En tegen zonsopgang waren ze alweer halverwege Harrenhal. Jaime dreef zijn paard veel harder aan dan de dag daarvoor en Staalpoot en de noorderlingen waren gedwongen zijn tempo te volgen. Toch was het al midden op de dag toen ze het kasteel aan het meer bereikten. Tegen de betrekkende lucht, waaruit het dreigde te gaan regenen, tekenden de reusachtige muren en de vijf enorme torens zich zwart en onheilspellend af. Het ziet er zo doods uit. De muren waren leeg, de poorten gesloten en gebarricadeerd. Maar hoog boven de dubbele vestingtoren hing een enkele banier slap omlaag. De zwarte geit van Qohor, wist hij. Jaime maakte een toeter van zijn handen en schreeuwde: ‘Jullie daarbinnen! Doe de poort open, of ik trap hem in!’

Pas toen Qyborn en Staalpoot eveneens hun stem verhieven verscheen er op de borstwering boven hen eindelijk een hoofd. Het gaapte hen aan en verdween weer. Kort daarop hoorden ze dat het valhek werd opgetrokken. De poortvleugels zwaaiden open en Jaime Lannister dreef zijn paard tussen de muren door, zonder veel aandacht te besteden aan de moordgaten waar hij onderdoor reed. Hij was bang geweest dat de geit hem niet binnen zou laten, maar de Dappere Gezellen schenen hen nog steeds als bondgenoten te beschouwen. De dwazen.

Het buitenhof was verlaten, alleen de langwerpige stallen met hun leien daken vertoonden enig teken van leven, en Jaimes belangstelling ging op dat moment niet zozeer naar paarden uit. Hij hield de teugels in en keek om zich heen. Van ergens achter de Spooktoren kon hij geluiden horen, en mannen die in vijf, zes talen schreeuwden. Staalpoot en Qyborn kwamen aan weerskanten van hem staan. ‘Ga halen waarvoor u gekomen bent, dan verdwijnen we weer,’ zei Walten. ‘Ik wil geen problemen met de Mommers.’

‘Zeg tegen je mannen dat ze een hand op hun zwaardgevest houden, dan zullen de Mommers geen problemen met jullie willen. Twee tegen een, weet je nog?’ Jaime keek abrupt om toen hij in de verte gebrul hoorde, vaag maar woest. Het weerkaatste tegen de muren van Harrenhal, en het gelach zwol als de zee. Ineens wist hij wat er aan de hand was. Zijn we te laat? Zijn maag draaide zich om en hij stootte zijn sporen in de flanken van zijn paard, galoppeerde het buitenhof over, onder een stenen boogbrug door, om de Jammertoren heen en de Druipsteenhof over.

Ze hadden haar in de berenkuil gegooid.

Koning Harren had zelfs zijn berenbijterijen in grootse stijl willen uitvoeren. De kuil was tien passen wijd en vijf passen diep, met steen ommuurd, met zand bevloerd, en met zes rijen marmeren banken omringd. De Dappere Gezellen bezetten maar een kwart van de plaatsen, zag Jaime terwijl hij onhandig van zijn paard sprong. De huurlingen waren zo op het spektakel beneden gefixeerd dat hun komst alleen aan de overkant van de kuil werd opgemerkt. Brienne droeg dezelfde slechtzittende japon als bij het diner met Rous Bolten. Geen schild, geen borstkuras, geen malien en zelfs geen verhard leer, alleen roze satijn en Myrische kant. Misschien vond de geit haar amusanter als ze als vrouw gekleed was. De halve jurk was aan flarden en uit haar linkerarm, die door de beer was opengehaald, druppelde bloed.

Ze hebben haar tenminste nog een zwaard gegeven. De deerne hield het met een hand vast en bewoog zich zijwaarts, in een poging de afstand tussen haar en de beer zo groot mogelijk te houden. Dat helpt niet, de cirkel is te klein. Ze moest aanvallen, er snel een eind aan maken. Goed staal was tegen elke beer opgewassen. Maar de deerne leek bang te zijn om dicht bij hem te komen. De Mommers overlaadden haar met beledigingen en obsceniteiten.

‘Dit gaat ons niet aan,’ zei Staalpoot waarschuwend tegen Jaime. ‘Heer Bolten heeft gezegd dat die deerne van hen was, om mee te doen wat ze wilden.’

‘Haar naam is Brienne.’ Jaime daalde langs een stuk of wat verbaasde huurlingen de trap af. Vargo Hoat had de loge van de heer op de onderste rij in beslag genomen. ‘Heer Vargo,’ riep hij boven het geschreeuw uit.

De Qohorik liet bijna zijn wijn vallen. ‘Koningsmoordenaar?’

De linkerkant van zijn gezicht was onhandig verbonden, en boven zijn oor zaten er bloedvlekken op het linnen.

‘Haal haar eruit.’

