wachtten Edmars bruid en Robbs volgende veldslag… en voor mij twee dode zonen, een leeg bed en een kasteel vol geesten. Geen vrolijk vooruitzicht. Brienne, waar ben je?

Breng me mijn meisjes terug, Brienne. Breng ze veilig terug. De motregen waarin ze waren vertrokken ging omstreeks het middaguur over in een gestage, zachte regen die tot ruim na het vallen van de avond duurde. De dag daarop zagen de noorderlingen de zon helemaal niet, maar reden ze voort onder een loodgrijze hemel met hun kappen op om het water uit hun ogen te houden. De zware regenval veranderde de wegen in modderpoelen en de velden in moerassen, deed de rivieren zwellen en beroofde de bomen van hun bladeren. Door het voortdurende gedruis was het maken van een praatje de moeite niet waard, dus werd er alleen gesproken als er iets te zeggen viel, en dat kwam zelden voor.

‘We zijn sterker dan het lijkt, vrouwe,’ zei Maege Mormont terwijl ze voortreden. Catelyn mocht vrouwe Maege en haar oudste dochter Decy inmiddels graag; inzake de affaire Jaime Lannister toonden ze meer begrip dan de meeste anderen, had ze gemerkt. De dochter was lang en slank, de moeder kort en gedrongen, maar ze gingen allebei in leer en malien gehuld, met de zwarte beer van het huis Mormont op hun schild en wapenrok. Uit Catelyns oogpunt was dat een vreemde dracht voor een dame, maar toch leken Decy en vrouwe Maege zich als krijgslieden en vrouwen meer op hun gemak te voelen dan het meisje van Tarth ooit had gedaan.

‘Ik heb in alle veldslagen naast de Jonge Wolf gevochten,’ zei Decy opgewekt. ‘Hij heeft er nog niet een verloren.’

Dat niet, maar verder is hij wel alles kwijt, dacht Catelyn, al ging het niet aan dat hardop te zeggen. Het ontbrak de noorderlingen niet aan moed, maar ze waren ver van huis en hadden niet veel anders om op te teren dan hun geloof in hun jonge koning. Dat geloof moest tot elke prijs in stand gehouden worden. Ik moet sterker zijn, vermaande ze zichzelf. Ik moet sterk zijn voor Robb. Als ik wanhoop, zal mijn verdriet me verteren. Alles hing van dit huwelijk af. Als Edmar en Roslin nu maar gelukkig met elkaar zouden zijn, als heer Frey Laat nu maar gepacificeerd kon worden en zijn macht opnieuw aan die van Robb verbonden kon worden… Maar welke kans hebben we zelfs dan nog, ingeklemd tussen Lannister en Grauwvreugd? Dat was een vraag waar Catelyn niet bij durfde stilstaan, al dacht Robb bijna nergens anders aan. Ze zag hoe hij telkens als ze hun kamp opsloegen zijn kaarten bestudeerde, broedend op een krijgsplan waarmee hij het noorden terug kon winnen.

Haar broer Edmar had andere zorgen. ‘Het zal toch niet zo zijn dat alle dochters van heer Walder op hem lijken, wat denken jullie?’ vroeg hij zich af, terwijl hij met Catelyn en zijn vrienden in zijn hoge, gestreepte paviljoen zat.

‘Met zoveel verschillende moeders moeten een paar van de meisjes wel mooi zijn,’ zei ser Marq Pijper, ‘maar waarom zou die ouwe zak je een knappe geven?’

‘Daar heeft hij geen enkele reden voor,’ zei Edmar somber. Het werd Catelyn te veel. ‘Cersei Lannister is mooi,’ zei ze op scherpe toon. ‘Je kunt beter bidden dat Roslin sterk en gezond is, met een goed stel hersens en een trouw hart.’ En met die woorden liep ze weg.

