maester Aemon om. Een waterval van schelpen, steentjes en koperen penningen stroomde over de tafel. Aemons gerimpelde handen sorteerden ze verrassend snel: hier de schelpen, daar de stenen, de penningen aan die kant, en de paar pijlpunten, spijkers en eikels elk apart. Sam en Clydas telden de bergen elk afzonderlijk.
Vanavond was het Sams beurt om het eerst zijn resultaten te noemen. ‘Tweehonderddrie voor ser Denys Mallister,’ zei hij. ‘Honderdnegenenzestig voor Cottaar Piek. Honderdzevenendertig voor heer Janos Slink, tweeenzeventig voor Othel Yarwijck, vijf voor Hob-met-de-drie-Vingers en twee voor Ed van de Smarten.’
‘Ik had er honderdachtenzestig voor Piek,’ zei Clydas. ‘Volgens mijn telling komen we twee stemmen te kort, en volgens die van Sam een.’
‘Sams telling klopt,’ zei maester Aemon. ‘Jon Sneeuw heeft niet gestemd. Het doet er niet toe. Niemand komt zelfs maar in de buurt.’
Sam was eerder opgelucht dan teleurgesteld. Zelfs met de steun van Bouwen Mars kwam Janos Slink pas op de derde plaats. ‘Wie zijn die vijf die voor Hob-met-de-drie-Vingers blijven stemmen?’ vroeg hij zich af.
‘Broeders die hem de keuken uit willen hebben?’ zei Clydas.
‘Ser Denys heeft tien stemmen minder dan gisteren,’ merkte Sam op. ‘En Cottaar Piek bijna twintig. Geen goede zaak.’
‘Voor henzelf althans niet, als ze opperbevelhebber hopen te worden,’ zei maester Aemon. ‘Maar voor de Nachtwacht kan het dat uiteindelijk wel zijn. Dat maken wij niet uit. Tien dagen is niet overdreven lang. Er is eens een verkiezing geweest die twee jaar duurde, met zo’n zevenhonderd stemmen. De broeders zullen te zijner tijd wel tot een beslissing komen.’
Later, met een beker aangelengde wijn in de beslotenheid van Pyps cel, kwam Sams tong los en merkte hij dat hij hardop aan het denken was. ‘Cottaar Piek en ser Denys Mallister hebben terrein verloren, maar samen hebben ze nog steeds bijna twee derde van de stemmen,’ zei hij tegen Pyp en Gren. ‘Ze zouden allebei uitstekende opperbevelhebbers zijn. Iemand moet een van hen ervan overtuigen dat hij zich terug moet trekken en de ander moet steunen.’
‘Iemand?’ zei Gren twijfelend. ‘Wat voor iemand?’
‘Gren is zo dom, die denkt dat hij dat zou kunnen zijn,’ zei Pyp.
‘Als die iemand bij Piek en Mallister is langs geweest, kan hij misschien ook koning Stannis overhalen om met koningin Cersei te trouwen.’
‘Koning Stannis is al getrouwd,’ wierp Gren tegen.
‘Wat moet ik nou met hem, Sam?’ zuchtte Pyp.
‘Cottaar Piek en ser Denys mogen elkaar niet erg,’ hield Gren koppig vol. ‘Ze maken overal ruzie over.’
‘Ja, maar alleen omdat ze verschillend denken over het wel en wee van de Wacht,’ zei Sam. ‘Als wij ze eens uitlegden…’
‘Wij?’ zei Pyp. ‘Nou is die iemand plotseling
‘En Sam de Doder,’ zei Gren. ‘Je hebt een Ander gedood.’
‘Dat was het drakenglas,’ zei Sam voor de honderdste keer tegen hem.
‘De zoon van een heer, de oppasser van de maester, en Sam de Doder,’ peinsde Pyp. ‘Jij kunt misschien met ze praten…’
‘Dat zou kunnen,’ zei Sam, en nu klonk hij even somber als Ed van de Smarten, ‘als ik niet te laf was om oog in oog met ze te gaan staan.’
Jon
Met het zwaard in de hand sloop Jon in een trage cirkel om Satijn heen en dwong hem om mee te draaien. ‘Je schild omhoog,’ zei hij.
‘Het is te zwaar,’ klaagde de jongen uit Oudstee.
