nadruk had vermeld dat zijn bastaardzoon Walder en Walder onder zijn hoede had genomen. Uit de manier waarop de oude man hem met toegeknepen ogen en tuitmondje had aangekeken, had Catelyn opgemaakt dat het onuitgesproken dreigement de oude man niet ontgaan was.

Is er ooit een vreugdelozer bruiloft geweest? vroeg ze zich af, totdat ze zich haar arme Sansa herinnerde, en haar huwelijk met de Kobold. De Moeder ontferme zich over haar. Ze heeft zo’n tere ziel. Ze werd misselijk van de hitte, de rook en de herrie. De muzikanten op de galerij mochten dan talrijk en luid zijn, bijzonder begaafd waren ze niet. Catelyn nam nog een slok wijn en liet haar beker door een page bijvullen. Nog een paar uur, en dan is het ergste voorbij. Morgen om deze tijd zou Robb naar de volgende veldslag onderweg zijn, ditmaal tegen de ijzermannen in de Motte van Cailin. Vreemd genoeg was dat vooruitzicht bijna een opluchting. Hij zal die slag winnen. Hij wint al zijn veldslagen, en de ijzergeborenen hebben geen koning meer. Bovendien heeft hij veel van Ned geleerd. De trommen bonkten. Rinkelbel huppelde weer voorbij, maar de muziek was zo hard dat ze zijn belletjes nauwelijks hoorde. Boven de herrie uit klonk een plotseling gegrom toen twee honden begonnen te vechten om een flintertje vlees. Ze rolden happend en bijtend over de vloer, en een brullend gelach steeg op. Iemand bekoelde hun woede met een flacon bier, en ze lieten elkaar los. Eentje hinkte er naar de verhoging. Heer Walders tandeloze mond ging open en hij stootte een blaffend gelach uit toen de druipnatte hond bier en haren over drie van zijn kleinzoons uitschudde. De aanblik van de honden deed Catelyn opnieuw wensen dat Grijze Wolf hier was, maar Robbs schrikwolf was nergens te zien. Heer Walder had hem de zaal niet binnen willen laten. ‘Ik heb gehoord dat dat wilde beest van u dol op mensenvlees is, he,’ had de oude man gezegd. ‘Hij bijt kelen door, jawel. Zo’n beest wil ik niet op het feest van mijn Roslin hebben, tussen al mijn lieve, onschuldige vrouwvolk en kindertjes.’

‘Grijze Wind is niet gevaarlijk voor hen, heer,’ had Robb geprotesteerd. ‘Niet zolang ik erbij ben.’

‘U was er wel bij voor de poort, nietwaar? Toen de wolf de kleinzoons aanviel die ik ter begroeting naar u toegestuurd had? Daar weet ik alles van, geloof dat maar, he.’

‘Er is geen kwaad geschied…’

‘Geen kwaad, zegt de koning? Geen kwaad? Petyr is van zijn paard gevallen. Gevallen. Ik heb op die manier een vrouw verloren, door een val.’ Zijn mond stulpte in en uit. ‘Of was het maar een lichtekooi? De moeder van Bastaardwalder, ja, nu weet ik het weer. Ze viel van haar paard en spleet haar schedel. Wat zou uwe genade doen als Petyr zijn nek had gebroken, he?’ Me weer verontschuldigingen aanbieden, in ruil voor een kleinzoon? Nee, nee, nee. U mag dan koning zijn, ik zal niet zeggen van niet, de Koning in het Noorden, he, maar onder mijn dak gelden mijn regels. Uw wolf of uw bruiloft, sire. Maar niet allebei.’

Catelyn zag dat haar zoon razend was, maar hij gaf toe met alle hoffelijkheid die hij kon opbrengen. Als het heer Walder behaagt mij in maden gesmoorde, gestoofde kraai op te dienen, had hij tegen haar gezegd, zal ik dat opeten en om een tweede portie vragen. En dat had hij gedaan.

De Grootjon had nog een van heer Walders nakomelingen onder tafel gedronken, ditmaal Petyr Pukkel. Hij heeft drie keer zoveel inhoud, wat had die knaap dan gedacht? Heer Omber veegde zijn mond af, stond op en begon te zingen: ‘Een beer, een beer, er was een BEER! Heel zwart en bruin en harig, o zeer!’ Zijn stem was lang niet slecht, zij het wat dik van de drank. Helaas speelden de vedelaars, trommelaars en fluitspelers boven juist ‘Lentebloemen’, iets waar de woorden van ‘De beer en het meisje teer’ bij pasten als slakken bij een kom havermout. Zelfs de arme Rinkelbel hield bij die kakofonie zijn handen voor zijn oren.

Rous Bolten mompelde iets wat te zacht was om te verstaan en ging op zoek naar een privaat. In de stampvolle zaal heerste een voortdurende onrust vanwege het komen en gaan van gasten en bedienden. In het andere kasteel was een tweede feest aan de gang voor wat minder voorname ridders en heren. Heer Walder had zijn laaggeboren kinderen en hun kroost naar die kant van de rivier verbannen, waarna Robbs noorderlingen dat als ‘het bastaardfeest’

waren gaan betitelen. Sommige gasten slopen er ongetwijfeld vandoor om te kijken of de bastaarden zich beter vermaakten dan zij. Sommige anderen waagden zich misschien zelfs helemaal naar de legerkampen. De Freys hadden karren wijn, bier en mede verstrekt opdat het gewone krijgsvolk op de verbintenis tussen Stroomvliet en de Tweeling kon drinken.

