lag, geen kans meer gegund om met haar alleen te zijn. Zelfs toen ze hem door de stad naar zijn tombe in de Grote Sept van Baelor hadden gedragen, had Cersei zorgvuldig de afstand bewaard.
Hij keek nog eens om zich heen in de ronde kamer. De wand was met witte wollen kleden bedekt en boven de haard hingen een wit schild en twee gekruiste zwaarden. De stoel achter de tafel was van oud, zwart eiken, met kussens van gebleekte koeienhuid waarvan het leer dun geworden was. Afgesleten door het knokige achterste van Barristan de Boude, en daarvoor door ser Gerald Hoogtoren, prins Aemon de Drakenridder, ser Ryam Roodweijn en de Demon van Darring, door ser Duncan de Lange en Alyn Conneghem, de Bleke Griffioen. Wat had de Koningsmoordenaar in zo’n verheven gezelschap te zoeken?
Toch zat hij hier.
De tafel zelf was van oud weirhout, bleek als een skelet, en had de vorm van een groot schild dat door drie witte hengsten omhooggehouden werd. Traditiegetrouw zat de bevelhebber aan de bovenrand van het schild met aan weerskanten drie broeders, bij die zeldzame gelegenheden dat ze alle zeven bijeen waren. Het boek dat bij zijn elleboog lag, was omvangrijk: twee voet hoog, anderhalve voet breed en een halve voet dik: duizend bladzijden stevig, kostbaar wit velijn, ingebonden in witgebleekt leer met gouden beugels en sluitingen.
Het Boek der Broeders, was de officiele naam, maar meestal werd het gewoon het Witte Boek genoemd. Het Witte Boek bevatte de geschiedenis van de Koningsgarde, ledere ridder die er ooit in had gediend had een eigen bladzijde waarop zijn naam en daden voor altijd opgetekend stonden. In de linkerbovenhoek van elke bladzij stond het schild afgebeeld dat de man had gedragen op het ogenblik van zijn uitverkiezing, in fel gekleurde inkt. In de rechterbenedenhoek stond het schild van de Koningsgarde, sneeuwwit, leeg en zuiver. De schilden aan de bovenkant waren allemaal verschillend, die aan de onderkant allemaal eender. De heraldische tekeningen en illuminaties waren uitgevoerd door septons die driemaal per jaar uit de Grote Sept van Baelor hierheen werden gestuurd, maar het was de plicht van de bevelhebber om de aantekeningen bij te houden.
Mijn plicht nu. Althans, zodra hij met links had leren schrijven.
Het Witte Boek liep nogal achter. De dood van ser Mandon Moer en ser Presten Groeneveld moesten nog worden opgetekend en ook de kortstondige, bloedige dienstperiode van Sandor Clegane. Er moesten nieuwe bladzijden worden aangevangen voor ser Balon Swaan, ser Osmond Ketelzwart en de Bloemenridder.
Ik zal een septon moeten laten halen om hun schild te tekenen.
Ser Barristan Selmy was Jaime als bevelhebber voorgegaan. Het schild boven aan zijn pagina toonde de wapens van het huis Selmy: drie gele korenaren op een bruin veld. Jaime was geamuseerd maar niet verbaasd toen hij ontdekte dat ser Barristan nog de tijd had genomen zijn eigen ontslag op te tekenen voordat hij het kasteel had verlaten.
Ser Barristan van het huis Selmy. Eerstgeboren zoon van ser Lyonel Selmy van Oogsthove. Diende als schildknaap bij ser Manfred Swaan. Kreeg met tien jaar de bijnaam ‘de Boude’ nadat hij in een geleende wapenrusting als onbekende ridder op het toernooi van Zwarthaven was verschenen, alwaar hij door prins Duncan Drakenvlieg werd verslagen en ontmaskerd. Met zestien jaar geridderd door koning Aegon V Targaryen, na als onbekende ridder op het wintertoernooi in Koningslanding grootse daden te hebben verricht door prins Duncan de Kleine en Ser Duncan de Lange, bevelhebber van de Koningsgarde, te verslaan. Versloeg in de Oorlog der Negenpenningskoningen Maelys de Monsterlijke, de laatste der Zwartvier-pretendenten, in een tweegevecht. Versloeg Lormel Langlans en Cedrik Storm, de bastaard van Bronspoort. Met drieentwintig jaar door ser Gerald Hoogtoren, de toenmalige bevelhebber, tot de Koningsgarde beroepen. Versperde in het toernooi van de Zilveren Brug de doorgang voor alle uitdagers. Overwinnaar van de melee te Maagdenpoel. Bracht ondanks een pijlwond in de borst koning Aerys II tijdens het Verzet van Schemerdel in veiligheid. Wreekte zich voor de moord op zijn gezworen broeder ser Gwayn Grim. Redde vrouwe Jeane Swaan en haar septa van de broederschap van het koningsbos door Simon Toyn te doden en de Glimlachende Ridder te verslaan. Versloeg tijdens het toernooi te Oudstee de onbekende ridder Zwartschild, die hij ontmaskerde als de Bastaard van Oplanden. Was de enige overwinnaar van het toernooi van heer Steffon te Stormeinde, waar hij heer Robert Baratheon, prins Oberyn Martel, heer Leyten Hoogtoren, heer Jon Conneghem, heer Jason Mallister en prins Rhaegar Targaryen uit het zadel lichtte. Werd in de Slag bij de Drietand, waar hij naast zijn gezworen broeders en Rhaegar, de prins van Drakensteen streed, gewond door pijl, speer en zwaard. Door koning Robert I Baratheon begenadigd en tot bevelhebber van de Koningsgarde benoemd. Maakte deel uit van de erewacht die jonkvrouw Cersei van het huis Lannister naar Koningslanding escorteerde voor haar bruiloft met koning Robert I Baratheon. Voerde tijdens de opstand van Balon Grauwvreugd de aanval op Oud Wyk aan. Met zevenenvijftig jaar overwinnaar van het toernooi te Koningslanding. Met eenenzestig vanwege zijn gevorderde leeftijd door koning Joffry I Baratheon ontslagen.