‘Bemoei je met je eigen faken, Koningfmoordenaar, tenfij je nog een ftomp wilt.’ Hij gebaarde met een wijnbeker. ‘Jouw fee-eland heeft me mijn oor afgebeten. Geen wonder dat haar vader fo’n mifbakfel niet wil lofkopen.’

Er klonk gebrul, en Jaime draaide zich weer om. De beer was acht voet lang. Gregor Clegane met een vacht, dacht hij, zij het waarschijnlijk iets slimmer. Maar het beest had niet het bereik dat de Berg had, met dat monsterlijke slagzwaard van hem. Brullend van woede liet de beer een bek vol grote, gele tanden zien. Toen plofte hij weer op alle vier zijn poten en kwam op Brienne af. Dit is je kans! dacht Jaime. Sla toe! Nu!

In plaats daarvan stak ze ineffectief haar zwaard naar voren. De beer week terug en kwam toen grommend weer opzetten. Brienne glipte naar links en stak opnieuw naar de snuit van de beer. Ditmaal hief hij een poot op en mepte het zwaard opzij. Hij is op zijn hoede, besefte Jaime. Hij heeft vaker tegen mensen gevochten. Hij weet dat zwaarden en speren hem pijn kunnen doen. Maar dat zal hem niet lang bij haar vandaan houden. ‘Maak hem af!’ riep hij, maar zijn stem ging verloren temidden van alle andere kreten. Als Brienne het had gehoord liet ze dat niet merken. Ze schoof de kuil rond met haar rug naar de Muur. Te dichtbij. Als die beer haar tegen de Muur vastpint…

Het beest draaide zich log om, te ver en met te veel vaart. Snel als een kat veranderde Brienne van richting. Zo ken ik je weer, deerne. Ze sprong toe om de beer een houw op zijn rug toe te brengen. Brullend ging het beest weer op zijn achterpoten staan. Brienne krabbelde achteruit. Waar is het bloed? Toen begreep hij het plotseling. Jaime keerde zich met een ruk naar Hoat toe. ‘Je hebt haar een toernooizwaard gegeven.’

De geit gierde van de lach en sproeide wijn en speeksel over hem heen. ‘Dat fpreekt vanfelf.’

‘Ik betaal dat losgeld verdomme wel. Goud, saffieren, wat je maar wilt. Haal haar eruit.’

‘Wil je haar hebben? Ga haar dan zelf halen.’

Dat deed hij.

Hij legde zijn goede hand op de marmeren balustrade en sprong eroverheen. Toen hij op het zand landde, rolde hij om. De beer hoorde de plof, snuffelde, en bezag deze nieuwe indringer wantrouwig. Jaime krabbelde op een knie overeind. En wat nu, bij de zevenvoudige hel? Hij graaide een vuistvol zand van de grond. ‘Koningsmoordenaar?’ hoorde hij Brienne stomverbaasd zeggen.

‘Jaime.’ Hij ontrolde zich en smeet de beer het zand in zjin snuit. Het beest vermaalde de lucht en loeide als vuur.

‘Wat doe je hier?’

‘Iets stoms. Ga achter me staan.’ Hij liep in een boog naar haar toe en stapte tussen Brienne en de beer in.

‘Ga jij maar achter mij staan. Ik heb het zwaard.’

‘Een bot zwaard zonder punt. Ga achter me staan!’ Hij zag iets wat half begraven lag onder het zand en griste het met zijn goede hand op. Het bleek een menselijk kaakbot te zijn waar nog wat groenachtig vlees aan hing dat krioelde van de maden. Heel charmant, dacht hij, zich afvragend wiens gezicht hij vasthield. De beer schuifelde dichterbij, dus liet Jaime zijn arm rondzwiepen en smeet het beest zowel bot, vlees als maden naar de kop. Hij miste ruim een pas. Laten ze mijn linkerhand ook maar afhakken, want veel heb ik er niet aan.

Brienne probeerde om hem heen te glippen, maar hij trapte haar benen onder haar vandaan. Ze viel in het zand, haar hand om het nutteloze zwaard geklemd. Jaime ging boven op haar zitten, en de beer viel aan.

Er klonk een laag gezoem, en onder het linkeroog van het beest ontsproot plotseling een geveerde schacht. Bloed en kwijl liepen uit zijn wijd open bek en een tweede bout trof hem in zijn poot. De beer brulde en verhief zich op zijn achterpoten. Nu zag hij Jaime en Brienne weer en schommelde op hen af. Er gingen nog meer kruisbogen af, en de projectielen drongen in zijn vacht en zijn vlees. Van die korte afstand konden de schutters nauwelijks missen. De pijlen ramden hem als mokerslagen, maar de beer deed toch nog een stap. Het arme, stomme, dappere beest. Toen het dier naar hem sloeg, danste hij opzij en schopte schreeuwend wat zand omhoog. De beer zette de achtervolging van zijn kwelgeest in en kreeg nog twee kruisboogbouten in zijn rug. Hij uitte een laatste, rommelende grom, ging op zijn hammen zitten, strekte zich in

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×