gestaan hadden, wapperden nu banieren. ‘Die grote, de gouden met de zwarte hertenbok, dat is de koninklijke standaard van het huis Baratheon,’ vertelde hij aan Anje, die nog nooit van haar leven een banier had gezien. ‘De vos met de bloemen is van het huis Florens. De schildpad is Estermont, de zwaardvis Bar Emmon, en die gekruiste trompetten zijn van Wenzeghem.’

‘Ze zijn allemaal zo bont als bloemen,’ wees Anje. ‘Ik vind die gele mooi, met het vuur. Kijk, en sommige van de strijders hebben hetzelfde ding op hun buis.’

‘Een vurig hart. Ik weet niet wiens wapenteken dat is.’

Daar kwam hij snel genoeg achter. ‘Mannen van de koningin,’ vertelde Pyp hem, nadat hij eerst een juichkreet had geslaakt en geroepen: ‘Gauw de deuren barricaderen, jongens, daar komt Sam de Doder, teruggekeerd uit het graf,’ terwijl Gren Sam zo stevig knuffelde dat hij vreesde dat zijn ribben zouden breken. ‘Maar vraag liever niet waar de koningin is. Die heeft Stannis met hun dochter en zijn vloot in Oostwacht achtergelaten. De enige vrouw die hij heeft meegebracht, is de rode.’

‘De rode?’ zei Sam onzeker.

‘Melisandre van Asshai,’ zei Gren. ‘De tovenares van de koning. Ze zeggen dat ze op Drakensteen iemand levend heeft verbrand om Stannis een gunstige wind voor zijn reis naar het noorden te schenken. In de veldslag reed ze naast hem, en zij heeft hem zijn magische zwaard gegeven. Lichtbrenger, heet het. Wacht maar tot je het ziet. Het gloeit alsof er een stuk zon in zit.’ Hij keek Sam weer aan en grijnsde, een grote, machteloze, domme grijns.

‘Ik kan nog steeds niet geloven dat je er bent.’

Jon Sneeuw had ook geglimlacht toen hij hem zag, net zo’n vermoeid lachje als nu. ‘Je hebt het dus toch gered,’ had hij gezegd, ‘en je hebt Anje er ook nog uitgehaald. Goed gedaan, Sam.’

Zelf had Jon het meer dan goed gedaan, als je Gren mocht geloven. Maar zelfs dat hij de hand had gelegd op de Winterhoorn en een wildlingenprins in handen had weten te krijgen was voor ser Alliser Doren en zijn vrienden niet genoeg. Die bleven hem voor overloper uitmaken. Hoewel maester Aemon zei dat zijn wond goed genas, droeg Jon nog andere littekens mee, dieper dan die rond zijn oog. Hij treurt om zijn wildlingenmeisje, en om zijn broeders.

‘Vreemd eigenlijk,’ zei hij tegen Sam, ‘Craster mocht Mans niet en Mans mocht Craster niet, maar nu zoogt Crasters dochter Mans’ zoon.’

‘Ik heb melk,’ zei Anje, haar stem zacht en verlegen. ‘Die van mij heeft maar weinig nodig. Hij is minder gulzig dan deze.’

Val, de wildlingenvrouw, keerde zich naar hen toe. ‘Ik heb de mannen van de koningin horen zeggen dat de rode vrouw Mans aan het vuur wil geven zodra hij sterk genoeg is.’

Jon wierp haar een vermoeide blik toe. ‘Mans is uit de Nachtwacht gedeserteerd. Daar staat de doodstraf op. Als de Wacht hem gevangen had genomen, was hij nu al opgehangen. Maar hij is de gevangene van de koning, en alleen de rode vrouw weet wat er in de koning omgaat.’

‘Ik wil hem spreken,’ zei Val. ‘Ik wil hem zijn zoon laten zien. Daar heeft hij in elk geval nog recht op, voordat jullie hem doden.’

Sam probeerde het uit te leggen: ‘Niemand mag hem spreken, alleen maester Aemon, vrouwe.’

‘Als ik het voor het zeggen had, zou Mans zijn zoon mogen vasthouden.’ Jons glimlach was verdwenen. ‘Het spijt me, Val.’ Hij keerde zich af. ‘Sam en ik moeten ons weer aan onze plicht wijden. In ieder geval Sam. We zullen vragen of je Mans mag spreken. Dat is alles wat ik kan beloven.’

Sam bleef nog even achter om Anje een kneepje in haar hand te geven en haar te beloven dat hij na het avondeten terug zou komen. Toen haastte hij zich achter Jon aan. Er stonden wachters voor de deur, mannen van de koningin, met speren. Jon was de trap al half af, maar hij bleef staan toen hij Sam achter zich hoorde puffen. ‘Je mag Anje meer dan graag, nietwaar?’

Sam kreeg een kleur. ‘Anje is goed. Ze is goed en lief.’ Hij was blij dat zijn lange nachtmerrie voorbij was, blij dat hij bij zijn broeders in Slot Zwart terug was… maar sommige nachten, alleen in zijn cel, dacht hij eraan hoe warm Anje was geweest als ze zich onder de vachten hadden opgerold met de baby tussen hen in. ‘Ze… ze heeft me moediger gemaakt, Jon. Niet moedig, maar wel moediger.’

‘Je weet dat je haar niet bij je kunt houden,’ zei Jon vriendelijk, ‘evenmin als ik bij Ygritte kon blijven. Je hebt de woorden gezegd, Sam, net als ik. Net als wij allemaal.’