Robb ging op Boltens lege plaats zitten. ‘Nog een paar uur en deze klucht is voorbij, moeder,’ zei hij met gedempte stem terwijl de Grootjon zong over de maagd met honing in het haar. ‘Zwarte Walder is bij uitzondering eens een keer zo mak als een lammetje, en oom Edmar lijkt heel tevreden met zijn bruid.’ Hij boog zich langs haar heen. ‘Ser Ryman?’

Ser Ryman Frey knipperde met zijn ogen en zei: ‘Sire. Ja?’

‘Ik had gehoopt, Olyvar te vragen of hij mijn schildknaap wilde zijn als we naar het noorden optrekken,’ zei Robb, ‘maar ik zie hem hier niet. Is hij misschien op het andere feest?’

‘Olyvar?’ Ser Ryman schudde zijn hoofd. ‘Nee. Olyvar niet. Vertrokken… van hier vertrokken. Plicht.’

‘Ik snap het.’ Robbs toon verried het tegendeel. Toen ser Ryman verder niets zei, kwam de koning weer overeind. ‘Wilt u misschien dansen, moeder?’

‘Nee, dank je.’ Een dans was wel het laatste wat ze kon gebruiken nu haar hoofd zo bonsde. ‘De dochters van heer Walder zullen vast graag je danspartner zijn.’

‘Vast wel.’ Zijn glimlach was berustend.

De muzikanten speelden inmiddels ‘IJzeren lansen’, terwijl de Grootjon ‘De wellustige knaap’ zong. Iemand zou ze eens aan elkaar moeten voorstellen, dat zou bevorderlijk kunnen zijn voor de harmonie. Catelyn wendde zich weer tot ser Ryman. ‘Ik had gehoord dat een van uw neven zanger was.’

‘Alesander. Symonds zoon. Alyx is zijn zuster.’ Hij hief een beker naar het meisje, dat met Robin Grind danste.

‘Speelt Alesander vanavond voor ons?’

Ser Ryman keek haar met toegeknepen ogen aan. ‘Hij niet. Hij is weg.’ Hij veegde het zweet van zijn voorhoofd, en stond zwaaiend op. ‘Pardon, vrouwe. Pardon.’ Catelyn keek toe hoe hij naar de deur wankelde.

Edmar kuste Roslin en kneep haar in haar hand. Elders in de zaal speelden ser Marq Pijper en ser Danwei Frey een drinkspel, Lothar de Lamme zei iets grappigs tegen ser Hostien, een van de jongere Freys jongleerde met drie dolken voor een troepje giechelende meisjes en Rinkelbel zat op de vloer wijn van zijn vingers te zuigen. De bedienden droegen enorme zilveren schalen aan, hoog opgetast met plakken sappig roze lamsvlees, de smakelijkste schotel die ze de hele avond te zien hadden gekregen. En Robb ging samen met Decy Mormont voor in de dans. Als ze een jurk droeg in plaats van een malienkolder was de oudste dochter van vrouwe Mormont vrij knap. Rijzig en slank als een wilg, met een verlegen lachje waar haar lange gezicht van opfleurde. Het was aangenaam om te zien dat ze op de dansvloer even gracieus kon zijn als op het oefenveld. Catelyn vroeg zich af of vrouwe Mormont de Nek al had bereikt. Ze had haar andere dochters meegenomen, maar Decy, als een van Robbs strijdmakkers, had verkozen aan zijn zij te blijven. Hij bezit Neds gave om tot trouw te inspireren. Ook Olyvar Frey was haar zoon zeer toegewijd geweest. Had Robb niet gezegd dat Olyvar zelfs na zijn huwelijk met Jeane nog bij hem had willen blijven?

Tussen zijn torens van zwart eikenhout gezeten klapte de heer van de Oversteek in zijn vlekkerige handen. Dat was zo’n zacht geluid dat zelfs degenen die op de verhoging zaten het nauwelijks hoorden, maar ser Aenys en ser Hostien zagen het en begonnen met hun bekers op de tafel te slaan. Lothar de Lamme volgde hun voorbeeld, en daarna Marq Pijper en ser Danwei en ser Reimond. Al snel was de helft van de gasten aan het bonken. Ten slotte merkte zelfs de muzikantentroep in de galerij het, en het gefluit, getrommel en gefiedel stierf weg.

‘Uwe genade,’ riep heer Walder tegen Robb, ‘de septon heeft zijn gebeden gebeden, er zijn wat woorden gezegd en heer Edmar heeft mijn schatje een vissenmantel omgeslagen, maar ze zijn nog geen man en vrouw. Een zwaard heeft een schede nodig, he, en bij een bruiloft hoort een bruidsbed. Wat zegt mijn sire ervan? Moeten we ze naar bed brengen?’

Een stuk of twintig van Walder Freys zoons en kleinzoons begonnen weer met hun bekers te slaan en te roepen: ‘Naar bed! Naar bed! Naar bed met ze!’ Roslin was wit weggetrokken. Catelyn vroeg zich af of dat kwam door het vooruitzicht dat ze haar maagdelijkheid zou verliezen, of dat het meisje bang was voor de bedceremonie. Met zoveel verwanten zou het gebruik haar waarschijnlijk niet onbekend zijn, maar

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×