‘As is verbrande turf,’ zei Bronn. ‘En het is daar vies koud. Lollys is zacht, warm en dichtbij. Ik zou haar al over twee nachten kunnen naaien.’
‘Niet iets waar ik erg naar uit zou kijken.’
‘O nee?’ Bronn grijnsde. ‘Geef het maar toe, Kobold. Als jij kon kiezen tussen neuken met Lollys en vechten met de Berg, dan had je in een mum van tijd je hozen omlaag en je pik omhoog.’
Bronn keek geergerd. ‘Hij is nooit snel geweest. Alleen abnormaal groot en abnormaal sterk. Ik moet toegeven dat hij sneller is dan je bij iemand van die omvang zou verwachten. Hij heeft een monsterlijk groot bereik, en klappen lijkt hij niet te voelen zoals een normaal mens dat doet.’
‘Ben je zo bang voor hem?’ vroeg Tyrion, in de hoop hem te provoceren.
‘Ik zou een stomme idioot zijn als ik dat niet was.’ Bronn haalde zijn schouders op. ‘Misschien zou ik hem kunnen pakken. Om hem heen dansen tot hij zo moe is van zijn pogingen om me te raken dat hij zijn zwaard niet meer op kan tillen. Hem op de een of andere manier omver krijgen. Als ze op hun rug liggen, maakt de lengte niet meer uit. Toch blijft het een hachelijke zaak. Een misstap, en ik ben er geweest. Waarom zou ik dat risico nemen? Ik mag je best, lelijke kleine hoerenzoon die je bent… maar als ik voor je vecht, verlies ik hoe dan ook. Of de Berg maakt gehakt van me, of ik dood hem en raak Stookewaard kwijt. Mijn zwaard is te huur, je krijgt het niet voor niks. Ik ben je broer verdomme niet.’
‘Nee,’ zei Tyrion treurig. ‘Inderdaad.’ Hij wuifde met een hand.
‘Opgekrast dan maar. Ga maar naar Stookewaard en jonkvrouw Lollys. Moge je meer plezier aan je huwelijksbed beleven dan ik ooit in het mijne heb beleefd.’
Bij de deur aarzelde Bronn. ‘Wat ga je nou doen, Kobold?’
‘Gregor zelf doodslaan. Dat zal me een goeie grap worden.’
‘Ik hoop dat ik hem te horen krijg.’ Bronn grijnsde nog een keer en wandelde toen de deur, het kasteel en zijn leven uit. Pod stond te schuifelen. ‘Het spijt me.’
‘Waarom? Is het jouw schuld dat Bronn een brutale boef met een zwart hart is? Dat is hij altijd al geweest. Daarom mocht ik hem zo graag.’ Tyrion schonk zichzelf een beker wijn in en liep ermee naar de vensterbank. Buiten was het grauw en regenachtig, maar vergeleken bij zijn vooruitzichten was het weer nog fraai. Hij kon Podderik Peyn wel op zoek naar Shagga sturen, maar diep in het koningsbos waren zoveel schuilhoeken dat vogelvrij en vaak decennialang op vrije voeten bleven.
Later die dag bezocht ser Kevan hem weer, en de dag daarna nog eens. Sansa was niet gevonden, meldde zijn oom hem beleefd. Evenmin als ser Dontos de Zot, die in diezelfde nacht verdwenen was. Had Tyrion nog meer getuigen die hij wilde oproepen? Die had hij niet.
Die nacht deed hij geen oog dicht.
In plaats daarvan lag hij in het donker naar de beddenhemel te staren en zijn spoken te tellen. Hij zag Tysha, die hem kuste met een glimlach. Hij zag Sansa, naakt en huiverend van angst. Hij zag hoe Joffry naar zijn keel klauwde en hoe het bloed over zijn hals liep terwijl zijn gezicht donker werd. Hij zag de ogen van Cersei, de wolvenglimlach van Bronn, de plagerige grijns van Shae. Zelfs de gedachte aan Shae maakte hem niet opgewonden. Hij betastte zichzelf, in de veronderstelling dat hij misschien tot rust zou komen als hij zichzelf bevredigde, maar het hielp niet. En toen was het dag en was het ogenblik aangebroken waarop zijn proces zou beginnen.
Die morgen was het niet ser Kevan die bij hem kwam maar ser Addam Marbrand met een tiental goudmantels. Tyrion had ontbeten met gekookte eieren, aangebrand spek en gebakken brood, en zich op zijn fraaist gekleed. ‘Ser Addam,’ zei hij, ‘ik had gedacht dat mijn vader de Koningsgarde wel zou sturen om mij voor te geleiden. Ik ben toch nog lid van de koninklijke familie, of niet?’
‘Dat wel, heer, maar de meeste leden van de Koningsgarde treden als getuige tegen u op, vrees ik. Het leek heer Tywin ongepast dat zij u tot bewakers zouden dienen.’
‘De goden mogen verhoeden dat we ons
Hij zou berecht worden in de troonzaal, waar Joffry was gestorven. Toen ser Addam hem de torenhoge bronzen deuren door en de lange loper over leidde, voelde hij aller ogen op zich gericht. Honderden mensen waren samengestroomd om te zien hoe hij gevonnist werd. Hij hoopte althans dat ze om die reden hier waren.
Onder aan de lege IJzeren Troon stond de verhoging nog, maar de tafels waren op een na verwijderd. Daarachter zat de gezette heer Hamer Tyrel, in het groen met een gouden mantel erover, en de slanke prins Oberyn Martel in golvende gewaden, oranje, geel en scharlakenrood gestreept. Heer Tywin Lannister zat tussen hen in.
‘Een hele opluchting,’ zei Oberyn Martel droogjes.
‘Heeft Sansa Stark het dan gedaan?’ wilde heer Tyrel weten.
Heer Tyrel werd rood. ‘Wou je de bakkers de schuld geven?’
‘De bakkers, of de duiven. Als ik er maar buiten blijf.’ Tyrion hoorde nerveus gelach en begreep dat hij een vergissing had begaan.
‘Er zijn getuigen tegen je,’ zei heer Tywin. ‘Die zullen we eerst aanhoren. Daarna mag je zelf getuigen laten voorkomen. Je mag alleen met ons verlof het woord nemen.’
Daar kon Tyrion slechts ja op knikken.
Het was waar wat ser Addam had gezegd: de eerste die werd binnengelaten, was ser Balon Swaan van de Koningsgarde. ‘Heer Hand,’ begon hij nadat de Hoge Septon hem had laten zweren dat hij niets dan de waarheid zou spreken, ‘ik heb de eer gehad op de schepenbrug naast uw zoon te strijden. Ondanks zijn grootte is hij een dapper man, en ik weiger te geloven dat hij dit heeft gedaan.’
Er ging een gemompel door de zaal en Tyrion vroeg zich af wat voor krankzinnig spelletje Cersei speelde.
‘Ten tijde van de Targaryens verloor een man die iemand van koninklijken bloede sloeg de hand waarmee hij hem had geslagen,’ merkte de Rode Adder van Dorne op. ‘Is het handje van de dwerg weer aangegroeid, of zijn jullie Witte Zwaarden vergeten jullie plicht te doen?’
‘Hij was zelf van koninklijken bloede,’ antwoordde ser Balon, ‘en bovendien Hand des Konings.’
‘Nee,’ zei heer Tywin. ‘Hij trad namens mij als Hand op.’
Tot zijn genoegen kon ser Meryn Trant ser Balons verhaal aanvullen toen hij zijn plaats als getuige innam.