Het eerste deel van ser Barristans legendarische carriere was geschreven in het grote, krachtige handschrift van ser Gerald Hoogtoren. Selmy zelf, die kleiner en sierlijker schreef, had het overgenomen met het verslag van zijn verwondingen bij de Drietand. Vergeleken daarmee was Jaimes eigen bladzij maar pover.
Ser Jaime van het huis Lannister, eerstgeboren zoon van heer Tywin en vrouwe Johanna van de Rots van Casterling. Diende als schildknaap van heer Somner Crakenhal tegen de broederschap van het koningsbos. Met vijftien jaar door ser Arthur Dayn van de Koningsgarde geridderd wegens zijn moed op het slagveld. Op zijn vijftiende jaar door koning Aerys H Targaryen als lid van de Koningsgarde uitverkoren. Doodde tijdens de plundering van Koningslanding koning Aerys II aan de voet van de IJzeren Troon. Sindsdien bekend als de ‘Koningsmoordenaar’. Door koning Robert I Baratheon voor deze misdaad begenadigd. Maakte deel uit van de erewacht die zijn zuster, jonkvrouw Cersei Lannister, naar Koningslanding escorteerde voor haar bruiloft met koning Robert. Overwinnaar in het toernooi te Koningslanding ter gelegenheid van hun huwelijk.
Zo samengevat maakte zijn leven een nogal povere en armzalige indruk. Ser Barristan had toch op zijn minst een paar van zijn overige toernooizeges kunnen opvoeren. En ser Gerold had wel wat meer mogen schrijven over de daden die hij had verricht toen ser Arthur Dayn de broederschap van het koningsbos oprolde. Hij had uiteindelijk het leven van ser Somner gered toen Ben Dikbuik op het punt stond hem de hersens in te slaan, ook al was de vogelvrije hem dan ontsnapt. En hij had standgehouden tegen de Glimlachende Ridder, al was het ser Arthur geweest die hem had gedood. Wat een gevecht was dat, en wat een tegenstander. De Glimlachende Ridder was gek, een onontwarbare mengeling van ridderlijkheid en wreedheid, maar hij had geen spoortje vrees gekend. En Dayn, met Dageraad in de hand… Tegen het einde hadden er zoveel kerven in het zwaard van de vogelvrije gezeten dat ser Arthur even was opgehouden om hem een nieuw te laten halen. ‘Ik wil dat witte zwaard van jou hebben,’ had de roofridder tegen hem gezegd toen ze de strijd voortzetten, al bloedde hij inmiddels uit meer dan tien wonden. ‘Dan zult u dat krijgen, ser,’ had het Zwaard van de Morgen geantwoord, en er een einde aan gemaakt.
De wereld stak destijds eenvoudiger in elkaar, dacht Jaime, en zowel mannen als zwaarden waren uit beter staal gesmeed. Of was dat slechts omdat hij toen vijftien was? Ze lagen nu allemaal in hun graf: het Zwaard van de Morgen en de Glimlachende Ridder, de Witte Stier en prins Lewyn, ser Oswel Whent met zijn zwarte humor, de ernstige Jon Darring, Simon Toyn en zijn broederschap van het koningsbos, de bruuske oude Somner Crakenhal. En ik, die jongen die ik was… wanneer zou die gestorven zijn? Toen ik de witte mantel aannam? Toen ik Aerys de keel doorsneed? Die jongen had ser Arthur Dayn willen zijn, maar ergens onderweg was hij in plaats daarvan de Glimlachende Ridder geworden. Toen hij de deur hoorde opengaan, sloeg hij het Witte Boek dicht en stond op om zijn gezworen broeders te ontvangen. Ser Osmond Ketelzwart kwam als eerste binnen. Hij grijnsde Jaime toe alsof ze oude wapenbroeders waren. ‘Ser Jaime,’ zei hij, ‘als u er vorige keer zo uitgezien had, dan had ik u meteen herkend.’
‘Werkelijk?’ Dat betwijfelde Jaime. De bedienden hadden hem in bad gestopt, geschoren, en zijn haar gewassen en geborsteld. Als hij in de spiegel keek, zag hij niet langer de man die samen met Brienne het rivierengebied had doorkruist… maar zichzelf zag hij evenmin. Zijn gezicht was mager en hol en hij had wallen onder zijn ogen. Ik zie eruit als een ouwe vent. ‘Wilt u bij uw zetel gaan staan, ser?’
Dat deed Ketelzwart. De overige gezworen broeders kwamen een voor een binnen. ‘Sers,’ zei Jaime op formele toon toen ze er alle vijf waren, ‘wie waakt er over de koning?’
‘Mijn broers, ser Osney en ser Osfried,’ antwoordde ser Osmond.
‘En mijn broer, ser Garlan,’ zei de Bloemenridder.
‘Is hij veilig bij hen?’