dood van de Jachthond gebeden, maar nu… ze had een steen in haar hand, glibberig van de modder, die ze zonder het zelf te weten had opgeraapt. Naar wie zal ik die gooien?

Ze schrok op van het metaalgekletter toen Clegane de eerste langbijl afweerde. Terwijl hij met de eerste man vocht cirkelde de tweede om hem heen en mikte op zijn onderrug. Vreemdeling draaide op zijn achterbenen rond, zodat de slag slechts langs Clegane heen schampte. Maar dat was genoeg om een grote scheur in zijn vormeloze boerenkiel te maken en de malien eronder bloot te leggen. Het is een tegen drie. Arya hield nog steeds haar steen omklemd.Ze slaan hem vast dood. Ze dacht aan Mycah, de slagersjongen, die zo kort haar vriend was geweest. Toen zag ze dat de derde ruiter haar kant op kwam. Arya stapte achter de kar. Vrees snijdt dieper dan het zwaard. Ze hoorde trommen, krijgshoorns en fluiten, luid schetterende hengsten, het snerpen van staal over staal, maar al die geluiden leken zo ver weg. Hier waren alleen de naderende ruiter en de langbijl in zijn hand. Hij droeg een wapenrok over zijn harnas en ze zag de twee torens die hem tot een Frey bestempelden. Ze begreep het niet. Haar oom trouwde met heer Freys dochter, de Freys waren de vrienden van haar broer. ‘Niet doen!’ gilde ze toen hij om de kar heen reed, maar hij sloeg er geen acht op.

Toen hij aanviel smeet Arya de steen, zoals ze eens de wilde appel naar Gendry had gesmeten. Ze had Gendry recht tussen zijn ogen getroffen, maar nu had ze ernaast gemikt, en de steen ketste vanaf zijn slaap opzij. Dat was genoeg om zijn stormloop af te remmen, maar meer ook niet. Ze deinsde achteruit en snelde op haar voorvoeten over de bemodderde grond, zodat ze de wagen weer tussen hen in kreeg. De ridder volgde op een sukkeldrafje. Achter zijn helmspleet heerste duisternis. Ze had niet eens een buts in zijn helm gemaakt. Ze maakten een rondje, een tweede, een derde. De ridder vervloekte haar. ‘Je kunt niet blijven…’

Het bijlblad trof hem recht op zijn achterhoofd en spleet zijn helm en de schedel daaronder, terwijl hij met zijn gezicht naar voren uit het zadel vloog. Achter hem was de Jachthond, nog steeds op Vreemdeling gezeten. Hoe kom je aan die bijl? had ze bijna gevraagd, maar toen zag ze het. Een van de andere Freys zat klem onder zijn stervende paard en was bezig in een voet water te verdrinken. De derde man lag plat op zijn rug en bewoog niet. Hij had geen halsstuk gedragen, en van onder zijn kin stak een stuk gebroken zwaard van een voet lang omhoog.

‘Pak mijn helm,’ gromde Clegane haar toe.

Die was onder in een zak gedroogde appels gepropt, achter in de kar bij de varkenspootjes in gelei. Arya maakte de zak open en smeet hem de helm toe. Hij plukte hem met een hand uit de lucht en liet hem over zijn hoofd zakken, en waar de man had gezeten restte nu nog slechts een stalen hond die zijn tanden ontblootte tegen de vuren.

‘Mijn broer…’

‘Dood!’ schreeuwde hij terug. ‘Dacht je dat ze zijn mannen zouden afslachten en hem in leven zouden laten?’ Hij keerde zijn hoofd naar het kamp terug. ‘Kijk. Kijk dan, verdomme.’

Het kamp was een slagveld. Nee, een slachthuis. De vlammen van de feesttenten reikten tot halverwege de hemel. Er stonden ook een paar soldatententen in brand, en zeker vijftig zijden paviljoens. Overal zongen zwaarden. En nu huilen de regens over zijn zaal, en niemand keert er weer. Ze zag hoe twee ridders een rennende man tegen de grond reden. Een houten vat plofte op een van de brandende tenten en barstte open, en de vlammen schoten twee keer zo hoog op. Een katapult, wist ze. Het kasteel schoot olie of pek of zoiets af.

‘Kom mee.’ Sandor Clegane stak een hand uit. ‘We moeten hier weg, en snel ook.’ Vreemdeling schudde ongeduldig met zijn hoofd, zijn neusgaten wijd geopend door de bloedlucht. Het lied was uit. Nu klonk er nog slechts een enkele trom waarvan de trage, eentonige slagen als het bonzen van een monsterlijk hart over de rivier galmden. De zwarte hemel huilde, de rivier gromde, mannen vloekten en stierven. Arya had modder tussen haar tanden en haar gezicht was nat. Regen. Het is maar regen. Meer niet. ‘We zijn hier!’ riep ze. Haar stem klonk dun en bang, het stemmetje van een klein meisje. ‘Robb is gewoon in het kasteel, en mijn moeder ook. De poort staat zelfs open.’ Er reden geen Freys meer naar buiten. Ik was er bijna. ‘We moeten mijn moeder gaan halen.’

