eens driehonderd in Stormeinde.’ Zijn hand zwiepte over de Beschilderde Tafel. ‘De rest van Westeros is in handen van mijn vijanden. Mijn enige vloot is die van Salladhor Saan. Geen geld om huurlingen te betalen. Geen vooruitzicht op buit of roem waarmee ik vrijruiters voor mijn zaak kan winnen.’
‘Heer-gemaal,’ zei koningin Selyse, ‘u hebt meer manschappen dan Aegon driehonderd jaar geleden. Het enige waaraan het u ontbreekt zijn draken.’
De blik die Stannis haar toewierp was duister. ‘Er kwamen negen magiers van overzee om Aegons geheime voorraad eieren uit te broeden. Baelor de Gezegende heeft een halfjaar lang bij het zijne gebeden. Aegon de Vierde bouwde draken van hout en ijzer. Aerion Lichtvlam dronk wildvuur om zichzelf te transformeren. De magiers faalden, de gebeden van koning Baelor bleven onverhoord, de houten draken verbrandden en prins Aerion vond schreeuwend de dood.’
Koningin Selyse wist niet van wijken. ‘Geen van hen was de uitverkorene van R’hllor. Er trok geen vurig rode komeet langs het zwerk om hun komst aan te kondigen. Geen van hen voerde Lichtbrenger, het rode zwaard der helden. En geen van hen had de prijs betaald. Vrouwe Melisandre zal het u vertellen. Leven kan slechts met de dood worden gekocht.’
‘De jongen?’ De koning spuwde de woorden bijna uit.
‘De jongen,’ beaamde de koningin.
‘De jongen,’ echode ser Axel.
‘Ik was al doodziek van die ellendige jongen voordat hij zelfs maar geboren was,’ klaagde de koning. ‘Zijn naam alleen al schettert in mijn oren en werpt een schaduw op mijn ziel.’
‘Geef mij de jongen en u zult zijn naam nooit meer hoeven aanhoren.’
‘Geef me de jongen voor R’hllor,’ zei de rode vrouw, ‘en de aloude profetie zal in vervulling gaan. Uw draak zal ontwaken en zijn stenen vleugels spreiden. Het koninkrijk zal u toebehoren.’
Ser Axel zonk op een knie. ‘Met gebogen knie smeek ik u, sire. Wek de stenen draak en laat de verraders sidderen. Gelijk Aegon zult ge beginnen als heer van Drakensteen. Gelijk Aegon zult ge veroveren. Laat al wat vals en weifelachtig is uw vlammen voelen.’
‘Ook uw eigen gemalin smeekt het u, mijn heer-gemaal.’ Koningin Selyse zonk op beide knieen voor de koning neer, haar handen gevouwen als in gebed. ‘Robert en Delena hebben ons bed bezoedeld en een vloek over onze verbintenis gebracht. Deze knaap is de rotte vrucht van hun hoererij. Verdrijf deze schaduw van mijn schoot en ik zal u vele wettige zonen baren, dat weet ik.’ Ze sloeg haar armen om zijn benen. ‘Het is maar een knaap, geboren uit de wellust van uw broer en de schande van mijn nicht.’
‘Hij is mijn bloedverwant. Laat me los, mens.’ Koning Stannis legde een hand op haar schouder en ontworstelde zich onhandig aan haar greep. ‘Misschien heeft Robert inderdaad een vloek over ons echtelijk bed afgeroepen. Hij bezwoer me dat het nooit zijn bedoeling was mij te schande te zetten, dat hij die avond dronken was en helemaal niet wist wiens slaapkamer hij in was gegaan. Maar maakt het iets uit? Hoe de waarheid ook luidt, het was niet de schuld van de jongen.’
Melisandre legde haar hand op de arm van de koning. ‘De Heer des Lichts koestert de onschuldigen. Een kostbaarder offer bestaat niet. Uit zijn koninklijke bloed en zijn onbezoedelde vuur zal een draak geboren worden.’
