‘Hij smeet de koning tegen de grond en begon hem te schoppen. Hij schreeuwde dat het niet rechtvaardig was dat zijne genade ongedeerd aan de meute was ontkomen.’
Tyrion begon zijn zusters plan te doorgronden. Ze
Ser Meryn vervolgde met te vertellen hoe Tyrion een eind had gemaakt aan Joffry’s afstraffing van Sansa Stark. ‘De dwerg vroeg zijne genade of hij wist wat er met Aerys Targaryen was gebeurd. Toen ser Boros het voor de koning opnam, dreigde de Kobold hem te laten doden.’
Both zelf was de volgende. Hij herhaalde die jammerlijke geschiedenis. Wat voor wrok ser Boros ook tegen Cersei mocht koesteren nadat ze hem uit de Koningsgarde had ontslagen, hij zei precies wat ze wilde. Tyrion kon niet meer zwijgen. ‘Waarom vertelt u de rechters niet even wat Joffry deed?’
De forse kerel met de zware kaken keek hem boos aan. ‘U zei tegen uw wilden dat ze me moesten doden als ik mijn mond opendeed, dat is wat ik ze vertel.’
‘Tyrion,’ zei heer Tywin, ‘je mag alleen iets zeggen als we je daartoe oproepen. Beschouw dit als een waarschuwing.’
Ziedend deed Tyrion er het zwijgen toe.
Vervolgens kwamen de drie Ketelzwarts, om beurten. Osny en Osfried vertelden over zijn maaltijd met Cersei voor de slag op het Zwartewater, en over de dreigementen die hij had geuit.
‘Hij zei tegen hare genade dat hij haar iets zou aandoen,’ zei ser Osfried. ‘Dat hij haar kwaad zou doen.’ Zijn broer Osny ging daar verder op in. ‘Hij zei dat hij een dag zou afwachten waarop ze gelukkig zou zijn, en dan haar vreugde in haar mond tot as zou doen verkeren.’
Ser Osmond Ketelzwart, een toonbeeld van ridderlijkheid in een smetteloos schubbenpantser en een witte wollen mantel, zwoer dat koning Joffry al heel lang had geweten dat zijn oom Tyrion van plan was hem te vermoorden. ‘Het was de dag waarop ik mijn witte mantel ontving, mijne heren,’ zei hij tegen de rechters. ‘Die dappere jongen zei tegen me: “Waarde ser Osmond, bescherm mij goed, want mijn oom draagt mij geen goed hart toe. Hij wil in mijn plaats koning zijn”.’
Dat was meer dan Tyrion kon verdragen. ‘
Heer Tywin fronste. ‘Moet ik je als een doodgewone bandiet aan handen en voeten laten ketenen?’
Tyrion knarsetandde.
‘Zijn waarheden, bedoel je,’ zei Cersei. ‘Vader, ik smeek u hem in de kluisters te laten slaan, ter bescherming van uzelf. U ziet hoe hij is.’
‘Ik zie dat hij een dwerg is,’ zei prins Oberyn. ‘Als ik ooit de toorn van een dwerg vrees, verdrink ik me nog diezelfde dag in een vat rode wijn.’
‘We hebben geen kluisters nodig.’ Heer Tywin keek naar het raam en stond op. ‘Het wordt laat. We zetten dit morgen voort.’
Die nacht, alleen in zijn torencel met een leeg perkament en een beker wijn, merkte Tyrion dat hij aan zijn vrouw dacht. Niet Sansa, zijn eerste vrouw, Tysha.
‘Denk je dat de eunuch het voor je op zal nemen?’
‘Dat weet ik pas als ik hem heb gesproken. Weest u zo goed, oom, en laat hem hierheen komen.’
‘Zoals je wilt.’
De maesters Ballabar en Frenken openden de tweede dag van het proces. Ze hadden ook het nobele lichaam van koning Joffry geopend, zwoeren ze, en in de koninklijke keel geen vastgeraakt stukje duivenpastei of enig ander voedsel aangetroffen. ‘Hij is door vergif gedood, mijne heren,’ zei Ballabar, terwijl Frenken ernstig knikte.
