Dat ik mijn broeder Qhorin Halfhand heb gedood opdat de wildlingen mijn leven zouden sparen. Dat ik met Mans Roover ben meegereden, en een wildlingenvrouw heb genomen.’
‘Inderdaad. Dat alles en nog meer. Ze zeggen dat je ook een warg bent, een gedaanteverwisselaar die ’s nachts als wolf rondwaart.’
Koning Stannis had een harde glimlach. ‘Wat klopt daarvan?’
‘Ik had een schrikwolf, Spook. Ik heb hem achtergelaten toen ik bij Grijsgaard de Muur beklom, en ik heb hem sindsdien niet meer gezien. Qhorin Halfhand had mij bevel gegeven, me bij de wildlingen aan te sluiten. Hij wist dat ze me zouden dwingen hem te doden om mijzelf te bewijzen, en hij droeg me op om alles te doen wat ze van me vroegen. De vrouw heette Ygritte. Ik heb mijn geloften met haar gebroken, maar ik zweer u bij mijn vaders naam dat ik nooit ben overgelopen.’
‘Ik geloof je,’ zei de koning.
Dat verbaasde hem. ‘Waarom?’
Stannis snoof. ‘Ik ken Janos Slink. En Ned Stark heb ik ook gekend. Je vader was mijn vriend niet, maar alleen een dwaas zou zijn eer en oprechtheid in twijfel trekken. Jij lijkt op hem.’ Stannis Baratheon was een forse kerel die boven Jon uittorende, maar hij was zo broodmager dat hij er tien jaar ouder uitzag dan hij was.
‘Ik weet meer dan je denkt, Jon Sneeuw. Ik weet dat jij de vinder bent van de dolk van drakenglas die de zoon van Randyl Tarling heeft gebruikt om de Ander te doden.’
‘Spook heeft hem gevonden. De kling was in de mantel van een wachtruiter gewikkeld en onder aan de Vuist van de Eerste Mensen begraven. Er waren nog meer klingen… speerbladen en pijlpunten, allemaal van drakenglas.’
‘Ik weet dat je hier de poort hebt verdedigd,’ zei koning Stannis. ‘Zo niet, dan was ik te laat gekomen.’
‘Donal Nooy heeft de poort verdedigd. Hij is beneden in de tunnel gesneuveld tegen de koning der reuzen.’
Stannis trok een grimmig gezicht. ‘Nooy had mijn eerste zwaard gesmeed, en ook Roberts strijdhamer. Had het de goden behaagd hem te redden, dan zou hij een betere opperbevelhebber voor jullie orde zijn geweest dan al die dwazen die er nu om bakkeleien.’
‘Cottaar Piek en ser Denys Mallister zijn geen dwazen, sire,’ zei Jon. ‘Het zijn goede, bekwame mannen. Othel Yarwijck ook, op zijn manier. Heer Mormont had vertrouwen in ieder van hen.’
‘Jouw heer Mormont was te goed van vertrouwen. Anders zou hij niet op die manier zijn omgekomen. Maar we hadden het over jou. Ik ben niet vergeten dat jij ons die magische Hoorn hebt gebracht en Mans Roovers vrouw en zoon gevangen hebt genomen.’
‘Dalla is gestorven.’ Dat deed Jon nog steeds verdriet. ‘Val is haar zuster. Er was niet veel nodig om haar en de baby gevangen te nemen, uwe genade. U had de wildlingen op de vlucht gejaagd, en de gedaanteverwisselaar die Mans had achtergelaten om zijn koningin te bewaken, werd krankzinnig toen zijn adelaar verbrandde.’ Jon keek Melisandre aan. ‘Door uw toedoen, volgens sommigen.’
Ze glimlachte, en haar lange, koperkleurige haar viel over haar gezicht. ‘De Heer des Lichts heeft vurige klauwen, Jon Sneeuw.’
Jon knikte, en wendde zich weer tot de koning. ‘Uwe genade, u had het over Val. Ze heeft gevraagd, Mans Roover te mogen zien om hem zijn zoon te brengen. Dat zou… barmhartig zijn.’
‘De man is uit jullie orde gedeserteerd. Je broeders staan er allemaal op dat hij sterft. Waarom zou ik barmhartig jegens hem zijn?’
Daar had Jon geen antwoord op. ‘Zo niet voor hem, dan voor Val zelf. Omwille van haar zuster, de moeder van het kind.’
‘Ben je op die Val gesteld?’
‘Ik ken haar nauwelijks.’
‘Ze zeggen dat ze knap is.’
‘Heel knap,’ beaamde Jon.
‘Schoonheid kan verraderlijk zijn. Die les heeft mijn broer van Cersei Lannister geleerd. Ze heeft hem vermoord, dat lijdt geen twijfel. En je vader en Jon Arryn ook.’ Hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Jij hebt met die wildlingen opgetrokken. Schuilt er enige eer in hen, denk je?’
‘Ja,’ zei Jon, ‘maar wel hun eigen soort eer, sire.’
‘In Mans Roover?’
‘Ja. Ik denk van wel.’
‘In de Beenderheer?’
Jon aarzelde. ‘Ratelhemd werd hij genoemd. Verraderlijk en bloeddorstig. Als er enige eer in hem schuilt, dan heeft hij die onder zijn bottenpak verstopt.’
‘En die ander, die Tormund met de vele namen die ons na de veldslag is ontsnapt? Antwoord me naar waarheid.’
‘Tormund Reuzendoder leek mij het soort man dat een goede vriend en een kwade vijand is, uwe genade.’
Stannis knikte kort. ‘Je vader was een man van eer. Hij was mijn vriend niet, maar ik heb gezien wat hij waard was. Je broer was een rebel en een verrader die de helft van mijn koninkrijk wilde stelen, maar niemand kan zijn moed in twijfel trekken. Hoe zit het met jou?’
‘Woorden. Woorden zijn wind. Waarom denk je dat ik uit Drakensteen ben vertrokken en naar de Muur ben gevaren, heer Sneeuw?’
‘Ik ben geen heer, sire. U bent gekomen omdat wij u hadden geroepen, hoop ik. Al begrijp ik niet waarom u er zo lang over hebt gedaan.’
Tot zijn verrassing moest Stannis daar om glimlachen. ‘Je bent stoutmoedig genoeg om een Stark te zijn. Ja, ik had eerder moeten komen. Als mijn Hand er niet was geweest, was ik mogelijk helemaal niet gekomen. Heer Zeewaard is van nederige geboorte, maar hij herinnerde mij aan mijn plichten op een moment waarop ik uitsluitend aan mijn rechten dacht. Ik had het paard achter de wagen gespannen, zei Davos. Ik probeerde de troon te winnen om het rijk te redden, terwijl ik zou moeten proberen het rijk te redden om de troon te winnen.’ Stannis wees naar het noorden. ‘Daar zal ik de vijand aantreffen die ik sinds mijn geboorte voorbestemd ben te bestrijden.’
‘Zijn naam mag niet genoemd worden,’ voegde Melisandre er zachtjes aan toe. ‘Hij is de God van Nacht en Verschrikking, Jon Sneeuw, en die gedaanten in de sneeuw zijn door hem geschapen.’
‘Ze zeggen dat jij zo’n rondwarend lijk hebt verslagen om heer Mormont het leven te redden,’ zei Stannis. ‘Het kan zijn dat dit ook jouw oorlog is, heer Sneeuw. Als je mij je steun wilt geven.’
‘Mijn zwaard is aan de Nachtwacht opgedragen, uwe genade,’ antwoordde Jon Sneeuw behoedzaam.
Dat beviel de koning niet. Stannis knarsetandde en zei: ‘Ik heb meer dan je zwaard nodig.’
Dat kon Jon niet volgen. ‘Heer?’
‘Ik heb het noorden nodig.’
‘Je broer was de rechtmatige heer van Winterfel. Als hij thuis was gebleven en zijn plicht had gedaan, in plaats van zichzelf te kronen en weg te rijden om het rivierengebied te veroveren, dan had hij vandaag nog in leven kunnen zijn. Maar hoe dan ook. Jij bent Robb niet, evenmin als ik Robert ben.’
Die harde woorden bliezen iedere sympathie weg die Jon eventueel nog voor Stannis had kunnen opbrengen. ‘Ik hield van mijn broer,’ zei hij.
‘En ik van de mijne. Maar zij waren wie ze waren, en wij ook. Ik ben de enige waarachtige koning van Westeros in noord of zuid. En jij bent Ned Starks bastaard.’ Stannis bestudeerde hem met zijn donkerblauwe ogen. ‘Tywin Lannister heeft Rous Bolten tot Landvoogd van het Noorden benoemd als beloning voor zijn verraad aan je broer. De ijzermannen zijn na de dood van Balon Grauwvreugd onderling slaags geraakt, maar ze hebben nog steeds de Motte van Caillin en die van Diephout, Torhens Sterkte en het merendeel van de Stenige Kust in handen. Je vaders grondgebied bloedt, en ik heb noch de kracht, noch de tijd om de wonden te stelpen. Er is een heer van Winterfel nodig. Een