‘Ik weet het. Anje zei dat ze mijn vrouw wel wilde worden, maar… ik heb haar verteld van de woorden, en wat dat inhield. Ik weet niet of ze daar verdrietig of blij om was, maar ik heb het tegen haar gezegd.’ Hij slikte nerveus en zei, ‘Jon, kan een leugen eervol zijn als hij met… met goede bedoelingen wordt verteld?’

‘Dat hangt van de leugen en van de bedoelingen af, denk ik.’

Jon keek Sam aan. ‘Ik zou het je niet aanraden. Jij bent niet voor leugenaar in de wieg gelegd, Sam. Je gaat blozen, piepen en stotteren.’

‘Ja,’ zei Sam, ‘maar ik kan wel liegen in een brief. Ik kan beter met een ganzenveer overweg. Ik heb… iets bedacht. Als de zaken hier weer wat normaler gaan, dan lijkt het me dat het voor Anje het beste zou zijn… ik had gedacht dat ik haar misschien naar Hoornheuvel kon sturen. Naar mijn moeder, mijn zusjes en mijn… mijn v-v- vader. Als Anje zou zeggen dat de baby van m-mij was…’

Hij bloosde weer. ‘Mijn moeder zal hem wel willen hebben, dat weet ik zeker. Zij zal wel een plaatsje vinden waar Anje kan dienen, dat is minder zwaar dan Craster dienen. En heer R-Randyl, hij… hij zal het wel nooit toegeven, maar hij zal misschien wat graag geloven dat ik een bastaard heb verwekt bij een wildlingenmeisje. Dat zou in ieder geval bewijzen dat ik mans genoeg was om met een vrouw naar bed te gaan en een kind te verwekken. Hij zei eens tegen me dat ik vast als maagd zou sterven, dat geen vrouw ooit… je weet wel… Jon, als ik dat deed, als ik die leugen schreef… zou dat een goede zaak zijn? Het leven dat de jongen dan zou leiden…’

‘Als bastaard opgroeien in zijn grootvaders kasteel?’ Jon haalde zijn schouders op. ‘Dat hangt grotendeels van je vader af, en van het hout waaruit de jongen gesneden is. Als hij op jou lijkt…’

‘Hij lijkt niet op mij. Zijn echte vader is Craster. Je hebt hem gezien, die was zo hard als een ouwe boomstronk, en Anje is sterker dan ze eruitziet.’

‘Als blijkt dat de jongen met zwaard of lans weet om te gaan, dan kan hij misschien een plaats bij je vaders huiswacht krijgen, op zijn minst,’ zei Jon. ‘Het is niet ongebruikelijk dat bastaards tot schildknaap worden opgeleid en later ridder worden. Maar dan moet je wel zeker weten dat Anje het spelletje overtuigend kan spelen. Naar wat jij me over heer Randyl hebt verteld, betwijfel ik of hij gemakkelijk over bedrog heen zal stappen.’

Op de trappen naar de toren stonden nog meer wachters. Maar dit waren mannen van de koningin. Sam had het verschil snel leren zien. De mannen van de koningin waren even werelds en ongelovig als alle andere krijgslieden, terwijl die van de koning vurig toegewijd waren aan Melisandre van Asshai en haar Heer des Lichts. ‘Ga je weer naar de oefenhof?’ vroeg Sam terwijl ze de binnenplaats overstaken. ‘Is het wel verstandig om zo hard te trainen voordat je been helemaal genezen is?’

Jon haalde zijn schouders op. ‘Wat moet ik anders? Mars heeft mij van mijn plichten ontslagen, uit angst dat ik nog steeds een overloper ben.’

‘Er zijn er maar een paar die dat denken,’ verzekerde Sam hem.

‘Ser Alliser en zijn makkers. De meeste broeders weten wel beter. Koning Stannis weet het ook, wed ik. Jij hebt hem toch de Winterhoorn gebracht en de zoon van Mans Roover voor hem gevangengenomen?’

‘Het enige wat ik heb gedaan, is Val en de baby beschermen tegen plunderaars nadat de wildlingen waren gevlucht, en over ze waken totdat de wachtruiters ons vonden. Ik heb niemand gevangengenomen. Koning Stannis heeft zijn mannen stevig in de hand, dat is duidelijk. Hij laat ze wat plunderen, maar ik heb gehoord dat er maar drie wildlingenvrouwen zijn verkracht, en de daders zijn alle drie ontmand. Ik denk dat ik wat leden van het vrije volk had moeten doden toen ze vluchtten. Ser Alliser vertelt rond dat ik mijn kling alleen maar heb ontbloot ter verdediging van onze vijanden. Ik heb nagelaten Mans Roover te doden omdat ik met hem onder een hoedje speelde, zegt hij.’

‘Dat is alleen ser Alliser maar,’ zei Sam. ‘Iedereen weet wat voor man hij is.’ Met zijn hoge geboorte, zijn ridderschap en zijn lange jaren bij de Wacht had ser Alliser een ijzersterke gooi naar de positie van opperbevelhebber kunnen doen als niet alle mannen die hij ooit had opgeleid hem verachtten. Zijn naam was natuurlijk voorgedragen, maar nadat hij op de eerste dag een magere zesde plaats had behaald en op de tweede zelfs stemmen had verloren, had Doren zich teruggetrokken om Janos Slink te steunen.

‘Wat iedereen weet, is dat ser Alliser een ridder uit een edel geslacht is en wettig geboren, terwijl ik de

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату