hij reed met de Grootjon aan het hoofd van de voorhoede, hij ging met Grijze Wind op verkenning, hij raasde terug naar Robin Grind en de achterhoede. De mannen zeiden trots dat de Jonge Wolf ’s morgens als eerste opstond en ’s avonds als laatste ging slapen, maar Catelyn vroeg zich af, of hij eigenlijk wel sliep. Hij wordt al net zo mager en hongerig als zijn schrikwolf.

‘Vrouwe,’ zei Maege Mormont op een ochtend terwijl ze door een gestage regen reden, ‘u ziet er zo somber uit. Is er iets aan de hand?’

Mijn heer-gemaal is dood, en mijn vader ook. Twee van mijn zonen zijn vermoord, mijn ene dochter is aan een trouweloze dwerg gegeven om zijn ellendige kinderen te baren, mijn andere dochter is verdwenen en waarschijnlijk dood, en mijn laatste overgebleven zoon en mijn enige broer zijn allebei kwaad op me. Wat zou er in vredesnaam aan de hand kunnen zijn? Maar dat was te veel van het goede om tegen vrouwe Maege te zeggen. ‘Dit is een kwade regen,’ zei ze in plaats daarvan. ‘We hebben veel geleden en voor ons ligt nog meer gevaar en verdriet. Dat moeten we stoutmoedig het hoofd bieden, met schallende hoorns en koen vliegende vaandels. Maar de regen drukt ons terneer. De vaandels hangen er slap en doorweekt bij en de mannen duiken weg in hun mantel en praten nauwelijks met elkaar. Slechts een kwade regen verkilt de harten wanneer het juist hard nodig is dat ze vurig branden.’

Decy Mormont keek op naar de lucht. ‘Ik heb liever dat het water regent dan pijlen.’

Ondanks zichzelf moest Catelyn lachen. ‘Je bent dapperder dan ik, vrees ik. Zijn alle vrouwen op dat Bereneiland van jullie zo krijgshaftig?’

‘Berinnen, jazeker,’ zei vrouwe Maege. ‘We moesten wel. In de dagen van weleer plachten de ijzermannen ons te overvallen in hun langschepen, of wildlingen van de Bevroren Kust. De mannen waren dan niet zelden uit vissen. De vrouwen die ze thuisgelaten hadden moesten zichzelf en hun kinderen verdedigen, als ze niet meegevoerd wilden worden.’

‘Er staat een beeld boven onze poort,’ zei Decy. ‘Een vrouw in een berenvel met op een arm een zuigeling die ze bezig is te voeden. In de andere hand houdt ze een strijdbijl. Niet echt een dame, maar ik ben altijd dol op haar geweest.’

‘Mijn neef Jorah bracht eens een echte dame mee naar huis,’ zei vrouwe Mormont. ‘Hij had haar in een toernooi gewonnen. Wat had ze een hekel aan dat beeld.’

‘Ja, en aan al het andere ook,’ zei Decy. ‘Ze had haar als gesponnen goud, die Lynesse. Een huid als room. Maar haar zachte handjes waren niet op bijlen berekend.’

‘En haar tieten niet op zogen,’ zei haar moeder botweg. Catelyn wist over wie ze het hadden: Jorah Mormont had zijn tweede echtgenote meegenomen als er feest was op Winterfel, en een keer waren ze er veertien dagen lang te gast geweest. Ze wist nog hoe jong vrouwe Lynesse was geweest, hoe mooi, en hoe ongelukkig. Op een nacht, na ettelijke bekers wijn, had ze Catelyn bekend dat het noorden geen geschikte plek voor een Hoogteren van Oudstee was. ‘Er was eens een Tulling uit Stroomvliet die er ook zo over dacht,’ had ze vriendelijk geantwoord, in een poging om troost te bieden. ‘Maar na een poosje ontdekte ze hier veel waarvan ze kon houden.’

Allemaal verloren gegaan, peinsde ze. Winterfel en Ned, Bran en Rickon, Sansa, Arya, allemaal weg. Alleen Robb is er nog. Had ze al met al toch te veel van Lynesse Hoogtoren en te weinig van de Starks weg? Had ik maar een bijl kunnen hanteren, dan had ik ze misschien beter kunnen beschermen.

De dagen regen zich aaneen en het bleef maar regenen. Ze reden stroomopwaarts de hele Blauwe Vork langs, tot voorbij Zevenstromen, waar de rivier uiteenrafelde tot een wirwar van kreken en beken, en toen door het Kollenmoer, waar glinsterende groene poelen wachtten om de onoplettenden te verzwelgen en waar de grond aan hun paardenhoeven zoog als een hongerige baby aan de moederborst. Het ging langzamer dan traag. De helft van de karren moest in de modder worden achtergelaten en hun lading worden verdeeld over muildieren en trekpaarden. Heer Jason Mallister haalde hen midden in de moerassen van het Kollenmoer in. Er restte nog meer dan een uur daglicht toen hij met zijn colonne kwam aanrijden, maar Robb liet hen meteen halthouden, en ser Reynald Westerling kwam Catelyn halen om haar naar de tent van de koning te brengen. Ze trof haar zoon naast een komfoor aan, met een kaart over zijn knieen. Grijze Wind sliep aan zijn voeten. De Grootjon was bij hem, en ook Galbart Hanscoe, Maege Mormont, Edmar en een man die Catelyn niet kende, een vlezige, kalende man met een bangelijk voorkomen. Dat is geen jonkertje, wist ze zodra ze de vreemdeling in het oog kreeg. En zelfs geen krijgsman.