Stannis onttrok zich niet aan Melisandres aanraking zoals hij zich aan die van zijn koningin had ontrokken. De rode vrouw was alles wat Selyse niet was: jong, welgevormd en vreemd mooi, met haar hartvormige gezicht, haar koperkleurige haar en haar bovennatuurlijk rode ogen. ‘Het zou wonderbaarlijk zijn om te zien hoe steen tot leven kwam,’ gaf hij met tegenzin toe. ‘En om een draak te bestijgen… ik herinner me de eerste keer nog dat mijn vader mij meenam naar het hof. Robert moest mijn hand vasthouden. Ik kan hooguit vier zijn geweest, dus hij moet vijf of zes zijn geweest. Later waren we het erover eens, dat de koning even nobel was geweest als de draken geducht.’ Stannis snoof. ‘Jaren daarna vertelde onze vader ons dat Aerys zich die ochtend aan de troon had gesneden, en dat zijn Hand daarom zijn plaats had ingenomen. Het was Tywin Lannister die zo’n indruk op ons had gemaakt.’ Zijn vingers raakten het tafelblad en trokken een vluchtig spoor door de geverniste heuvels. ‘Robert haalde de schedels van de Muur toen hij de kroon eenmaal droeg, maar het idee dat hij ze zou laten vernietigen was hem onverdraaglijk. Drakenvleugels boven Westeros, er zou zo’n…’
Stannis’ mond sloot met een klap. ‘Heer Davos van het Regenwoud. Dacht u dat ik u tot Hand had benoemd om uw mond te houden?’ De koning wuifde. ‘Zeg wat u op het hart hebt.’
‘Er zijn geen goden dan R’hllor en de Ander, wiens naam niet genoemd mag worden.’ Melisandres mond werd een harde, rode streep. ‘En wie klein is, vervloekt wat hij niet begrijpt.’
‘Ik ben klein,’ gaf Davos toe, ‘dus zegt u mij maar, waarom u de jongen Edric Storm nodig hebt om uw grote stenen draak te wekken, vrouwe.’ Hij was vastbesloten de naam van de jongen zo vaak mogelijk te noemen.
‘Leven kan slechts met de dood gekocht worden, heer. Een groot geschenk vereist een groot offer.’
‘Wat voor grootheid schuilt er in een laaggeboren kind?’
‘Er stroomt koningsbloed door zijn aderen. U hebt gezien wat zelfs een kleine hoeveelheid van dat bloed kan doen…’
‘Ik heb een paar bloedzuigers zien branden.’
‘En er zijn twee valse koningen dood.’
‘Robb Stark is door heer Walder van de Oversteek vermoord, en we hebben gehoord dat Balon Grauwvreugd van een brug is gevallen. Wie hebben uw bloedzuigers gedood?’
‘Twijfelt u aan de macht van R’hllor?’
Stannis lachte snorkend. ‘Daar heeft hij u, vrouwe. Twee is geen drie.’
‘Inderdaad, uwe genade. Een koning kan bij toeval de dood vinden, en zelfs twee… maar drie? Als Joffry op het toppunt van zijn macht, omringd door zijn legers en zijn Koningsgarde zou sterven, zou dat niet aantonen dat de Heer zijn macht had aangewend?’
‘Mogelijk?’ De koning sprak het woord met tegenzin uit.
‘Of niet.’ Davos deed zijn best om niet te laten merken hoe bang hij was.
‘Joffry zal sterven,’ verklaarde koningin Selyse, wier vertrouwen onaangetast was.
‘Misschien is hij al dood,’ voegde ser Axel eraan toe. Stannis keek hen geergerd aan. ‘Zijn jullie gedresseerde kraaien, dat jullie om beurten tegen me krassen? Genoeg.’
‘Gemaal, hoor mij aan…’ soebatte de koningin.
‘Waarom? Twee is geen drie. Koningen kunnen net zo goed tellen als smokkelaars. Jullie kunnen gaan.’ Stannis keerde hen de rug toe.
Melisandre hielp de koningin overeind. Selyse schreed met stijve passen de kamer uit, de rode vrouw in haar kielzog. Ser Axel bleef lang genoeg talmen om Davos een laatste blik toe te werpen.
Toen de overigen vertrokken waren, schraapte Davos zijn keel. De koning keek op. ‘Wat doe jij hier nog?’
‘Sire, wat Edric Storm betreft…’
De koning maakte een scherp gebaar. ‘Bewaar me!’
Davos hield vol. ‘Uw dochter krijgt les met hem en speelt elke dag met hem in Aegons Tuin.’
‘Dat weet ik.’
‘Haar hart zou breken als hem ook maar iets zou…’
‘Dat weet ik ook.’
‘Als u hem eens zou zien…’
