bastaard ben die Qhorin Halfhand heeft gedood en het bed heeft gedeeld met een speervrouw. Ik heb gehoord dat ze me de warg noemen. Nou vraag ik je, hoe kan ik zonder wolf een warg zijn?’ Zijn mond vertrok. ‘Ik droom niet eens meer van Spook. Al mijn dromen gaan over de crypten, en over de stenen koningen op hun tronen. Soms hoor ik de stemmen van Robb en mijn vader, alsof ze aan een feestmaal aanzitten. Maar tussen ons staat een muur, en ik weet dat voor mij die tafel niet gedekt is.’

Voor de levenden is geen plaats aan de feestmalen der doden. Het verscheurde Sams hart om op dat moment te moeten zwijgen. Bran is niet dood, Jon, had hij graag gezegd. Hij is met vrienden op een enorme eland naar het noorden onderweg om in het hart van het spookwoud een kraai met drie ogen te zoeken. Het klonk zo krankzinnig dat er ogenblikken waren waarop Sam Tarling dacht dat het allemaal een droom moest zijn geweest, opgeroepen door koorts, angst en honger… maar hij zou het er niettemin uitgeflapt hebben als hij zijn woord niet had gegeven. Drie keer had hij gezworen het geheim te zullen bewaren: een keer aan Bran zelf, een keer aan die vreemde jongen, Jojen Riet, en ten slotte aan Koudhanden. ‘De wereld houdt de jongen voor dood,’ had zijn redder bij hun afscheid gezegd. ‘Laat zijn gebeente ongestoord rusten. We willen geen speurneuzen achter ons aan. Zweer het, Samwel van de Nachtwacht. Zweer het omwille van het leven dat je aan mij dankt.’

Met een ellendig gevoel ging Sam verstaan en zei: ‘Heer Janos zal nooit tot opperbevelhebber gekozen worden.’ Dat was de beste troost die hij Jon te bieden had. De enige. ‘Dat gebeurt niet.’

‘Sam, dierbare dwaas die je bent. Open je ogen. Het gebeurt al dagen.’ Jon veegde zijn haar uit zijn ogen en zei: ‘Ik mag dan niets weten, maar dat weet ik wel. En neem me nu alsjeblieft niet kwalijk, maar ik moet nodig hard met een zwaard op iemand inhakken.’

Er zat niets anders voor Sam op dan hem na te kijken toen hij naar de wapenzaal en de oefenhof beende. Daar bracht Jon Sneeuw het merendeel van zijn dagen door. Nu ser Endries dood was en ser Alliser geen belangstelling meer had, zat Slot Zwart zonder wapenmeester, dus had Jon de taak op zich genomen om met enkele van de versere rekruten te oefenen: Satijn, Paard, Robin Hinkel met zijn horrelvoet, Arron en Emrik. En als zij elders verplichtingen hadden, oefende hij urenlang alleen met zwaard, schild en speer, of vocht hij met iedereen die zin had het tegen hem op te nemen. Sam, dierbare dwaas die je bent, kon hij Jon de hele weg terug naar de woontoren van de maester horen zeggen. Open je ogen. Het gebeurt al dagen. Kon het zijn dat hij gelijk had? Een man had twee derde van de stemmen van de Gezworen Broeders nodig om opperbevelhebber van de Nachtwacht te worden, en na negen dagen en negen stemmingen kwam niemand zelfs maar in de buurt. Heer Janos had winst geboekt, dat was waar. Hij was eerst langs Bouwen Mars en daarna langs Othel Yarwijck gekropen, maar hij lag nog ruimschoots achter op ser Denys Mallister van de Schaduwtoren en Cottaar Piek van Oostwacht-aan-Zee. Een van die twee wordt vast de nieuwe opperbevelhebber, hield Sam zichzelf voor.

Ook voor de deur van de maester had Stannis wachtposten geplaatst. Binnen waren de kamers warm en stampvol mannen die in de slag gewond waren geraakt: zowel zwarte broeders als mannen van de koning en mannen van de koningin. Clydas dribbelde met kruiken geitenmelk en droomwijn tussen hen door, maar maester Aemon was nog niet terug van zijn ochtendbezoek aan Mans Roover. Sam hing zijn mantel aan een haak en ging een handje helpen. Maar onder het aanslepen, inschenken en verbanden verversen, knaagden Jons woorden aan hem. Sam, dierbare dwaas die je bent. Open je ogen. Het gebeurt al dagen.

Pas na ruim een uur kon hij zich verontschuldigen om de raven te voeren. Op weg naar boven, naar het roekenhuis, hield hij halt om de telling van de gisteravond uitgebrachte stemmen te bekijken. Bij het begin van de verkiezing waren er meer dan dertig namen naar voren gebracht, maar de meesten hadden zich teruggetrokken toen duidelijk werd dat ze nooit konden winnen. Na gisteravond waren er nog zeven over. Ser Denys Mallister had tweehonderddertien fiches bij elkaar verzameld, Cottaar Piek honderdzevenentachtig, heer Slink vierenzeventig, Othel Yarwijck zestig, Bouwen Mars negenenveertig, Hob-met-de-drie-Vingers vijf en Ed van de Smarten een. Pyp met zijn stomme grappen. Sam nam snel de voorafgaande tellingen door. Ser Denys, Cottaar Piek en Bouwen Mars zakten alle drie al sinds de derde dag en Othel Yarwijck sinds de zesde. Alleen heer Janos Slink steeg elke dag een beetje meer.

Hij hoorde de vogels in het roekenhuis klokken, dus legde hij de papieren terzijde en klom de trap op om ze te voeren. Tot zijn genoegen zag hij dat er opnieuw drie raven binnengekomen waren. ‘Sneeuw,’ riepen ze hem toe. ‘Sneeuw, sneeuw, sneeuw.’ Dat had hij ze geleerd. Zelfs met die nieuwkomers erbij zag het ravenverblijf er akelig leeg uit. Van de vogels die Aemon had uitgestuurd, waren er maar weinig teruggekomen. Maar eentje heeft Stannis bereikt. Eentje heeft Drakensteen gevonden, en een koning die zich iets aan ons gelegen laat liggen. Duizenden mijlen zuidwaarts, wist Sam, had zijn vader het huis Tarling aan de zaak van de jongen op de IJzeren Troon verbonden, maar noch koning Joffry noch de kleine koning Tommen had ook maar iets ondernomen toen de Wacht zijn noodkreet had geslaakt. Waar is een koning goed voor als hij niet bereid is om zijn rijk te verdedigen? dacht hij boos, denkend aan die nacht op de Vuist van de Eerste Mensen en de afschuwelijke tocht naar Crasters Burcht door duisternis, angst en vallende sneeuw. De mannen van de koningin werkten hem weliswaar op de zenuwen, maar ze waren tenminste gekomen.

Die nacht bij het avondeten zocht Sam naar Jon Sneeuw, maar die was nergens te bekennen in het holle, stenen gewelf waar de broeders nu de maaltijd gebruikten. Ten slotte ging hij bij zijn andere vrienden op de bank zitten. Pyp was Ed van de Smarten net aan het vertellen over de weddenschap, welke strooien soldaat de meeste wildlingenpijlen kon opvangen, ‘Jij bent het langst aan de leiding geweest, maar Wate van het Lange Meer ving er op de laatste dag drie op en ging jou voorbij.’

‘Ik win ook nooit iets,’ klaagde Ed van de Smarten. ‘Maar Wate zijn de goden altijd goedgunstig geweest. Toen hij door de wildlingen van de Schedelbrug werd gesmeten, wist hij op een of andere manier in een mooie diepe waterplas te eindigen. Die had nog eens geluk dat hij al die rotsen miste.’

‘Was het ver naar beneden?’ wilde Gren weten. ‘Dat hij in die plas belandde, redde dat hem het leven?’

‘Nee,’ zei Ed van de Smarten. ‘Na die bijlhouw op zijn hoofd was hij al dood. Maar toch had hij behoorlijk veel geluk, dat hij niet tegen die rotsen sloeg.’

Hob-met-de-drie-Vingers had de broeders voor die avond geroosterde mammoetbout beloofd, misschien in de hoop een paar extra stemmen te bietsen. Als dat zijn bedoeling was, had hij een jongere mammoet moeten zoeken, dacht Sam, terwijl hij een draadje vlees tussen zijn tanden uit peuterde. Zuchtend schoof hij het eten weg.

Er zou straks weer gestemd worden, en de spanning was te snijden. Cottaar Piek zat bij het haardvuur met wachtruiters uit Oostwacht om zich heen. Ser Denys Mallister zat met een kleinere groep uit de Schaduwtoren bij de deur. Janos Slink heeft de beste plaats, besefte Sam, halverwege de vlammen en de tocht. Tot zijn schrik zat Bouwen Mars naast hem, met een afgetrokken gezicht en holle ogen, zijn hoofd nog steeds met linnen omwikkeld, maar luisterend naar alles wat heer Janos te zeggen had. Toen hij zijn vrienden daarop wees, zei Pyp: ‘En als je die kant op kijkt, zie je ser Alliser met Othel Yarwijck fluisteren.’

Na de maaltijd stond maester Aemon op om te vragen of iemand van de broeders nog iets wilde zeggen voordat iedereen zijn fiche wierp. Ed van de Smarten stond op, zoals altijd met een uitgestreken, somber gezicht. ‘Ik wil degene die voor mij stemt alleen maar even zeggen dat ik zonder meer een vreselijke opperbevelhebber zou zijn. Maar dat geldt net zo hard voor de rest.’

Hij werd gevolgd door Bouwen Mars, die opstond met een hand op de schouder van Janos Slink. ‘Broeders en vrienden, ik verzoek u, mijn naam voor deze stemming te schrappen. Ik heb nog steeds last van mijn wond en ik vrees dat de taak te zwaar voor mij is… maar niet voor heer Janos hier, die jarenlang de goudmantels van Koningslanding heeft aangevoerd. Laten we hem allemaal onze steun geven.’

Sam hoorde een boos gepruttel aan Cottaar Pieks kant van de zaal, en ser Denys keek naar een van zijn metgezellen en schudde zijn hoofd. Te laat, het euvel is al geschied. Hij vroeg zich af waar Jon was, en waarom hij wegbleef.

De meeste broeders waren ongeletterd, dus vond de stemming traditiegetrouw plaats door fiches te deponeren in een grote, dikbuikige ijzeren ketel die door Hob en Owen de Onnozele uit de keukens was aangesleept. De vaten met fiches stonden in een hoek achter een zwaar gordijn, zodat de stemmers ongezien hun keuze konden maken. Als je elders dienst had, mocht je je fiche door een vriend laten inleveren. Daarom pakten sommige mannen twee, drie of vier fiches en stemden ser Denys en Cottaar Piek namens de garnizoenen die ze hadden achtergelaten. Toen de zaal eindelijk leeg was op henzelf na, keerden Sam en Clydas de ketel voor

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату