorst Doran heb gezonden. Maar iedereen moet kunnen zien dat hij door het zwaard van de koninklijke scherprechter sterft, en niet door een vergiftigde speer. Genees hem.’
Grootmaester Pycelle knipperde onthutst met zijn ogen. ‘Maar heer…’
‘Goed zo,’ verklaarde Pycelle. ‘Laat Stannis maar in Lys verkommeren, zeg ik. Die man en zijn ambities kunnen we missen als kiespijn.’
‘Hebt u compleet uw verstand verloren toen Tyrion uw baard afschoor? We hebben het over
En dus schreeuwde de Berg dag en nacht. Het leek erop dat heer Tywin Lannister zelfs de Vreemdeling kon doen sidderen. Toen Jaime Lannister de wenteltrap van de Witte Zwaardtoren beklom, kon hij ser Boros in zijn cel horen snurken. Ser Balons deur was ook gesloten. Hij had vannacht dienst bij de koning en sliep daarom de hele dag. Afgezien van het gesnurk van Both was het heel stil in de toren. Dat kon Jaime goed gebruiken.
Maar toen hij zijn slaapkamer in liep, wachtte zijn zuster daar op hem.
Ze stond voor het open raam over de ringmuur heen naar de zee te kijken. Rondom haar had de wind uit de baai vrij spel en drukte haar japon zo tegen haar lichaam aan, dat Jaimes hart er sneller van ging kloppen. Hij was wit, die japon, net als de wandkleden en de draperieen op zijn bed. Rankenpatronen van kleine smaragden
