priesters, gezangen of kaarsen. Alleen bomen en stil gebed. U zou zich maar vervelen.’
‘Vast wel.’ Ze
Toen ze weg was, ging hij weer aan het werk en trachtte door het labyrint van Pinkjes boeken het spoor van wat gouden draken te volgen. Petyr Baelish vond dat goud moest rollen in plaats van stoffig te worden, dat was een ding dat zeker was, maar hoe harder Tyrion zijn best deed om zijn boekhouding te doorgronden, hoe meer hoofdpijn hij kreeg. Het was allemaal mooi en aardig om te roepen dat je met draken andere draken moest fokken in plaats van ze in een schatkist op te sluiten, maar sommige van deze ondernemingen riekten kwalijker dan weken oude vis.
Toen de oproep van zijn vader kwam, was het voor zover Tyrion zich kon herinneren de eerste keer dat hij blij was ser Boros Both te zien. Dankbaar sloeg hij de boeken dicht, blies de olielamp uit, bond een mantel om en waggelde het kasteel door naar de Toren van de Hand. De wind was inderdaad fris, precies zoals hij Sansa had gewaarschuwd, en de geur van regen hing in de lucht. Als heer Tywin klaar met hem was, kon hij misschien het beste naar het godenwoud gaan om haar naar huis te brengen voor ze doorweekt raakte.
Al die gedachten vervlogen echter toen hij de bovenzaal van de Hand betrad en daar Cersei, ser Kevan en grootmaester Pycelle aantrof, verzameld rond heer Tywin en de koning. Joffry stond bijna te springen, en Cersei keek meesmuilend en zelfvoldaan, maar heer Tywin zag er even grimmig uit als altijd.
‘Hij is
‘Oorlogen winnen zichzelf niet, Tyrion,’ zei Cersei met lieftallig venijn. ‘Onze vader heeft deze oorlog gewonnen.’
‘Er is niets gewonnen zolang er nog vijanden onder de wapenen zijn,’ zei heer Tywin waarschuwend.
‘De rivierheren zijn niet gek,’ wierp de koningin tegen. ‘Zonder de noorderlingen hebben ze geen hoop om stand te kunnen houden tegen de gezamenlijke strijdkrachten van Hooggaarde, de Rots van Casterling en Dorne. Ze zullen onderwerping heus wel boven vernietiging verkiezen.’
‘De meesten wel,’ beaamde heer Tywin. ‘Rest Stroomvliet nog, maar zolang Walder Frey Edmar Tulling in gijzeling houdt zal de Zwartvis ons niet durven bedreigen. Jason Mallister en Tytos Zwartewoud zullen uit eergevoel doorvechten, maar de Freys zullen de Mallisters in Zeegaard omsingeld houden, en mits op de juiste wijze geprikkeld, kan Jonos Vaaren wel overgehaald worden om van bondgenoot
‘Harrenhal?’ zei Tyrion, die zijn oude heer kende.
‘Het rijk is beter af zonder de Dappere Gezellen. Ik heb ser Gregor bevel gegeven de bezetting van het kasteel over de kling te jagen.’
‘Ze moeten allemaal over de kling gejaagd worden,’ verklaarde Joffry ineens. ‘De Mallisters, de Zwartewouds en de Vaarens… allemaal. Het zijn verraders. Ik wil ze dood hebben, grootvader. Ik wil geen
‘Sire,’ zei ser Kevan geschokt, ‘vrouwe Sansa is nu uw aangetrouwde tante.’
‘Een grapje.’ Cersei glimlachte. ‘Joff meent het niet.’
‘Ik meen het wel,’ hield Joffry vol. ‘Hij was een verrader en ik wil zijn stomme kop hebben. Ik ga Sansa bevelen om het te kussen.’
‘U bent het monster, oom,’ snierde Joffry.
‘O ja?’ Tyrion hield zijn hoofd scheef. ‘Misschien kun je dan beter niet zo’n hoge toon tegen me aanslaan. Monsters zijn gevaarlijk, en op dit moment sterven de koningen kennelijk als vliegen.’
‘Daar zou ik je je tong voor kunnen laten uitrukken,’ zei de kindkoning, die rood aanliep. ‘Ik ben de koning.’
Cersei legde beschermend een hand op de schouder van haar zoon. ‘Laat die dwerg maar net zo hard dreigen als hij wil, Jof. Dan zien mijn vader en mijn oom tenminste hoe hij is.’
Daar reageerde heer Tywin niet op; het was Joffry tot wie hij zich richtte. ‘Aerys had ook de behoefte de mensen eraan te herinneren dat hij de koning was. En hij was er ook uitermate dol op, mensen hun tong uit te rukken. Vraag maar aan ser Ilyn Peyn, al zul je van hem geen antwoord krijgen.’
‘Ser Ilyn heeft het nooit gewaagd Aerys zo te provoceren als uw Kobold Joff provoceert,’ zei Cersei. ‘U hebt het toch gehoord? “Monster,” noemde hij hem. Zijne genade de koning. En hij bedreigde hem…’
‘Hou je mond, Cersei. Joffry, als je vijanden je tarten, laat je ze staal en vuur proeven. Gaan ze daarentegen op hun knieen, dan help je ze weer overeind. Anders zal nooit een man zijn knie voor je buigen. En iemand die het nodig heeft om te zeggen dat hij de koning is, is geen waarachtig koning. Aerys heeft dat nooit begrepen, maar jij zult het wel bergrijpen. Als ik je oorlog voor je gewonnen heb, herstellen we de koningsvrede en de koninklijke gerechtigheid. Het enige waar jij je op dit moment om hoeft te bekommeren is het maagdenvlies van Marjolij Tyrel.’
Joffry kreeg die gemelijke, verongelijkte blik weer in zijn ogen. Cersei had hem stevig bij de schouder, maar misschien had ze hem bij de keel moeten grijpen. De jongen deed hen allemaal versteld staan. In plaats van veilig onder zijn steen terug te kruipen richtte Joffry zich uitdagend op en zei: ‘U hebt het over Aerys, grootvader, maar u was bang voor hem.’
‘Dank u voor die wijsheid, uwe genade,’ zei heer Tywin met zoveel kille hoffelijkheid dat hun oren er bijna af vroren. ‘Ser Kevan, ik merk dat de koning vermoeid is. Wilt u hem veilig naar zijn slaapkamer brengen? Pycelle,
