onderhandelen. Hij weet dat hij kansloos is nu Janos Slink hier is en dus wil hij praten, die Koning-achter-de-Muur. Maar de man is een lafaard en weigert naar ons toe te komen. Hij weet ongetwijfeld dat ik hem zou ophangen. Bij zijn voeten, van de bovenkant van de Muur, aan een tweehonderd voet lang touw. Maar hij komt niet. Hij vraagt of wij hem een afgezant willen sturen.’

‘We sturen jou, heer Sneeuw.’ Ser Alliser glimlachte.

‘Mij.’ Jons stem was vlak. ‘Waarom mij?’

‘Jij hebt met die wildlingen opgetrokken,’ zei Doren. ‘Mans Roover kent je. Hij zal eerder geneigd zijn jou te vertrouwen.’

Dat was er zo ver naast dat Jon erom had kunnen lachen. ‘Dat ziet u helemaal verkeerd. Mans vertrouwde me meteen al niet. Als ik in zijn kamp opduik terwijl ik weer een zwarte mantel draag, en namens de Nachtwacht kom praten, dan weet hij dat ik hem heb verraden.’

‘Hij heeft om een afgezant gevraagd, en die sturen we,’ zei Slink.

‘Als je te laf bent om die overloper-koning tegemoet te treden, kunnen we je weer in je ijscel stoppen. Deze keer zonder al dat bont, denk ik. Ja.’

‘Dat zal niet nodig zijn, heer,’ zei ser Alliser. ‘Heer Sneeuw zal doen wat we vragen. Hij wil ons laten zien dat hij geen overloper is. Hij wil bewijzen dat hij een trouw lid van de Nachtwacht is.’

Doren was verreweg de slimste van de twee, besefte Jon. Dit riekte overduidelijk naar hem. Hij zat in de val. ‘Ik zal gaan,’ zei hij afgemeten en kortaangebonden.

‘Heer,’ bracht Janos Slink hem in herinnering. ‘Je spreekt mij aan met…’

‘Ik zal gaan, heer. Maar u begaat een vergissing, heer. U stuurt de verkeerde man, heer. Mans zal al woedend worden zodra hij mij ziet. U zou een betere kans hebben, heer, om met hem tot overeenstemming te komen als hij…’

‘Overeenstemming?’ grinnikte ser Alliser.

‘Janos Slink komt niet tot overeenstemming met wetteloze wilden, heer Sneeuw. Denk dat maar niet.’

‘We sturen je niet om met Mans Roover te praten,’ zei ser Alliser. ‘We sturen je om hem te doden.’

De wind floot door de tralies en Jon Sneeuw huiverde. Zijn been bonsde en zijn hoofd ook. Hij was nog niet eens in staat om een katje te doden, maar daar ging hij dan. Die val heeft tanden. Nu maester Aemon Jons onschuld bleef benadrukken, had heer Janos hem niet in het ijs durven laten sterven. Dit was beter. ‘Onze eer is niet belangrijker dan ons leven, zolang het rijk maar veilig is,’ had Qhorin Halfhand hem in de Vorstkaken gezegd. Daar moest hij aan denken. Of hij Mans nu wist te doden of zou falen bij zijn poging daartoe, het vrije volk zou hem doden. Zelfs deserteren was onmogelijk, als hij daartoe geneigd zou zijn, want voor Mans was hij een leugenaar en een verrader gebleken.

Toen de kooi met een ruk tot stilstand kwam zwaaide Jon zich op de grond en rammelde aan het gevest van Langklauw, zodat het bastaardzwaard wat losser in de schede kwam te zitten. De poort bevond zich enkele passen naar links, nog steeds versperd door de versplinterde resten van de schildpad, met daarin het bestervende karkas van een mammoet. Tussen de kapotte vaten, de hard geworden pek en de plekken verschroeid gras lagen hier en daar nog meer lijken, dat alles overschaduwd door de Muur. Jon bleef hier liever niet dralen. Hij richtte zijn schreden naar het wildlingenkamp, langs het lijk van een dode reus wiens hoofd door een steen was ingeslagen. Een raaf rukte reepjes hersenen uit de verbrijzelde schedel. Toen Jon voorbijkwam, keek hij op. ‘Sneeuw,’ krijste hij tegen hem. ‘Sneeuw, sneeuw.’

Hij was nog niet goed en wel op weg, of een eenzame ruiter dook uit het wildlingenkamp op en reed op hem af. Hij vroeg zich af of Mans eraan kwam om in dit niemandsland te onderhandelen. Dat zou de zaak vergemakkelijken, al is er niets wat het echt makkelijk maakt. Maar naarmate de afstand tussen hen kleiner werd, zag Jon dat de ruiter kort en breed was, met dikke armen vol goudglanzende ringen en een witte baard die over zijn brede borst uitwaaierde.

‘Ha!’ bulderde Tormund toen ze bij elkaar waren. ‘Jon Sneeuw, de kraai. Ik was al bang dat we je voor het laatst hadden gezien.’

‘Nooit geweten dat jij ergens bang voor was, Tormund.’

Daar moest de wildling om grijnzen. ‘Goed gezegd, jongen. Ik zie dat je mantel zwart is. Dat zal Mans niks bevallen. Als je weer de andere kant komt kiezen, kun je beter weer op die Muur van je klimmen.’

‘Ik word gestuurd om met de Koning-achter-de-Muur te onderhandelen.’

‘Onderhandelen?’ Tormund lachte. ‘Wat een woord. Ha! Mans wil praten, dat is maar al te waar. Maar ik kan niet beweren dat hij met jou wil praten.’

‘Ik ben degene die ze gestuurd hebben.’

‘Dat zie ik. Kom dan maar mee. Wil je rijden?’

‘Ik loop wel.’

‘Je hebt ons flink tegenstand geboden.’ Tormund wendde zijn garron terug naar het wildlingenkamp. ‘Jij en je broeders, dat moet ik jullie nageven. Tweehonderd doden, waaronder meer dan tien reuzen. Mag zelf is die poort van jullie ingegaan en er nooit meer uit gekomen.’

‘Hij is gedood door het zwaard van een dapper man die Donal Nooy heette.’

‘O ja? Zeker een grote heer, die Donal Nooy? Zo’n blinkende ridder in stalen kleingoed?’

‘Een smid. Hij had maar een arm.’

‘Een eenarmige smid heeft Mag de Machtige gedood? Ha! Dat moet een gevecht zijn geweest. Wedden dat Mans d’r een lied op maakt?’ Tormund tilde een waterzak van zijn zadel en haalde de stop eruit. ‘Dit warmt ons een beetje op. Op Donal Nooy en Mag de Machtige.’ Hij nam een flinke teug en stak hem Jon toe.

‘Op Donal Nooy en Mag de Machtige.’ De zak zat vol mede, zo sterk dat de tranen Jon in de ogen sprongen en vurige tentakels door zijn borst kronkelden. Na de ijscel en de kille afdaling in de kooi was het een welkome warmte.

Tormund nam de zak weer aan en dronk nog een teug, waarna hij zijn mond afveegde. ‘De Magnar van Thenn had gezworen dat de poort wijd open zou staan, zodat we d’r alleen maar zingend doorheen hoefden te slenteren. Hij zou de hele Muur neerhalen.’

‘Hij heeft een gedeelte ervan neergehaald,’ zei Jon. ‘Op zijn eigen hoofd.’

‘Ha!’ zei Tormund. ‘Nou ja, die Styr moest ik toch al niet. Als een vent geen baard, geen haar en geen oren heeft, krijg je in een gevecht geen greep op ‘m.’ Hij liet zijn paard een traag wandeltempo aanhouden, zodat Jon naast hem kon blijven hobbelen. ‘Wat is er met dat been gebeurd?’

‘Een pijl. Van Ygritte, denk ik.’

‘Da’s nog eens een wijf. De ene dag kust ze je, de volgende schiet ze je vol pijlen.’

‘Ze is dood.’

‘O ja?’ Tormund schudde triest zijn hoofd. ‘Wat zonde. Als ik tien jaar jonger was geweest, had ik ’r zelf gestolen. Dat haar! Nou ja, de heetste vuren zijn het snelst opgebrand.’ Hij hief de zak mede op. ‘Op Ygritte, door vuur gekust.’ Hij dronk met lange teugen.

‘Op Ygritte, door vuur gekust,’ herhaalde Jon toen Tormund hem de zak weer gaf. Hij dronk met nog langere teugen.

‘Heb jij d’r gedood?’

‘Mijn broeder.’ Jon was er nooit achter gekomen wie, en dat hoopte hij zo te houden.

‘Ellendige kraaien dat jullie zijn.’ Tormunds toon was ruw, en toch vreemd mild. ‘Die Langspeer heeft m’n dochter gestolen. Munda, m’n kleine herfstappeltje. Griste d’r zo mijn tent uit, terwijl al d’r vier broers om d’r heen zaten. Toreg sliep erdoorheen, de grote pummel, en Torwynd… tja, Torwynd de Tamme, dat zegt wel zo’n beetje alles, he? Maar de twee jongsten hebben zich aardig verzet.’

‘En Munda?’

‘Zij is m’n eigen vlees en bloed,’ zei Tormund trots. ‘Ze heeft zijn lip opengehaald en een van z’n oren half afgebeten, en ik hoor dat hij zoveel krabben op z’n rug heeft dat hij geen mantel kan verdragen. Maar ze mag ’m best. En waarom ook niet? Hij vecht niet met een speer, wist je dat? Nooit gedaan ook. Dus waar denk je dat-ie die bijnaam vandaan heeft? Ha!’

Jon schoot in de lach. Zelfs nu, zelfs hier. Ygritte had Langspeer Ryk graag gemogen. Hopelijk werd Ryk althans enigszins gelukkig met Tormunds Munda. Iemand moest toch ergens een beetje gelukkig worden?

‘Jij weet niets, Jon Sneeuw,’ zou Ygritte tegen hem hebben gezegd. Ik weet dat ik doodga, dacht hij. Dat weet ik in elk geval wel. ‘Alle mannen sterven,’ kon hij haar bijna horen zeggen, ‘en vrouwen ook, en ieder beest dat vliegt, zwemt of rent. Het gaat er niet om

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату