‘Is de rook dan niet zichtbaar?’

‘Iemand die ons zoekt hoeft alleen mijn bloedspoor maar te volgen. Water en hout. Maar breng me eerst die wijnzak.’

Zodra hij erin geslaagd was het vuur aan te steken, plantte Sandor zijn helm stevig in de vlammen, goot de helft van de wijnzak erin uit en liet zich tegen een vooruitstekende, met mos bedekte steen zakken alsof hij niet van plan was ooit nog op te staan. Hij liet Arya de mantel van de schildknaap uitwassen en in repen snijden. Die gingen ook in zijn helm. ‘Als ik nog meer wijn had zou ik me bewusteloos zuipen. Misschien moet ik jou naar die rotherberg terugsturen om nog een zak of wat te halen.’

‘Nee,’ zei Arya. Dat doet hij toch niet? En als hij het wel doet, laat ik hem gewoon zitten en ga ervandoor.

Sandor moest lachen om de angst op haar gezicht. ‘Grapje, wolvenkind. Flauwe rotgrap. Ga een stok voor me zoeken, ongeveer zo lang en niet al te dik. En was de modder eraf. Modder smaakt goor.’

De eerste twee stokken waar ze mee aankwam, bevielen hem niet. Toen ze er een had gevonden die hij goedkeurde, hadden de vlammen zijn hondensnuit tot aan de ogen zwart geschroeid. De wijn in de helm kookte en schuimde. ‘Haal de beker uit mijn bedrol en dompel hem erin. Halfvol,’ zei hij tegen haar. ‘En voorzichtig. Als je dat kreng omgooit, stuur ik je wel degelijk terug om meer te halen. Dan giet je de wijn over mijn wonden. Kun je dat, denk je?’ Arya knikte. ‘Waar wacht je dan nog op?’ gromde hij. De eerste keer dat ze de beker vulde, streken haar knokkels langs het staal en kreeg ze onmiddellijk brandblaren. Arya moest op haar lip bijten om het niet uit te schreeuwen. De Jachthond gebruikte daar de stok voor, die hij tussen zijn kaken klemde terwijl zij goot. Ze behandelde eerst de wond in zijn dij en toen de ondiepere snee in zijn nek. Sandor balde zijn rechterhand tot een vuist en bonkte ermee op de grond toen ze zijn been begoot. Toen zijn nek aan de beurt was beet hij zo hard op de stok dat die brak, zodat ze een nieuwe voor hem moest zoeken. Ze zag de ontzetting in zijn ogen.

‘Andere kant opkijken.’ Ze liet de wijn over het rauwe, rode vlees sijpelen waar zijn oor had gezeten, en er kropen vingers van bruin bloed en rode wijn over zijn kaak. Toen schreeuwde hij wel, ondanks de stok, en daarna viel hij flauw van de pijn. De rest kon Arya zelf bedenken. Ze viste de repen die ze van de mantel van de schildknaap hadden gemaakt uit de helm en gebruikte die om de sneden te verbinden. Toen ze aan zijn oor toe was, moest ze zijn halve hoofd verbinden om het bloeden te stelpen. Inmiddels daalde de schemering over de Drietand neer. Ze liet de paarden grazen, kluisterde ze toen voor de nacht en maakte het zich zo gemakkelijk mogelijk in een nis tussen twee rotsen. Het vuur brandde nog een poosje voordat het doofde. Door de takken boven haar hoofd keek Arya naar de maan.

‘Ser Gregor de Berg,’ zei ze zachtjes. ‘Dunsen, Raf het Lieverdje, ser Ilyn, ser Meryn, koningin Cersei.’ Het was een raar gevoel om Polver en de Kietelaar weg te laten. En Joffry ook. Ze was blij dat hij dood was, maar ze wilde dat ze erbij was geweest en hem had zien sterven, of hem misschien zelf had kunnen doden. Volgens Polver is hij door Sansa vermoord, en door de Kobold. Zou dat kunnen? De Kobold was een Lannister, en Sansa… Ik wou dat ik mezelf in een wolf kon veranderen, en vleugels kon laten groeien, dan kon ik wegvliegen.

Als Sansa ook dood was, zou zij de enige overgebleven Stark zijn. Jon was duizenden mijlen ver weg op de Muur, maar hij was een Sneeuw, en al die verschillende ooms en tantes aan wie de Jachthond haar wilde verkopen, waren evenmin Starks. Het waren geen wolven.

Sandor kreunde, en ze rolde zich op haar zij om naar hem te kijken. Ze besefte dat ze zijn naam ook had weggelaten. Waarom had ze dat gedaan? Ze probeerde aan Mycah te denken, maar ze kon zich maar met moeite voor de geest halen hoe hij eruit had gezien. Ze had hem niet lang gekend. Het enige wat hij ooit heeft gedaan was zwaardvechtertje met me spelen. ‘De Jachthond,’ fluisterde ze, en: ‘Valar morghulis.’ Misschien was hij morgenochtend dood… Maar toen het bleke licht van de dageraad door de bladeren filterde, was hij degene die haar wakker maakte met de neus van zijn laars. Ze had opnieuw gedroomd dat ze een wolf was en een ruiterloos paard een heuvel op joeg met een troep achter zich aan, maar zijn voet haalde haar terug, net toen ze het paard insloten om te doden.

