Een goed hart. Ik heb een goed hart. Een hysterische lach welde in haar keel op, maar Sansa dwong hem weer omlaag. De klokken luidden traag en treurig. Ding-dong, ding-dong, ding-dong. Zo hadden ze ook voor koning Robert geluid. Joffry was dood, hij was dood, hij was dood, dood, dood. Waarom huilde ze, terwijl ze wel kon dansen? Waren het vreugdetranen?

Ze vond haar kleren waar ze die eergisteravond verstopt had. Zonder de hulp van haar meiden duurde het langer dan het mocht duren voordat ze de snoeren van haar japon had losgeregen. Ze was vreemd onhandig, al was ze niet zo bang als ze zou moeten zijn. ‘De goden zijn wreed, om iemand die zo jong en knap was op zijn eigen bruiloftsfeest weg te nemen,’ had vrouwe Tanda tegen haar gezegd.

De goden zijn rechtvaardig, dacht Sansa. Robb had ook op een bruiloftsfeest de dood gevonden. Ze huilde om Robb. Om hem en om Marjolij. Arme Marjolij, twee keer getrouwd en twee keer weduwe. Sansa trok haar arm uit een mouw, duwde de japon omlaag en wurmde zich eruit. Ze rolde hem op tot een bal, stopte hem in de stam van een eik en schudde de kleren uit die ze daar had verborgen. Kleed u warm, had ser Dontos gezegd, en donker. Ze had niets zwarts, dus had ze een jurk van dikke bruine wol uitgekozen. Maar het lijfje was met zoetwaterparels bestikt. Daar gaat de mantel overheen. Die was donkergroen en had een wijde kap. Ze liet de jurk over haar hoofd glijden en sloeg de mantel om, al liet ze de kap nog even af. Schoenen had ze ook, eenvoudig en stevig, met platte hakken en vierkante neuzen. De goden hebben mijn gebed verhoord, dacht ze. Ze voelde zich verdoofd en dromerig. Mijn huid is in porselein veranderd, in ivoor, in staal. Haar handen bewogen stijf en moeizaam, alsof ze nooit eerder haar haren hadden losgemaakt. Even wenste ze dat Shae er was om haar met het haarnet te helpen. Toen ze het wegtrok golfde haar lange, kastanjebruine haar over haar rug en schouders. Het web van gesponnen zilver hing in haar hand. Het fijne metaal glansde zacht, de stenen waren zwart in het maanlicht. Zwarte amethisten uit Asshai. Er ontbrak er een. Sansa tilde het net op om nog eens goed te kijken. In de zilveren houder waar de steen uit gevallen was, zat een donkere veeg. Een plotselinge ontzetting vervulde haar. Haar hart bonkte tegen haar ribbenkast, en even hield ze haar adem in. Waarom ben ik zo bang, het is maar een amethist, een zwarte amethist uit Asshai, meer niet. Hij moet losgezeten hebben, dat is alles. Hij zat los en is eruit gevallen, en nu ligt hij ergens in de troonzaal of op de binnenplaats. Tenzij…

Ser Dontos had gezegd dat het haarnet magisch was, dat het haar thuis zou brengen. Hij had haar gezegd dat ze het vanavond op Joffry’s bruiloftsfeest moest dragen. De zilverdraden spanden strak over haar knokkels. Haar duim wreef heen en weer over het gat waar de steen in had gezeten. Ze probeerde ermee te stoppen, maar haar vingers behoorden haar niet toe. Haar duim werd naar het gat getrokken zoals de tong naar een ontbrekende tand. Wat voor magie? De koning was dood, de wrede koning die duizend jaar geleden haar galante prins was geweest. Als Dontos over dat haarnet had gelogen, had hij dan ook over de rest gelogen? Gesteld dat hij helemaal niet komt. Gesteld dat er geen schip is, geen boot op de rivier, geen ontsnapping? Wat zou er dan met haar gebeuren?

Ze hoorde een flauw geritsel van bladeren en propte het zilveren haarnet diep in haar mantelzak. ‘Wie daar?’ riep ze. ‘Wie is dat?’ Het godenwoud was vaag en donker en de klokken luidden Joff naar zijn graf.

‘Ik.’ Hij kwam aanwankelen van onder de bomen, zo dronken als een tor. Hij greep haar arm om houvast te zoeken. ‘Lieve Jonquil, ik ben er. Uw Florian is gekomen, wees niet bevreesd.’

Sansa deinsde voor zijn aanraking achteruit. ‘Je zei dat ik dat haarnet moest dragen. Het zilveren net met… wat zijn dit voor stenen?’

‘Amethisten. Zwarte amethisten uit Asshai, vrouwe.’

‘Het zijn geen amethisten. Of wel? Of wel? Je hebt gelogen.’

‘Zwarte amethisten,’ zwoer hij. ‘Er school magie in.’

‘Er school moord in!’

‘Zachtjes, vrouwe, zachtjes. Geen moord. Hij is gestikt in zijn duivenpastei.’ Dontos giechelde. ‘Zo’n heerlijke, heerlijke pastei. Zilver en stenen, meer niet, zilver, stenen en magie.’

De klokken luidden en de wind maakte hetzelfde geluid als hij toen hij naar lucht hapte. ‘Je hebt hem vergiftigd. Dat weet ik zeker. Je hebt een steen uit mijn haar gehaald…’

‘Sst, of het wordt onze dood. Ik heb niets gedaan. Kom, we moeten weg, u wordt gezocht. Uw echtgenoot is gearresteerd.’

‘Tyrion?’ zei ze geschokt.

‘Hebt u er twee? De Kobold, de dwergenoom, ze denkt dat hij het gedaan heeft.’ Hij greep haar hand en trok. ‘Deze kant op, we moeten weg, snel nu, niet bang zijn.’

Sansa volgde gedwee. Ik heb altijd een hekel gehad aan vrouwentranen, had Joff eens gezegd, maar nu was zijn moeder de enige vrouw die huilde. In de verhalen van ouwe Nans hadden de gnurkers magische voorwerpen gemaakt die wensen in vervulling deden gaan. Heb ik zijn dood gewenst, vroeg ze zich af voor ze bedacht dat ze te oud was om nog in gnurkers te geloven. ‘Heeft Tyrion hem vergiftigd?’ De dwerg die haar man was, haatte zijn neef, wist ze. Kon het waar zijn dat hij hem gedood had? Wist hij van mijn haarnet af, van de zwarte amethisten? Hij heeft Joff wijn gebracht. Hoe kon je iemand laten stikken door een amethist in zijn wijn te doen? Als Tyrion het heeft gedaan zullen ze denken dat ik er ook iets mee te maken had, besefte ze met schrik. Dat moest wel. Ze waren man en vrouw, en Joff had haar vader gedood en na de dood van haar broer de spot met haar gedreven. Een vlees, een hart, een ziel.

‘Stil nu, liefje,’ zei Dontos. ‘Buiten het godenwoud mogen we geen geluid maken. Trek uw kap omhoog en verberg uw gezicht.’

Sansa knikte en deed wat hij zei.

Hij was zo dronken dat Sansa hem zo nu en dan een arm moest geven om te voorkomen dat hij viel. De klokken luidden nu overal in de stad en er kwamen er steeds meer bij. Ze hield haar hoofd gebogen en bleef in de schaduw, vlak achter Dontos. Terwijl ze de serpentinetrap afdaalde, struikelde hij en belandde kotsend op zijn knieen. Mijn arme Florian, dacht ze, terwijl hij met een loshangende mouw zijn mond afveegde. Trek iets donkers aan, had hij gezegd, maar zelf droeg hij zijn oude wapenrok onder zijn bruine mantel met kap. Horizontale rode en roze strepen onder een zwarte hoofdman met drie gouden kronen, het wapen van het huis Hollard. ‘Waarom hebt u uw wapenrok aan? Volgens Joffs decreet bent u des doods schuldig als ze u erop betrappen dat u zich weer als ridder kleedt. Hij… oh…’ Geen enkel decreet van Joffry deed er nu nog toe.

‘Ik wilde ook ridder zijn. In elk geval hiervoor.’ Dontos kwam zwaaiend overeind en nam haar bij de arm. ‘Kom. Nu stil zijn, geen vragen.’

Ze daalden de trap verder af en staken een klein, verzonken binnenhof over. Ser Dontos duwde een zware deur open en stak een waspit aan. Ze bevonden zich in een lange galerij. Langs de muren stonden lege harnassen, met op de helmen rijen schubben die doorliepen over de rug. Terwijl ze zich erlangs haastten, rekten en kronkelden de schaduwen van iedere schub zich in het licht van de waspit. De holle ridders worden draken, dacht ze. Een volgende trap bracht hen bij een eikenhouten, met ijzer beslagen deur. ‘Nu sterk zijn, lieve Jonquil, u bent er bijna.’ Toen Dontos de balk optilde en de deur opentrok, voelde Sansa een kille wind op haar gezicht. Ze liep door een muur van twaalf voet dik en toen stond ze buiten het kasteel, boven aan de klip. Beneden was de rivier, boven haar de hemel, en allebei waren ze even zwart.

‘We moeten naar beneden,’ zei ser Dontos. ‘Aan de voet wacht de man die ons naar het schip zal roeien.’

‘Maar dan val ik.’ Bran was ook gevallen, en die was dol op klimmen geweest.

‘U valt niet. Er is een soort ladder, een geheime ladder, uitgehouwen in de steen. Hier, u kunt hem voelen, vrouwe.’ Hij knielde samen met haar neer, waarna hij haar over de rand van de klip liet buigen en met haar vingers op de tast de handgreep liet zoeken die in de rotswand was uitgehakt. ‘Bijna even goed als de sporten van een ladder.’

Desondanks was het een heel eind naar beneden. ‘Dat kan ik niet.’

‘U moet.’

Ts er geen andere weg?’

‘Dit is de enige. Voor een sterk, jong meisje als u is het niet zo moeilijk. Houd u stevig vast, kijk niet omlaag, en u bent binnen de kortste keren beneden.’ Zijn ogen blonken. ‘Uw arme Florian is dik, oud en dronken, ik ben degene die bang zou moeten zijn. Ik viel altijd van mijn paard, weet u nog? Zo zijn we begonnen. Ik was dronken

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату