strekte zich een eindeloze zee van duisternis uit. ‘Ik heb natte voeten.’

‘We zouden terug kunnen gaan via de weg waarlangs ze ons gebracht hebben. Als je op mijn schouders klom zou je makkelijk de uitgang van de tunnel kunnen bereiken.’

Dan zou ik Cersei kunnen volgen. Hij merkte dat hij stijf werd bij de gedachte en wendde zich af, zodat Brienne het niet zou zien.

‘Luister.’ Ze legde een hand op zijn schouder, en bij die plotselinge aanraking sidderde hij. Ze is warm. ‘Er komt iets aan.’ Brienne hief haar zwaard op en wees naar iets links voor hem. ‘Daar.’

Hij tuurde het donker in tot hij het ook zag. Er kwam iets door het duister, hij kon het niet helemaal onderscheiden…

‘Een man te paard. Nee, twee. Twee ruiters, zij aan zij…’

Hierbeneden, onder de Rots? Dat sloeg nergens op. En toch kwamen er twee ruiters op vale paarden aan. Zowel de mannen als de paarden droegen een harnas. De strijdrossen doken langzaam, stapvoets uit het zwart op. Ze maken geen geluid, drong het tot Jaime door. Geen geplons, geen gerinkel van malien, geen hoefslagen. Hij dacht aan Eddard Stark, die in stilte gehuld de hele troonzaal van Aerys door gereden was. Slechts zijn ogen hadden gesproken, de ogen van een heer, koud en grijs en van oordeel vervuld.

‘Ben jij het, Stark?’ riep Jaime. ‘Kom naar voren. Levend vreesde ik je niet, dood vrees ik je evenmin.’

Brienne raakte zijn arm aan. ‘Het zijn er meer.’

Hij zag ze ook. Ze droegen allemaal sneeuwharnassen, kwam het hem voor, en linten van mist fladderden van hun schouders naar achteren. Hun helmvizier was gesloten, maar Jaime Lannister hoefde geen gezichten te zien om te weten wie dit waren. Vijf van hen waren zijn broeders geweest. Oswel Whent en Jon Darring. Lewyn Martel, een prins van Dorne. De Witte Stier, Gerold Hoogtoren. Ser Arthur Dayn, het Zwaard van de Morgen. En naast hen, met mist en smart gekroond, zijn lange haar achter hem aan golvend, reed Rhaegar Targaryen, prins van Drakensteen en rechtmatige erfgenaam van de IJzeren Troon.

‘Jullie maken me niet bang,’ riep hij al draaiend toen ze zich opsplitsten en aan beide zijden om hem heen reden. Hij wist niet welke kant hij op moest kijken. ‘Ik zal jullie een voor een bevechten, of allemaal tegelijk. Maar met wie moet de deerne een tweegevecht houden? Als jullie haar buitensluiten wordt ze kwaad.’

‘Ik heb een eed gezworen om hem te beschermen,’ zei ze tegen Rhaegars schim. ‘Ik heb een heilige eed gezworen.’

‘We hebben allemaal eden gezworen,’ zei ser Arthur Dayn intreurig. De schimmen stegen van hun spookachtige paarden. Toen ze hun slagzwaarden trokken klonk er geen enkel geluid. ‘Hij wilde de stad in brand steken,’ zei Jaime. ‘Zodat er voor Robert slechts as over zou blijven.’

‘Hij was je koning,’ zei Darring.

‘Je had gezworen hem te beschermen,’ zei Whent.

‘En de kinderen, hen ook,’ zei prins Lewyn.

In prins Rhaegar brandde een koud licht, nu eens wit, dan weer rood, dan weer donker. ‘Ik had mijn vrouw en kinderen in jouw handen achtergelaten.’

‘Ik had nooit gedacht dat hij hen zou deren.’ Jaimes zwaard brandde nu minder fel. ‘Ik was bij de koning…’

‘Bezig de koning te doden,’ zei ser Arthur.

‘Hem de keel af te snijden,’ zei prins Lewyn.

‘De koning voor wie je had gezworen te sterven,’ zei de Witte Stier.

De vlammen die langs de kling liepen sputterden en doofden, en Jaime herinnerde zich wat Cersei had gezegd. Nee. Ontzetting kneep zijn keel dicht. Toen was zijn zwaard donker, en slechts dat van Brienne brandde nog toen de geesten op hem afkwamen.

‘Nee,’ zei hij, ‘nee, nee, nee. Neeeeeee!’

Met bonzend hart schrok hij wakker en bevond zich in een besterde duisternis tussen een groepje bomen. Hij proefde gal in zijn mond en rilde van het zweet, heet en koud tegelijk. Toen hij omlaag keek, zoekend naar zijn zwaardhand, eindigde zijn pols in leer en linnen, keurig om een lelijke stomp gebonden. Hij merkte hoe plotseling de tranen in zijn ogen sprongen. Ik voelde het. Ik voelde de kracht in mijn vingers, en het ruwe leer van de zwaardgreep. Mijn hand…

‘Heer.’ Qyborn knielde naast hem, zijn vaderlijke gezicht helemaal gerimpeld van bezorgdheid. ‘Wat is er? Ik hoorde u een kreet slaken.’