De Jachthond was nog zwak en al zijn bewegingen waren traag en onhandig. Hij hing ingezakt in het zadel en zweette. Zijn oor begon door het verband heen te bloeden. Het kostte hem al zijn kracht om niet van Vreemdeling te vallen. Als de mannen van de Berg jacht op hen hadden gemaakt, was het twijfelachtig of hij zelfs maar een zwaard had kunnen optillen. Arya wierp een blik over haar schouder, maar achter hen zag ze alleen maar een kraai die van boom tot boom fladderde. Het enige geluid was van de rivier afkomstig.

Lang voor het middaguur zat Sandor al te zwaaien in het zadel. Ze hadden nog uren daglicht voor de boeg toen hij halt liet houden. ‘Ik moet rusten,’ was alles wat hij zei. Ditmaal viel hij echt om toen hij afsteeg. In plaats van een poging te doen om op te staan kroop hij zwakjes onder een boom en leunde tegen de stam.

‘Hel en verdoemenis,’ vloekte hij. ‘Hel en verdoemenis.’ Toen hij zag dat Arya naar hem staarde, zei hij: ‘Ik zou je levend villen voor een beker wijn, meisje.’

In plaats daarvan bracht ze hem water. Hij dronk er wat van, klaagde dat het naar modder smaakte en zonk weg in een luidruchtige, koortsachtige slaap. Toen ze hem aanraakte, was zijn huid gloeiend heet. Arya snuffelde aan zijn verbanden, zoals maester Luwin wel eens had gedaan als hij haar sneden of schrammen had behandeld. Zijn gezicht had het ergste gebloed, maar het was de wond in zijn dij die ze raar vond ruiken.

Ze vroeg zich af hoe ver dat Zoutpannen was, en of ze het in haar eentje zou kunnen vinden. Ik hoef hem niet eens te doden. Als ik gewoon wegreed en hem alleen liet, zou hij vanzelf doodgaan. Dan sterft hij van de koorts, en blijft hij tot het einde der tijden onder die boom liggen. Maar misschien was het beter als ze hem zelf doodde. Ze had die schildknaap in de herberg ook gedood, en die had niets gedaan, alleen maar haar arm vastgepakt. De Jachthond had Mycah gedood. Mycah, en nog anderen. Ik wed dat hij wel honderd Mycah’s heeft gedood. Hij zou haar waarschijnlijk ook hebben gedood, als dat losgeld er niet was geweest. Naald glinsterde toen ze het wapen trok. Polver had het in elk geval keurig scherp gehouden. Zonder er zelfs maar bij na te denken draaide ze haar lichaam zijwaarts in de houding van een waterdanser. Dode bladeren ritselden onder haar voeten. Snel als een slang, dacht ze. Soepel als zomerzij.

Zijn ogen gingen open. ‘Weet je nog waar het hart zit?’ vroeg hij op schorre fluistertoon.

Ze stond stil als een steen. ‘Ik… ik wou alleen maar…’

‘Lieg niet,’ gromde hij. ‘Ik heb een hekel aan leugenaars. En nog meer aan bedriegers zonder lef. Schiet op, doe het.’ Toen Arya zich niet verroerde, zei hij. ‘Ik heb die slagersjongen van jou vermoord. Eerst sloeg ik hem bijna doormidden en toen lachte ik erom.’ Hij maakte een vreemd geluid. Het duurde even voordat ze besefte dat hij snikte. ‘En het kleine vogeltje, jouw knappe zuster, ik stond daar in mijn witte mantel en liet toe dat ze haar sloegen. Ik heb dat rotlied genomen, gegeven heeft ze het me niet. Ik wilde haar ook nemen. Dat had ik moeten doen. Ik had haar bloedig moeten neuken en haar het hart uit haar lijf moeten rukken voor ik haar aan die dwerg overliet.’ Zijn gezicht verkrampte van de pijn. ‘Wil je dat ik ga smeken, teef? Doe het! De genadegave… wreek je kleine Mikkel…’

‘Mycah.’ Arya deed een stap bij hem vandaan. ‘Je verdient de genadegave niet.’

De Jachthond keek met ogen die schitterden van de koorts toe hoe ze Angsthaas zadelde. Hij probeerde niet een keer om op te staan en haar tegen te houden. Maar toen ze opsteeg, zei hij: ‘Een echte wolf zou een gewond dier doodbijten.’

Wie weet word je door een paar echte wolven gevonden, dacht Arya. Wie weet ruiken ze je als de zon ondergaat. Dan zou hij nog wel merken wat wolven met honden deden. ‘Je had me geen klap met die bijl moeten geven,’ zei ze. ‘Je had mijn moeder moeten redden.’ Ze wendde haar paard en reed bij hem weg zonder een keer om te kijken.

Op een stralende ochtend, zes dagen later, kwam ze bij een punt waar de Drietand steeds breder werd en de lucht meer naar zout dan naar bomen rook. Ze bleef dicht bij het water en kwam langs velden en boerenhoeven, en kort na het middaguur doemde er een stadje voor haar op. Zoutpannen, hoopte ze. Een klein kasteel domineerde het stadje, eigenlijk niet meer dan een hofstede, een enkele hoge, vierkante donjon met een binnenhof en een ringmuur. De meeste winkels, herbergen en bierkroegen rond de haven waren geplunderd of afgebrand, al zagen sommige er nog bewoond uit. Maar er was inderdaad een haven, en naar het oosten strekte zich de Kreeftenbaai uit, waarvan het water blauwgroen glinsterde in de zon. En er waren schepen.

Drie, dacht Arya, het zijn er drie. Twee waren slechts riviergaleien, ondiepe schuiten die erop gebouwd waren over het water van de Drietand te glijden. De derde was groter, een zeewaardige koopvaarder met twee rijen riemen, een vergulde voorsteven en drie hoge masten, de

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату