‘We krijgen straks wijn bij het ontbijt, heer,’ zei Sansa.
‘Hier is ook wijn. Je wilt toch niet van me verlangen dat ik mijn zuster nuchter het hoofd bied? Dit is een nieuwe eeuw, vrouwe. Het driehonderdste jaar sinds de verovering van Aegon.’ De dwerg nam een beker rode wijn van Podderik aan en hief hem op. ‘Op Aegon. Wat een fortuinlijke kerel. Twee zussen, twee vrouwen en drie knotsen van draken, wat kan een man nog meer verlangen?’
Hij veegde met de rug van zijn hand zijn mond af.
De kleren van de Kobold waren vies en ongeborsteld, merkte Sansa. Het leek wel of hij erin geslapen had. ‘Trekt u nog iets anders aan, heer? Uw nieuwe wambuis is heel mooi.’
‘Het wambuis wel, ja.’ Tyrion zette de beker neer. ‘Kom, Pod, zullen we eens kijken of we wat kleren kunnen vinden waar ik er minder dwergachtig in uitzie? Ik zou niet willen dat mijn vrouwe zich voor mij zou moeten schamen.’
Toen de Kobold iets later terugkwam, zag hij er redelijk presentabel en zelfs een pietsje langer uit. Podderik Peyn had zich ook omgekleed en leek bij uitzondering nu eens een keer op een echte schildknaap, al werd het effect van zijn prachtige gewaden, purper, wit en goud, bedorven door een tamelijk grote, rode puist in de huidplooi naast zijn neus.
‘Zijn purper, goud en wit de kleuren van het huis Peyn, Podderik?’ vroeg ze hem beleefd.
‘Nee. Ik bedoel, ja.’ Hij bloosde. ‘De kleuren. Ons wapen bestaat uit purperen en witte ruiten, vrouwe. Met gouden munten. In de ruiten. Purper en wit. Allebei.’ Hij bestudeerde haar voeten.
‘Achter die munten gaat een verhaal schuil,’ zei Tyrion. ‘Op een goede dag zal Pod dat vast nog wel eens aan je tenen toevertrouwen. Maar nu worden we in de balzaal van de koningin verwacht. Zullen we?’
Sansa kwam in de verleiding om zich te verontschuldigen.
In de balzaal gebruikten ze het ontbijt: honingkoeken met bessen en noten, gebakken achterham, spek, brosse vingervis in broodkruim, herfstperen en een Dornse schotel van uien, kaas en geklutste eieren, opgekookt met hete pepers. ‘Niets is beter geschikt dan een hartig ontbijt om de eetlust op te wekken voor het feestmaal van zevenenzeventig gangen erna,’ merkte Tyrion op toen hun borden gevuld werden. Er waren flacons melk en flacons mede en flacons met een lichte, zoete, goudkleurige wijn om het eten weg te spoelen. Muzikanten slenterden fluitend, riedelend en vedelend tussen de tafels door. Ondertussen galoppeerde ser Dontos op zijn stokpaard in het rond en liet Uilebol scheten met zijn wangen, of zong hij schuine liederen over de gasten.
Tyrion roerde zijn eten nauwelijks aan, zag Sansa, al dronk hij ettelijke bekers wijn. Zelf probeerde ze de Dornse eieren uit, maar ze brandde haar mond aan de pepers. Verder knibbelde ze alleen wat aan het fruit, de vis en de honingkoeken. Telkens als Joffry naar haar keek, kreeg ze een fladderend gevoel in haar buik; het leek net of ze een vleermuis had ingeslikt.
Nadat het eten afgeruimd was, overhandigde de koningin Joff plechtig de huwelij ksmantel die hij om Marjolij’s schouders zou draperen. ‘Dit is de mantel die ik omgeslagen kreeg toen Robert mij tot zijn koningin maakte, dezelfde mantel die mijn moeder, vrouwe Johanna, droeg toen ze mijn edele vader huwde.’ Hij kwam Sansa eigenlijk wat versleten voor, maar dat was misschien omdat hij zo vaak gebruikt was.