Jason Mallister stond op om Catelyn zijn zitplaats aan te bieden. In zijn haar zat bijna evenveel wit als bruin, maar de heer van Zeegaard was nog steeds een knappe man, rijzig en slank, met een fijn gesneden, gladgeschoren gelaat, hoge jukbeenderen en felle, grijsblauwe ogen. ‘Vrouwe Stark, altijd een genoegen. Ik heb hopelijk goed nieuws.’

‘Dat hebben we hard nodig, heer Jason.’ Ze ging zitten en luisterde naar het lawaaiige getik van de regen op het tentdoek boven haar hoofd.

Robb wachtte tot ser Reynald de tentflap had gesloten. ‘De goden hebben onze gebeden verhoord, heren. Heer Jason heeft ons de kapitein van de Myraham gebracht, een koopvaarder uit Oudstee. Kapitein, vertelt u hun wat u mij hebt verteld.’

‘Zeker, uwe genade.’ Hij likte nerveus zijn dikke lippen. ‘De laatste haven die ik voor Zeegaard aandeed was ’s Herenpoort op Piek. De ijzermannen hebben me daar meer dan een halfjaar vastgehouden, werkelijk waar. Op bevel van koning Balon. Maar, eh, nu ja, om kort te gaan, hij is dood.’

‘Balon Grauwvreugd?’ Catelyns hart sloeg een slag over. ‘Wilt u zeggen dat Balon Grauwvreugd dood is?’

De sjofele kleine kapitein knikte. ‘U weet dat Piek op een kaap gebouwd is, en gedeeltelijk op rotsen en eilandjes voor de kust, met bruggen ertussen? Zoals ik het in ’s Herenpoort hoorde begon het te waaien vanuit het westen, met regen en onweer, en de ouwe koning Balon stak net een van die bruggen over toen de wind er vat op kreeg en het ding domweg aan stukken trok. Twee dagen later spoelde hij aan, helemaal opgeblazen en gehavend. Zijn ogen waren door de krabben opgevreten, hoorde ik.’

De Grootjon lachte. ‘Het waren toch koningskrabben, mag ik hopen, die zo royaal van die gelei hebben gegeten?’

De kapitein bewoog zijn hoofd op en neer. ‘Zeker, maar dat is nog niet alles!’ Hij boog zich naar voren. ‘Die broer is terug.’

‘Victarion?’ vroeg Galbart Hanscoe verrast.

‘Euron Kraaienoog, noemen ze hem, en geen zwarter piraat heeft ooit het zeil gehesen. Hij is jaren weg geweest, maar heer Balon was nog niet koud of daar voer hij ’s Herenpoort al binnen in zijn Stilte. Zwarte zeilen, een rode romp en een bemanning zonder tong. Hij was naar Asshai geweest, hoorde ik. Maar waar hij ook geweest moge zijn, hij is nu weer thuis, en hij marcheerde linea recta naar Piek, liet zijn achterste op de Zeestenen Zetel ploffen en verzoop heer Bottelaar in een ton zeewater toen die bezwaar maakte. Toen ben ik teruggerend naar de Myraham en heb het anker gelicht, in de hoop dat ik weg kon komen terwijl er nog verwarring heerste. En zo gebeurde het ook, en hier ben ik.’

‘Kapitein,’ zei Robb toen de man uitgesproken was, ‘ik dank u, en u zult niet zonder beloning blijven. Heer Jason zal u naar uw schip terugbrengen als wij hier klaar zijn. Wilt u buiten wachten?’

‘Jazeker, uwe genade. Jazeker.’

Hij was het paviljoen van de koning nog niet uit of de Grootjon begon te lachen, maar Robb legde hem met een blik het zwijgen op. ‘Euron Grauwvreugd is niet bepaald wat je je onder een koning voorstelt, zelfs als rnaar de helft van wat Theon over hem verteld heeft waar is. Theon is de rechtmatige erfegenaam, tenzij hij dood is… maar Victarion voert het bevel over de IJzeren Vloot. Ik kan me niet voorstellen dat hij in de Motte van Cailin blijft als Euron Kraaienoog de Zeestenen Zetel bezet. Hij moet terug.’

‘Er is ook nog een dochter,’ bracht Galbart Hanscoe hem in herinnering. ‘Die heeft de Motte van Diephout in handen, en Robets vrouw en kind.’

‘Als ze daar blijft hoeft ze niet te hopen dat ze ooit meer in handen krijgt,’ zei Robb. ‘Wat voor de broers geldt, geldt in versterkte mate voor haar. Ze zal naar huis moeten als ze Euron wil verdrijven en haar eigen aanspraak kracht bij wil zetten.’ Catelyns zoon wendde zich tot heer Jason Mallister. ‘U hebt bij Zeegaard een vloot liggen?’

‘Een vloot, uwe genade? Een half dozijn langschepen en twee oorlogsgaleien. Genoeg om mijn eigen kust

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×