‘Het is precies zo zwaar als het moet zijn om een zwaard af te weren,’ zei Jon. ‘En nou omhoog dat ding.’ Hij deed een stap naar voren en sloeg toe. Satijn hief het schild met een ruk op, net op tijd om het zwaard op de rand op te vangen. Toen haalde hij met zijn eigen kling naar Jons ribben uit. ‘Goed,’ zei Jon, toen hij de klap tegen zijn eigen schild voelde. ‘Dat was goed. Maar je moet je lichaam erachter zetten. Gooi je hele gewicht in dat staal, dan richt je meer schade aan dan met de kracht van je arm alleen. Kom op, nog een poging. Opdringen, maar hou dat schild hoog, of straks klinkt je hoofd als een klok…’
In plaats daarvan deed Satijn een stapje naar achteren en sloeg zijn vizier op. ‘Jon,’ zei hij verontrust.
Toen Jon zich omdraaide stond ze achter hem, omringd door een man of zes van de koningin.
‘De koning wil je spreken, Jon Sneeuw.’
Jon stak het oefenzwaard in de grond. ‘Heb ik verlof om me te verkleden? Zo kan ik niet voor een koning verschijnen.’
‘We zullen boven op de Muur op je wachten,’ zei Melisandre.
Hij hing zijn staal en malien in de wapenkamer, ging naar zijn eigen cel terug, trok zijn bezwete kleren uit en stak zich in een schone zwarte uitrusting. In de kooi zou het koud en winderig zijn, wist hij, en boven op het ijs nog kouder en winderiger, dus koos hij een dikke mantel met een kap uit. Als laatste pakte hij Langklauw en hing het bastaardzwaard op zijn rug.
Melisandre wachtte hem aan de voet van de Muur op. Ze had de mannen van de koningin weggestuurd. ‘Wat wil zijne genade van mij?’ vroeg Jon, terwijl ze de kooi in stapten.
‘Alles wat je te geven hebt, Jon Sneeuw. Hij is koning.’
Hij sloot de deur en trok aan het bellenkoord. De lier begon te draaien. Ze stegen op. Het was een heldere dag, en de Muur huilde. Lange watervingers sijpelden over de buitenkant omlaag, fonkelend in de zon. In de beslotenheid van de ijzeren kooi was hij zich scherp bewust van de aanwezigheid van de rode vrouw. Ze
Ze lachte. ‘Nooit.’ De robijn op haar keel leek te pulseren in hetzelfde ritme als haar hart. ‘Het vuur van de Heer leeft in mij, Jon Sneeuw. Voel maar.’ Ze legde haar hand op zijn wang en liet hem daar rusten, zodat hij kon voelen hoe warm ze was. ‘Zo hoort leven aan te voelen,’ zei ze. ‘Slechts de dood is koud.’
Ze troffen Stannis Baratheon alleen op de rand van de Muur aan. Hij staarde broeierig naar het veld waar hij zijn slag had gewonnen, en naar het grote groene woud daarachter. De hozen, tuniek en laarzen die hij droeg waren even zwart als die van een broeder van de Nachtwacht. Het enige verschil school in zijn zware gouden mantel, die met zwart bont afgezet was en door een broche in de vorm van een brandend hart bijeen werd gehouden. ‘Ik breng u de bastaard van Winterfel, uwe genade,’ zei Melisandre. Stannis draaide zich om en bekeek hem. Onder zijn zware wenkbrauwen waren zijn ogen bodemloze blauwe poelen. Op zijn ingevallen wangen en krachtige kaken groeide een kort geknipte, blauwzwarte baard die nauwelijks verhulde dat zijn gezicht hol was en dat hij zijn kaken opeengeklemd hield. Ook zijn nek en schouders waren verkrampt, en zijn rechterhand eveneens. Jon merkte dat hij moest denken aan iets wat Donal Nooy eens over de gebroeders Baratheon had gezegd. Robert was van zuiver staal. Stannis is puur ijzer, zwart, hard en sterk, maar breekbaar, zoals alle ijzer. Die breekt eerder dan dat hij zal buigen. Niet op zijn gemak knielde hij neer, zich afvragend waarom deze breekbare koning hem nodig had.
‘Sta op. Ik hoor steeds meer over u, heer Sneeuw.’
‘Ik ben geen heer, sire.’ Jon stond op. ‘Ik weet wat u hebt gehoord. Dat ik een overloper en een lafaard ben.