Toen was het tijd voor de geschenken. In het Bereik was het traditie om de bruid en bruidegom op de ochtend van hun bruiloft geschenken te geven. Morgen zouden ze er als gehuwd paar nog meer krijgen, maar de symbolische gaven van vandaag waren voor elk afzonderlijk bedoeld.
Van Jalabhar Xho kreeg Joffry een grote boog van goudgeel hout en een pijlkoker met lange, groen en scharlakenrood gevederde pijlen; van vrouwe Tanda een paar soepele rij laarzen; van ser Kevan een schitterend roodleren toernooizadel; van de Dorner, prins Oberyn, een roodgouden broche in de vorm van een schorpioen; zilveren sporen van ser Addam Marbrand; een roodzijden toernooipaviljoen van heer Mathis Rowin. Heer Paxter Roodweijn liet een prachtig houten model aandragen van de oorlogsgalei die op dat moment in het prieel werd gebouwd. ‘Als het uwe genade behaagt, zal het schip
‘Grootmaester Kaeths geschiedenis van de regeringen van Daeron de Jonge Draak, Baelor de Gezegende, Aegon de Onwaardige en Daeron de Goede,’ antwoordde haar korte echtgenoot.
‘Een boek dat iedere koning zou moeten lezen, uwe genade,’ zei ser Kevan.
‘Mijn vader had geen tijd voor boeken.’ Joffry schoof de band over de tafel. ‘Als u minder zou lezen, oom Kobold, zou vrouwe Sansa nu misschien een kind in haar buik hebben.’ Hij lachte… en als de koning lacht, lacht het hof met hem. ‘Niet getreurd, Sansa, zodra ik koningin Marjolij zwanger heb gemaakt kom ik op bezoek in jouw slaapkamer om mijn oompje te laten zien hoe het moet.’
Sansa werd rood. Ze wierp Tyrion een zenuwachtige blik toe, bang voor wat hij zou zeggen. Dit zou even akelig kunnen aflopen als de bedceremonie tijdens hun eigen feest. Maar voor deze ene keer vulde de dwerg zijn mond met wijn in plaats van woorden. Heer Hamer Tyrel kwam naar voren om zijn geschenk aan te bieden: een gouden kelk van drie voet hoog, met twee versierde, gebogen handvatten en zeven gezichten die glinsterden van de edelstenen. ‘Zeven gezichten voor de Zeven Koninkrijken van uwe genade,’ legde de vader van de bruid uit. Hij liet hun zien hoe elk gezicht het wapenteken van een van de grote huizen droeg: een robijnen leeuw, een smaragden roos, een hertenbok van onyx, een zilveren forel, een valk van blauwe jade, een zon van opaal en een schrikwolf van parels.
‘Een schitterende beker,’ zei Joffry, ‘maar me dunkt dat we die wolf eraf moeten hakken en vervangen door een inktvis.’
Sansa deed alsof ze het niet hoorde.
‘Marjolij en ik zullen er op het feest met diepe teugen uit drinken, waarde vader.’ Joffry hief de beker boven zijn hoofd, zodat iedereen hem kon bewonderen.
‘Dat verdomde ding is even groot als ik,’ pruttelde Tyrion zacht.
‘Na een halve kelk valt Joff stomdronken om.’
‘Schitterend,’ verklaarde Mathis Rowin.
‘Een zwaard om te bezingen, sire,’ zei heer Roodweijn.
‘Een koningszwaard,’ zei ser Kevan Lannister.
Koning Joffry keek alsof hij het liefst iemand ter plaatse zou doden, zo opgewonden was hij. Lachend hakte hij op de lucht in.
‘Een groots zwaard verdient een grootse naam, mijne heren! Hoe zal ik het noemen?’
Sansa dacht aan Leeuwentand, het zwaard dat door Arya in de Drietand was gesmeten, en aan Harteter, dat hij haar voor de slag had laten kussen. Ze vroeg zich af of hij van Marjolij zou verlangen om dit zwaard te kussen. De gasten schreeuwden namen voor het nieuwe wapen. Joff keurde er een stuk of tien af voordat hij er een hoorde die hem beviel. ‘