Dat viel slecht bij Edmar. De volgende dag meed hij haar gedurende de hele mars en zocht hij het gezelschap van Marq Pijper, Leymond Goedenbeek, Patrek Mallister en de jongens Vannis. Zij geven hem geen standjes, behalve voor de grap, zei Catelyn bij zichzelf toen ze haar die middag vrijwel zonder iets te zeggen voorbijdraafden. Ik ben altijd al te streng geweest voor Edmar, en nu maakt het verdriet al mijn woorden scherp. Ze had spijt van haar schrobbering. Er viel al regen genoeg uit de hemel zonder dat zij er nog eens een schepje bovenop hoefde te doen. En was het echt zo erg om een knappe vrouw te willen? Ze herinnerde zich haar eigen, kinderachtige teleurstelling toen ze Eddard Stark voor het eerst had gezien. Ze had zich een jongere versie van zijn broer Brandon voorgesteld, maar dat klopte niet. Ned was korter van stuk en onaantrekkelijker van gezicht, en zo zwartgallig. Zijn woorden waren hoofs genoeg, maar daarachter bespeurde ze iets koels, heel anders dan bij Brandon, wiens vrolijkheid altijd even onstuimig was geweest als zijn woede. Zelfs toen hij haar ontmaagdde hadden ze de liefde eerder plichtmatig dan gepassioneerd bedreven. Maar die nacht verwekten we Robb, we verwekten samen een koning. En na de oorlog, in Winterfel, had ik liefde genoeg voor een echtgenote, toen ik eenmaal had ontdekt wat een goed en vriendelijk hart Ned beneden dat plechtstatige gezicht had. Er is geen reden waarom Edmar dat bij zijn Roslin niet ook zal vinden. De goden hadden het zo beschikt dat hun weg door het Fluisterwoud voerde, waar Robb zijn eerste overwinning had behaald. Ze volgden de loop van het kronkelende stroompje op de bodem van die benauwde, smalle vallei, ongeveer zoals de mannen van Jaime Lannister dat in die noodlotszwangere nacht hadden gedaan. Toen was het warmer, herinnerde Catelyn zich, de bomen waren nog groen, en de stroom was niet buiten zijn oevers getreden. Gevallen bladeren verstopten nu de bedding en lagen in doorweekte hopen tussen de rotsen en wortels, en de bomen die eens Robbs leger hadden verborgen hadden hun groene gewaad nu verwisseld voor dofgouden, bruin gespikkeld bladeren, en een kleur rood die haar aan roest en opgedroogd bloed deed denken. Alleen de sparren en krijgsdennen waren nog groen en staken als lange, donkere speren naar de onderbuik van de wolken. Er is sinds die tijd meer gestorven dan alleen bomen, peinsde ze. In de nacht van het Fluisterwoud had Ned nog levend in zijn cel onder Aegons Hoge Heuvel gezeten en waren Bran en Rickon veilig geweest achter de muren van Winterfel. En Theon Grauwvreugd vocht zij aan zij met Robb en pochte erover dat hij bijna het zwaard had gekruist met de Koningsmoordenaar. Had hij dat maar gedaan. Als Theon was gesneuveld in plaats van de zonen van heer Karstark, hoeveel kwaad zou er dan ongeschied zijn gebleven?

Terwijl ze over het slagveld reden ving Catelyn hier en daar een glimp op van de slachting van destijds: een omgekeerde helm die vol stond met regenwater, een versplinterde lans, het skelet van een paard. Sommige van de gesneuvelden waren onder opgestapelde stenen begraven, maar er waren toch aaseters bij geweest. Tussen de hopen steen zag ze fel gekleurde stoffen en stukken glanzend metaal. Een keer zag ze een gezicht dat naar haar staarde. Onder het in ontbinding verkerende, bruine vlees begon de vorm van de schedel zich al af te tekenen.

Dat deed de vraag bij haar bovenkomen waar Ned nu rustte. De zwijgende zusters waren met zijn gebeente naar het noorden gegaan, begeleid door Hallis Mollen en een kleine erewacht. Had Ned Winterfel ooit bereikt, om daar in de donkere crypte onder het kasteel naast zijn broer Brandon bijgezet te worden? Of was de deur dichtgegaan bij de Motte van Cailin voordat Hal en de zusters die hadden kunnen passeren?

Drieenhalf duizend ruiters kronkelden door het hart van het Fluisterwoud over de dalbodem, maar Catelyn Stark had zich zelden zo eenzaam gevoeld. Met iedere mijl die ze aflegde raakte ze verder van Stroom vliet verwijderd, en ze betrapte zich op de vraag of ze het kasteel ooit zou terugzien. Of was het voorgoed verloren voor haar, zoals zoveel andere dingen?

Vijf dagen later kwamen hun verkenners terug om te melden dat het wassende water de houten brug bij Schoonmarkt had weggespoeld. Galbart Hanscoe en twee van zijn stoutmoedigste mannen hadden geprobeerd bij Ramsvoorde hun rijdieren over de woelige Blauwe Vork te laten zwemmen. Twee van de paarden waren meegesleurd en verdronken, evenals een van de berijders; Hanscoe zelf was erin geslaagd zich aan een rotsblok vast te klampen tot ze hem op de kant konden trekken. ‘De rivier heeft sinds het voorjaar niet meer zo hoog gestaan,’ zei Edmar. ‘En als het zo blijft regenen stijgt het water nog verder.’

‘Verder stroomopwaarts is een brug bij Oudestenen,’ herinnerde Catelyn zich. Ze had dikwijls met haar vader deze gebieden doorkruist. ‘Die is ouder en smaller, maar als hij er nog is…’

‘Hij is weg, vrouwe,’ zei Galbart Hanscoe. ‘Nog eerder weggeslagen dan die bij Schoonmarkt.’

Robb keek naar Catelyn. ‘Is er nog een brug?’

‘Nee. En de Voorden zijn vermoedelijk ondoorwaadbaar.’ Ze spande haar geheugen in. ‘Als we de Blauwe Vork niet over kunnen moeten we eromheen rijden, via Zevenstromen en het Kollenmoer.’

‘Moerassen en slechte wegen, of helemaal geen wegen,’ zei Edmar waarschuwend. ‘Dan schieten we maar langzaam op. Maar we komen er wel, neem ik aan.’

‘Heer Walder zal heus wel wachten,’ zei Robb. ‘Lothar heeft hem uit Stroomvliet een vogel gestuurd, hij weet dat we eraan komen.’

‘Ja, maar de man heeft lange tenen en is achterdochtig van aard,’ zei Catelyn. ‘Het kan zijn dat hij de vertraging als een opzettelijke belediging opvat.’

‘Goed, dan vraag ik hem ook excuus voor onze verlate komst. Een fraaie koning, die om de andere ademtocht pardon roept.’

Robb trok een gezicht. ‘Ik hoop dat Bolten erin geslaagd is de Drietand over te steken voordat de regen

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×