Olenna glimlachte. ‘Tot mijn vreugde vertrek ik overmorgen naar Hooggaarde. Ik heb schoon genoeg van deze stinkstad, dank je feestelijk. Misschien wil je me vergezellen voor een kort bezoekje, terwijl de mannen de hort op gaan om oorlog te voeren. Ik zal mijn Marjolij en al haar lieftallige dames vreselijk missen. Jouw gezelschap zou toch zo’n aangename vertroosting bieden.’
‘Dat is heel vriendelijk van u, vrouwe,’ zei Sansa, ‘maar mijn plaats is bij mijn heer-gemaal.’
Vrouwe Olenna wierp Tyrion een gerimpeld, tandeloos lachje toe. ‘O ja? Neem het een dwaze oude vrouw niet kwalijk, heer. Ik was niet van plan uw lieftallige echtgenote te stelen. Ik ging ervan uit dat u vertrok om een leger Lannisters tegen de een of andere boosaardige vijand aan te voeren.’
‘Een leger draken en hertenbokken. De muntmeester moet aan het hof blijven om te zorgen dat er voor al die legers betaald wordt.’
‘Maar natuurlijk. Draken en hertenbokken. Slim, hoor. En dwergenpenningen. Ik heb van die dwergenpenningen gehoord. Het moet een hele klus zijn om ze in te zamelen.’
‘Het inzamelen laat ik aan anderen over, vrouwe.’
‘O ja? Laat ik nou gedacht hebben dat u daar zelf bij wilde zijn. We kunnen niet hebben dat de kroon zijn dwergenpenningen misloopt, nietwaar?’
‘De goden verhoeden het.’ Tyrion begon zich af te vragen of heer Luthor soms met opzet van die klip was gereden. ‘Als u ons nu wilt verontschuldigen, vrouwe Olenna? Het wordt tijd dat we onze plaatsen opzoeken.’
‘Voor mij ook. Zevenenzeventig gangen, stel je voor. Vindt u dat niet een beetje overdreven, heer? Zelf eet ik niet meer dan drie of vier hapjes, maar u en ik zijn erg klein, nietwaar?’ Ze streek Sansa nogmaals over het haar en zei: ‘Nou ja, schiet maar op, kind, en probeer wat opgewekter te zijn. He, waar zijn mijn wachten gebleven? Links en Rechts, waar zijn jullie? Kom me eens op de verhoging helpen!’
Hoewel het nog een uur zou duren voor het donker werd, was de troonzaal nu al een zee van licht. In iedere houder brandde een toorts. De gasten aan de tafels stonden op als herauten de namen en titels van de binnentredende heren en dames uitriepen. Pages in koninklijk livrei leidden hen het brede gangpad in het midden door. De bovengalerij was volgepakt met speellieden: trommelaars, fluitspelers en fiedelaars, snaren, hoorns en zakpijpen. Tyrion greep Sansa’s arm en volbracht de wandeling met zware, waggelende tred. Hij voelde dat hun ogen op hen gericht waren en pulkte aan het kersverse litteken dat hem nog lelijker maakte dan hij al geweest was. Laat ze maar kijken, dacht hij, terwijl hij op zijn zetel wipte. Laat ze maar staren en fluisteren tot ze uitgekeken zijn. Ik ga me niet voor die lui verbergen. De Doornenkoningin liep achter hen naar binnen, voortschuifelend met kleine pasjes. Tyrion vroeg zich af wie er absurder uitzag, hij met Sansa of dat verschrompelde oude wijfje tussen haar zeven voet lange tweelingwachten.
Joffry en Marjolij reden op twee identieke witte paarden de troonzaal in. Voor hen uit renden pages die rozenblaadjes voor de hoeven strooiden. Ook de koning en de koningin hadden zich voor het feest verkleed. Joffry droeg zwart met karmijnrood gestreepte hozen en een goudbrokaten wambuis met zwartsatijnen mouwen en noppen van onyx. Marjolij had de brave jurk die ze in de sept had gedragen voor iets gedurfders verwisseld, een modieuze japon van lichtgroen brokaat met een nauwsluitend lijfje dat haar schouders en de bovenzijde van haar kleine borsten bloot liet. Haar loshangende, zachtbruine haar golfde over haar blanke schouders en rug bijna tot op haar middel. Om haar slapen rustte een dunne, gouden kroon. Ze glimlachte beschroomd en innemend. Een lieftallig meisje, dacht Tyrion, en een beter lot dan mijn neef verdient. De Koningsgarde escorteerde hen naar de verhoging, naar de erezetels in de schaduw van de IJzeren Troon, waarover voor de gelegenheid lange, zijden wimpels in Baratheon-goud, Lannisterrood en Tyrel-groen gedrapeerd waren. Cersei omhelsde Marjolij en kuste haar op de wangen. Heer Tywin deed hetzelfde, en daarna Lancel en ser Kevan. Joffry ontving liefhebbende kussen van de vader van de bruid en zijn twee nieuwe broers, Loras en Garlan. Niemand leek erg veel haast te hebben om Tyrion te kussen. Toen de koning en de koningin hun plaatsen hadden ingenomen stond de Hoge Septon op en ging voor in gebed. Hij neuzelt in ieder geval niet zo erg als de vorige, troostte Tyrion zichzelf. Hij en Sansa zaten een eind rechts van de koning, naast ser Garlan Tyrel en zijn gemalin, vrouwe Leonette. Er waren zeker tien anderen die dichter bij Joffry zaten, iets wat door een prikkelbaarder man misschien als een krenking zou zijn opgevat als hij nog maar kort daarvoor de Hand des Konings was geweest. Tyrion zou zelfs nog blij zijn geweest als het er honderd waren geweest.
‘Laat de bekers vullen!’ verkondigde Joffry toen de goden hadden gekregen wat hun toekwam. Zijn schenker goot een complete flacon donkerrode wijn uit het Prieel in de gouden bruiloftskelk die heer Tyrel hem die ochtend had gegeven. De koning moest hem met beide handen heffen. ‘Op mijn gemalin, de koningin!’
‘Marjolij!’ schreeuwde de zaal terug. ‘Marjolij! Marjolij! Op Marjolij!’ Duizend bekers galmden tegen elkaar, en het bruiloftsfeest was werkelijk begonnen. Tyrion Lannister dronk met de overigen mee. Hij leegde zijn beker bij die eerste heildronk en gebaarde zodra hij weer zat dat het ding nog eens volgeschonken moest worden. De eerste schotel was een romige champignonsoep met in boter gesmoorde slakken, opgediend in vergulde schalen. Tyrion had het ontbijt nauwelijks aangeroerd en de wijn was al naar zijn hoofd gestegen, dus was het eten hem uitermate welkom. Hij had het al snel op. Eentje gehad, nog zesenzeventig te gaan. Zevenenzeventig gangen, terwijl er in de stad nog kinderen honger lijden en sommige mensen een moord zouden doen voor een radijsje. Als ze ons nu konden zien waren ze misschien niet half zo dol meer op de Tyrels.
Sansa proefde een lepel soep en schoof de kom weg. ‘Niet lekker, vrouwe?’ vroeg Tyrion.
‘Er komt nog zoveel, heer. Ik heb maar een kleine maag.’ Ze plukte zenuwachtig aan haar haren en keek langs de tafel naar Joffry en zijn Tyrel-koningin. Zou ze graag in Marjolij’s schoenen staan? Tyrion fronste zijn wenkbrauwen. Zelfs een kind hoort verstandiger te zijn. Hij keek de andere kant op, zoekend naar afleiding, maar waar hij ook keek, overal zaten vrouwen, prachtige, leuke, beeldschone, gelukkige vrouwen die van andere mannen waren. Marjolij uiteraard, die lieftallig lachend samen met Joffry uit de grote, zevenhoekige bruidskelk dronk. Haar moeder, vrouwe Alerie, zilverharig, knap en nog altijd trots naast Hamer Tyrel gezeten. De drie jeugdige nichtjes van de koningin, fel gekleurd als vogels. Heer Blijlevens donkerharige Myrische vrouw met haar grote, zwarte, broeierige ogen. Ellaria Zand tussen de Dorners (Cersei had hun een eigen tafel gegeven, pal onder de verhoging, een hoogst eervolle plaats, maar zo ver mogelijk van de Tyrels verwijderd als de breedte van de zaal dat toestond), lachend om iets wat de Rode Adder tegen haar zei. En dan was er nog een vrouw, bijna onder aan de derde tafel links… de echtgenote van een van de Graftwegs, meende hij, en hoogzwanger van zijn kind. Haar buik deed geen enkele afbreuk aan haar tere schoonheid, en haar vreugde gold niet het eten en de feeststemming. Tyrion keek toe hoe haar man haar hapjes van zijn bord voerde. Ze dronken uit dezelfde beker en kusten elkaar vaak en op onverwachte momenten. Telkens als ze dat deden rustte zijn hand licht op haar buik, een teder en beschermend gebaar. Hij vroeg zich af wat Sansa zou doen als hij zich nu op dit moment naar haar toeboog en haar kuste. Hoogstwaarschijnlijk wegdeinzen. Of zich beheersen en het lijdzaam ondergaan, zoals haar plicht dat vereiste. Als ze iets is, dan is het wel plichtsgetrouw, die vrouw van mij. Als hij tegen haar zou zeggen dat hij vannacht haar maagdelijkheid wilde, zou ze dat ook plichtsgetrouw ondergaan en niet harder huilen dan strikt noodzakelijk.
Hij riep om meer wijn. Tegen de tijd dat hij die kreeg, werd de tweede gang opgediend, een pastei met een vulling van varkensvlees, pijnboompitten en eieren. Sansa at maar een klein hapje van de hare, terwijl de herauten intussen de eerste van de zeven zangers opriepen. Hamis de Harpspeler met zijn grijze baard kondigde aan dat hij zou optreden ‘voor het oor van goden en mensen, een lied dat in de Zeven Koninkrijken nog nimmer werd vernomen’. Hij noemde het ‘Heer Renlings rit’.
Zijn vingers tokkelden over de snaren van de hoge harp en vulden de troonzaal met lieflijke klanken. ‘Van zijn troon van been zag de Doodsheer terneer op de edele heer die vermoord was? begon Hamis, en vertelde vervolgens hoe Renling, die berouw had van zijn poging zijn neef de kroon te ontnemen, de Doodsheer zelve had getrotseerd om weer over te steken naar het land der levenden en het rijk tegen zijn broer te verdedigen. En daarvoor is die stakker van een Symon in een kom bruin geeindigd, peinsde Tyrion. Tegen het slot, toen de schim van de dappere heer Renling naar Hooggaarde vloog om nog een laatste, verstolen blik op het gelaat van zijn ware geliefde te werpen, was koningin Marjolij in tranen. ‘Renling Baratheon heeft van zijn leven nooit ergens spijt van gehad,’ zei de Kobold tegen Sansa, ‘maar als ik het wel heb, heeft Hamis zojuist een gouden luit gewonnen.’