‘Stompzinnige kleine teef.’ Vlammen fonkelden op de snuit van zijn helm en deden de stalen tanden blikkeren. ‘Ga naar binnen en je komt er niet meer uit. Misschien laat Frey je het lijk van je moeder nog kussen.’

‘Misschien kunnen we haar redden.’

‘Jij misschien. Ik wil nog even verder leven.’ Hij reed op haar af en drong haar terug naar de kar. ‘Blijf of ga, wolvin. Leef of sterf. Je…’

Arya keerde zich met een ruk van hem af en stoof naar de poort. Het valhek kwam omlaag, zij het traag. Ik moet harder lopen. Maar de modder hield haar op en daarna het water. Rennen, snel als een wolf. De ophaalbrug ging al omhoog, het water droop er als een gordijn van af en de modder in dikke klodders. Harder. Ze hoorde een luid gespetter en toen ze omkeek, zag ze dat Vreemdeling achter haar aan denderde en met elke pas een plens water opwierp. Ze zag ook de langbijl, nog vochtig van het bloed en de hersenen. En Arya rende. Niet meer om haar broer en zelfs niet om haar moeder, maar om zichzelf. Ze rende harder dan ze ooit had gerend. Haar hoofd was voorovergebogen, haar voeten woelden de rivier om en ze rende voor hem weg zoals Mycah gerend moest hebben.

Zijn bijl trof haar op haar achterhoofd.

Tyrion

Ze dineerden alleen, zoals zo vaak.

‘De erwten zijn te gaar,’ zei zijn echtgenote op een bepaald moment voorzichtig.

‘Geeft niet,’ zei hij. ‘De schapenbout ook.’

Het was een grapje, maar Sansa vatte het als kritiek op. ‘Het spijt me, heer.’

‘Waarom? Een van de koks zou spijt moeten hebben, niet jij. De erwten zijn jouw afdeling niet, Sansa.’

‘Het… het spijt me dat het mijn heer-gemaal mishaagt.’

‘Als er al iets is dat me mishaagt, dan heeft dat niets met erwten te maken. Ik heb Joffry en mijn zuster om me te mishagen, en mijn heer vader, en die driehonderd verdomde Dorners.’ Hij had prins Oberyn en zijn edelen in een hoekfort met uitzicht op de stad ondergebracht, zo ver van de Tyrels vandaan als maar mogelijk was zonder ze helemaal uit de Rode Burcht te bannen. Dat was lang niet ver genoeg. Er was al een vechtpartij geweest in een kroeg in de Vlooienzak waarbij een wapenknecht van Tyrel was omgekomen en twee van heer Gargalen zich ernstig hadden verbrand, en een onaangename botsing op het binnenhof toen het verschrompelde mensje dat Hamer Tyrels moeder was Ellaria Zand voor ‘de hoer van dat serpent’ had uitgemaakt. Telkens als hij Oberyn Martel tegenkwam, vroeg de prins hem wanneer er nu eens gerechtigheid zou geschieden. Te gare erwten waren wel de minste van Tyrions zorgen, maar hij zag er de zin niet van in om zijn jeugdige echtgenote met dergelijke dingen te belasten. Sansa had toch al genoeg ellende te verduren.

‘De erwten kunnen ermee door,’ zei hij kortaf tegen haar. ‘Ze zijn groen en rond, en wat valt er van erwten nog meer te verlangen? Hier, ik neem nog een portie, als het mijn vrouwe behaagt.’

Hij wenkte, en Podderik Peyn lepelde zoveel erwten op zijn bord dat Tyrion zijn schaap uit het oog verloor. Dat was niet slim, zei hij bij zichzelf. Nu moet ik ze allemaal opeten, of ze gaat weer spijt krijgen.

Het avondmaal eindigde, als zo vele daarvoor, onder gedwongen stilzwijgen. Naderhand, toen Pod de bekers en borden afruimde, vroeg Sansa Tyrion verlof om het godenwoud te bezoeken.

‘Zoals je wilt.’ Hij was gewend geraakt aan de avondgebeden van zijn vrouw. Ze bad ook in de koninklijke sept, en stak vaak kaarsen aan voor de Moeder, de Maagd en de Oude Vrouw. Tyrion vond al die vroomheid eerlijk gezegd overdreven, maar als hij in haar schoenen zou staan, zou hij misschien ook de hulp van de goden willen. ‘Ik beken dat ik weinig van de oude goden afweet,’ zei hij in een poging om vriendelijk te zijn. ‘Misschien moet je me er eens wat over vertellen. Ik zou zelfs mee kunnen gaan.’

‘Nee,’ zei Sansa onmiddellijk. ‘Het is… aardig aangeboden, maar… er is geen eredienst, heer. Geen

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату