bastaard ben die Qhorin Halfhand heeft gedood en het bed heeft gedeeld met een speervrouw. Ik heb gehoord dat ze me de
Met een ellendig gevoel ging Sam verstaan en zei: ‘Heer Janos zal nooit tot opperbevelhebber gekozen worden.’ Dat was de beste troost die hij Jon te bieden had. De enige. ‘Dat gebeurt niet.’
‘Sam, dierbare dwaas die je bent. Open je ogen. Het gebeurt al dagen.’ Jon veegde zijn haar uit zijn ogen en zei: ‘Ik mag dan niets weten, maar dat weet ik wel. En neem me nu alsjeblieft niet kwalijk, maar ik moet nodig hard met een zwaard op iemand inhakken.’
Er zat niets anders voor Sam op dan hem na te kijken toen hij naar de wapenzaal en de oefenhof beende. Daar bracht Jon Sneeuw het merendeel van zijn dagen door. Nu ser Endries dood was en ser Alliser geen belangstelling meer had, zat Slot Zwart zonder wapenmeester, dus had Jon de taak op zich genomen om met enkele van de versere rekruten te oefenen: Satijn, Paard, Robin Hinkel met zijn horrelvoet, Arron en Emrik. En als zij elders verplichtingen hadden, oefende hij urenlang alleen met zwaard, schild en speer, of vocht hij met iedereen die zin had het tegen hem op te nemen.
Ook voor de deur van de maester had Stannis wachtposten geplaatst. Binnen waren de kamers warm en stampvol mannen die in de slag gewond waren geraakt: zowel zwarte broeders als mannen van de koning en mannen van de koningin. Clydas dribbelde met kruiken geitenmelk en droomwijn tussen hen door, maar maester Aemon was nog niet terug van zijn ochtendbezoek aan Mans Roover. Sam hing zijn mantel aan een haak en ging een handje helpen. Maar onder het aanslepen, inschenken en verbanden verversen, knaagden Jons woorden aan hem.
Pas na ruim een uur kon hij zich verontschuldigen om de raven te voeren. Op weg naar boven, naar het roekenhuis, hield hij halt om de telling van de gisteravond uitgebrachte stemmen te bekijken. Bij het begin van de verkiezing waren er meer dan dertig namen naar voren gebracht, maar de meesten hadden zich teruggetrokken toen duidelijk werd dat ze nooit konden winnen. Na gisteravond waren er nog zeven over. Ser Denys Mallister had tweehonderddertien fiches bij elkaar verzameld, Cottaar Piek honderdzevenentachtig, heer Slink vierenzeventig, Othel Yarwijck zestig, Bouwen Mars negenenveertig, Hob-met-de-drie-Vingers vijf en Ed van de Smarten een.
Hij hoorde de vogels in het roekenhuis klokken, dus legde hij de papieren terzijde en klom de trap op om ze te voeren. Tot zijn genoegen zag hij dat er opnieuw drie raven binnengekomen waren. ‘
Die nacht bij het avondeten zocht Sam naar Jon Sneeuw, maar die was nergens te bekennen in het holle, stenen gewelf waar de broeders nu de maaltijd gebruikten. Ten slotte ging hij bij zijn andere vrienden op de bank zitten. Pyp was Ed van de Smarten net aan het vertellen over de weddenschap, welke strooien soldaat de meeste wildlingenpijlen kon opvangen, ‘Jij bent het langst aan de leiding geweest, maar Wate van het Lange Meer ving er op de laatste dag drie op en ging jou voorbij.’
‘Ik win ook nooit iets,’ klaagde Ed van de Smarten. ‘Maar Wate zijn de goden altijd goedgunstig geweest. Toen hij door de wildlingen van de Schedelbrug werd gesmeten, wist hij op een of andere manier in een mooie diepe waterplas te eindigen. Die had nog eens geluk dat hij al die rotsen miste.’
‘Was het ver naar beneden?’ wilde Gren weten. ‘Dat hij in die plas belandde, redde dat hem het leven?’
‘Nee,’ zei Ed van de Smarten. ‘Na die bijlhouw op zijn hoofd was hij al dood. Maar toch had hij behoorlijk veel geluk, dat hij niet tegen die rotsen sloeg.’
Hob-met-de-drie-Vingers had de broeders voor die avond geroosterde mammoetbout beloofd, misschien in de hoop een paar extra stemmen te bietsen.
Er zou straks weer gestemd worden, en de spanning was te snijden. Cottaar Piek zat bij het haardvuur met wachtruiters uit Oostwacht om zich heen. Ser Denys Mallister zat met een kleinere groep uit de Schaduwtoren bij de deur.
Na de maaltijd stond maester Aemon op om te vragen of iemand van de broeders nog iets wilde zeggen voordat iedereen zijn fiche wierp. Ed van de Smarten stond op, zoals altijd met een uitgestreken, somber gezicht. ‘Ik wil degene die voor mij stemt alleen maar even zeggen dat ik zonder meer een vreselijke opperbevelhebber zou zijn. Maar dat geldt net zo hard voor de rest.’
Hij werd gevolgd door Bouwen Mars, die opstond met een hand op de schouder van Janos Slink. ‘Broeders en vrienden, ik verzoek u, mijn naam voor deze stemming te schrappen. Ik heb nog steeds last van mijn wond en ik vrees dat de taak te zwaar voor mij is… maar niet voor heer Janos hier, die jarenlang de goudmantels van Koningslanding heeft aangevoerd. Laten we hem allemaal onze steun geven.’
Sam hoorde een boos gepruttel aan Cottaar Pieks kant van de zaal, en ser Denys keek naar een van zijn metgezellen en schudde zijn hoofd.
De meeste broeders waren ongeletterd, dus vond de stemming traditiegetrouw plaats door fiches te deponeren in een grote, dikbuikige ijzeren ketel die door Hob en Owen de Onnozele uit de keukens was aangesleept. De vaten met fiches stonden in een hoek achter een zwaar gordijn, zodat de stemmers ongezien hun keuze konden maken. Als je elders dienst had, mocht je je fiche door een vriend laten inleveren. Daarom pakten sommige mannen twee, drie of vier fiches en stemden ser Denys en Cottaar Piek namens de garnizoenen die ze hadden achtergelaten. Toen de zaal eindelijk leeg was op henzelf na, keerden Sam en Clydas de ketel voor