Staalpoot Walten torende boven hen uit, lang en nors. ‘Wat is er? Waarom hebt u geschreeuwd?’

‘Een droom… alleen maar een droom.’ Jaime staarde naar het kamp om hen heen, even gedesorienteerd. ‘Het was donker om me heen, maar ik had mijn hand terug.’ Hij keek naar de stomp en voelde zich weer ziek. Onder de Rots is nergens zo’n plek, dacht hij. Zijn maag was zuur en leeg en zijn hoofd bonsde, daar waar het tegen de stronk had gelegen.

Qyborn voelde aan zijn voorhoofd. ‘U hebt nog steeds een beetje koorts.’

‘Een koortsdroom.’ Jaime stak zijn arm uit. ‘Help me.’ Staalpoot greep hem bij zijn goede hand en trok hem overeind.

‘Nog een beker droomwijn?’ vroeg Qyborn.

‘Nee. Ik heb vannacht genoeg gedroomd.’ Hij vroeg zich af hoe ver de dageraad nog was. Op de een of andere manier wist hij dat hij terug zou zijn in die natte duisternis zodra hij zijn ogen sloot.

‘Papavermelk dan? En iets voor de koorts? U bent nog zwak, heer. U moet slapen. Rusten.’

Dat is het laatste wat ik wil. Het maanlicht glansde bleek op de stronk die Jaime als hoofdsteun had gebruikt. Die zat zo dik onder het mos dat het hem niet eerder was opgevallen, maar nu zag hij dat het hout wit was. Dat deed hem aan Winterfel denken, en Ned Starks hartboom. Hij was het niet, dacht hij. Hij is het nooit geweest. Maar de stronk was dood, net als Stark en alle anderen. Prins Rhaegar en ser Arthur en de kinderen. En Aerys. Aerys is het meest dood van allemaal. ‘Gelooft u in geesten, maester?’ vroeg hij aan Qyborn.

De man trok een vreemd gezicht. ‘Eens, in de Citadel, ging ik een lege kamer binnen en zag een lege stoel. Toch wist ik dat daar nog slechts een ogenblik daarvoor een vrouw op had gezeten. Het kussen waarop ze gezeten had was ingedeukt, de stof was nog warm, en haar geur hing nog in de lucht. Wanneer we onze geuren achterlaten als we een kamer verlaten, dan moet er toch ook iets van onze ziel achterblijven als we dit leven verlaten?’ Qyborn spreidde zijn handen. ‘Maar mijn gedachtegang beviel de aartsmaesters niet. Nu ja, Marwyn wel, maar hij was de enige.’

Jaime haalde zijn vingers door zijn haar. ‘Walten,’ zei hij, ‘zadel de paarden. Ik wil terug.’

‘Terug?’ Staalpoot keek hem twijfelend aan.

Hij denkt dat ik gek geworden ben. En dat is misschien ook zo.

‘Ik ben iets vergeten in Harrenhal.’

‘Dat is nu in handen van heer Vargo. En zijn Bloedige Mommers.’

‘U hebt twee keer zoveel mannen.’

‘Als ik u niet op een presenteerblaadje aan uw vader aanbied, zoals mij bevolen is, vilt heer Bolten mij levend. We gaan door naar Koningslanding.’

Eens had Jaime daar misschien met een glimlachje en een dreigement op gereageerd, maar een verminkte met maar een hand is niet echt angstaanjagend. Hij vroeg zich af wat zijn broertje zou doen. Tyrion zou er wel iets op weten. ‘Lannisters liegen, Staalpoot. Heeft heer Bolten je dat nooit verteld?’

De man fronste wantrouwig zijn voorhoofd. ‘En als dat zo was?’

‘Als je me niet terugbrengt naar Harrenhal zou ik wel eens een heel ander liedje voor mijn vader kunnen zingen dan de heer van Fort Gruw graag zou horen. Ik zou zelfs kunnen zeggen dat Bolten bevel had gegeven mijn hand af te hakken en dat Staalpoot Walten het zwaard had gehanteerd.’

Walten gaapte hem aan. ‘Dat is niet waar.’

‘Nee, maar aan wie zal mijn vader geloof hechten?’ Jaime dwong zichzelf, te glimlachen, zoals hij altijd had gedaan toen niets ter wereld hem vrees inboezemde. ‘Het is zoveel simpeler als we gewoon teruggaan. We zijn snel genoeg weer onderweg, en ik zal in Koningslanding zo’n lief liedje zingen dat je je oren niet zult geloven. Als dank zou jij het meisje krijgen, en nog een lekkere dikke beurs vol goud ook.’

‘Goud.’ Dat beviel Walten wel. ‘Hoeveel goud?’

Beet. ‘Tja, hoeveel zou je willen hebben?’

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×