Toen lieten ze grootmaester Pycelle opdraven, die zwaar op een kromme stok leunde en trilde bij het lopen. Uit zijn lange kippennek sproten enkele witte haren. Hij was inmiddels te broos om te staan, dus stonden de rechters toe dat er een stoel voor hem werd gebracht, en een tafel bovendien. Op de tafel werd een aantal kruikjes neergezet. Pycelle gaf ze met genoegen een voor een een naam.
‘Grijsmuts,’ zei hij met een beverig stemmetje, ‘van de paddestoel. Nachtschade, zoetslaap, demonendans. Dit hier is blindoog. Weduwenbloed heet deze, vanwege de kleur. Een wreed brouwsel. Het sluit iemands blaas en ingewanden af tot hij in zijn eigen gifsappen verdrinkt. Dan hebben we monnikskap, daar basiliskengif, en dit zijn de tranen van Lys. Ja, ik ken ze allemaal. De Kobold Tyrion Lannister heeft ze uit mijn kamers gestolen nadat hij mij onschuldig in de gevangenis had laten zetten.’
‘Nee. Daarvoor is een zeldzamer vergif nodig. Toen ik als jongen in de Citadel vertoefde, noemden mijn leermeesters het simpelweg
‘Maar dat zeldzame vergif is niet gevonden, nietwaar?’
‘Nee, heer.’ Pycelle knipperde hem toe. ‘U hebt alles gebruikt om het nobelste kind te doden dat de goden ooit naar deze goede aarde hebben gezonden.’
Tyrions woede werd zijn gezond verstand de baas. ‘Joffry was wreed en dom, maar ik heb hem niet vermoord. Hak dan mijn hoofd er maar af, maar ik heb niet de hand gehad in de dood van mijn neef.’
Na Pycelle kwam de lange stoet, eindeloos en vermoeiend. Heren, dames, edele ridders, hooggeboren en nederig, ze waren allemaal op het bruiloftsfeest geweest en hadden Joffry allemaal zien stikken, terwijl zijn gezicht zo blauw werd als een Dornse pruim. Heer Roodweijn, heer Celtigar en ser Flemens Brax hadden gehoord hoe Tyrion de koning bedreigde, twee bedienden, een jongleur, heer Gyllis, ser Hobber Roodweijn en ser Filips Voeth hadden hem gadegeslagen toen hij de bruidskelk vulde, vrouwe Blijleven zwoer dat ze de dwerg iets in de wijn van de koning had zien doen terwijl Joff en Marjolij de pastei aansneden, de oude Estermont, de jonge Pickelaar, de zanger Galyeon van Caay en de schildknapen Morros en Jonos Slink vertelden hoe Tyrion de kelk had opgeraapt toen Joff stervende was en het restant van de vergiftigde wijn op de vloer had gegoten.
‘Niet als zodanig, nee. Tenzij u mijn vrouw hebt gevonden.’
Zijn oom schudde het hoofd. ‘Het ziet ernaar uit dat het proces voor jou de verkeerde kant op gaat.’
‘O, denkt u? Dat was mij niet opgevallen.’ Tyrion voelde aan zijn litteken. ‘Varys is niet geweest.’
‘En hij zal ook niet meer komen. Hij getuigt morgen tegen je.’
‘Waarom zou je Pycelles vergiften stelen als je niet van plan was ze te gebruiken?’ zei ser Kevan botweg. ‘En vrouwe Blijleven zag…’
‘… niets. Er was niets te zien. Maar hoe bewijs ik dat? Hoe bewijs ik wat dan ook, als ik hier opgesloten zit?’
‘Misschien is het tijd dat je bekent.’
Zelfs door de dikke stenen muren van de Rode Burcht heen kon Tyrion het gestage ruisen van de regen horen. ‘Wilt u dat nog eens zeggen, oom? Ik had kunnen zweren dat u mij aanspoorde om te bekennen.’
‘Als je ten overstaan van de troon schuld zou bekennen en berouw over je misdaad zou betonen, zou je vader van het zwaard afzien. Dan zou je verlof krijgen om het zwart aan te nemen.’
Tyrion lachte hem in zijn gezicht uit. ‘Die voorwaarden had Cersei ook aan Eddard Stark aangeboden. En we
