noemen?’
‘Ik… ik zou mezelf naar mijn moeder kunnen noemen…’
‘Catelyn? Dat ligt een beetje te veel voor de hand… maar naar mijn moeder, dat zou wel kunnen. Alayne. Bevalt dat je?’
‘Alayne is wel aardig.’ Sansa hoopte dat ze het straks nog zou weten. ‘Maar kan ik niet de wettige dochter van een van uw ridders zijn? Misschien is hij dapper in de strijd gesneuveld, en…’
‘Ik heb geen dappere ridders in dienst, Alayne. Een dergelijk verhaal zou tot ongewenste vragen leiden zoals een lijk kraaien aantrekt. Maar het is grof, naar de oorsprong van iemands natuurlijke kinderen te wroeten.’ Hij hield zijn hoofd schuin. ‘Dus wie ben je?’
‘Alayne… Steen, toch?’ Toen hij knikte, zei ze: ‘Maar wie is mijn moeder?’
‘Kella?’
‘Alstublieft niet,’ zei ze, diep gekwetst.
‘Ik plaag je maar. Je moeder was een vrouw van goede komaf uit Braavos, de dochter van een koopmansvorst. We hebben elkaar ontmoet in Meeuwstede, toen ik het beheer over de haven voerde. Ze stierf bij je geboorte en vertrouwde je aan het Geloof toe. Ik heb wel een paar vrome boekwerken die je kunt doornemen. Leer eruit te citeren. Geen betere afweer tegen ongewenste vragen dan een stroom van vroom geblaat. Hoe dan ook, toen je ontbloeide besloot je dat je toch geen septa wilde worden, en je schreef mij. Ik hoorde toen voor het eerst van je bestaan.’ Hij betastte zijn baard. ‘Denk je dat je dat allemaal kunt onthouden?’
‘Ik hoop het. Het zal zijn alsof we een spelletje spelen, nietwaar?’
‘Hou je van spelletjes, Alayne?’
Ze zou wel aan die nieuwe naam moeten wennen. ‘Spelletjes?
Ik… dat hangt er, denk ik, van af…’
Voordat hij nog meer kon zeggen, kwam Grisel terug met een grote schaal, die ze tussen hen in zette. Er lagen appels, peren en granaatappels op, wat treurig uitziende druiven, en een grote bloedsinaasappel. De oude vrouw had er een rond brood bij gedaan en een potje boter. Petyr sneed met zijn dolk een granaatappel doormidden en bood Sansa de helft aan. ‘Probeer wat te eten, jonkvrouwe.’
‘Dank u, heer.’ Granaatappelpitten gaven altijd zo’n knoeiboel. In plaats daarvan koos Sansa een peer en nam een verfijnd hapje. Hij was heel rijp. Het sap liep over haar kin.
Heer Petyr wipte met de punt van zijn dolk een pit los. ‘Je zult je vader wel vreselijk missen. Heer Eddard was een dapper man, eerlijk en trouw… maar een hopeloze speler.’ Hij bracht met zijn mes de pit naar zijn mond. ‘In Koningslanding zijn twee soorten mensen. De spelers en de stukken.’
‘En was ik een stuk?’ Ze vreesde het antwoord.
‘Ja, maar voel je daardoor niet bezwaard. Je bent nog half een kind. ledere man begint als stuk, en elk meisje ook. Zelfs sommigen die zich spelers wanen.’ Hij at nog een pit. ‘Cersei, bijvoorbeeld. Ze vindt zichzelf sluw, maar in feite is ze volledig voorspelbaar. Haar kracht schuilt in haar schoonheid, haar afkomst en haar rijkdom. Alleen het eerstgenoemde is echt van haarzelf, en dat zal haar weldra in de steek laten. Ze is op macht uit, maar als ze die eenmaal heeft weet ze niet wat ze ermee aanmoet. Iedereen wil iets, Alayne. En als je weet wat iemand wil, weet je wie hij is en hoe je met hem moet spelen.’
‘Zoals u met ser Dontos hebt gespeeld om Joffry te vergiftigen?’
Ze was tot de slotsom gekomen dat het Dontos geweest moest zijn. Pinkje lachte. ‘Ser Dontos de Rode was een wijnzak op pootjes. Het was onmogelijk hem een taak van zulk immens gewicht toe te vertrouwen. Hij had het waarschijnlijk verknoeid, of hij zou mij verraden hebben. Nee, het enige wat Dontos moest doen was jou het kasteel uit brengen… en ervoor zorgen dat je dat zilveren haarnet droeg.’
‘Je kunt Koningslanding ondersteboven keren zonder iemand met een spotvogel-insigne op zijn borst te vinden, maar dat wil nog niet zeggen dat ik geen vrienden heb.’ Petyr liep naar de trap. ‘Oswel, kom eens boven om je door jonkvrouw Sansa te laten bekijken.’
Even later verscheen de oude man, grijnzend en buigend. Sansa wierp een onzekere blik op hem. ‘Wat word ik geacht te zien?’
‘Ken je hem?’ vroeg Petyr.
‘Nee.’
‘Kijk nog eens goed.’
Ze bestudeerde het verweerde gezicht van de oude man, zijn haakneus, zijn witte haar, zijn enorme, knokige handen. Hij had iets bekends, maar toch moest Sansa haar hoofd schudden. ‘Ik ken hem echt niet. Ik had Oswel nog nooit gezien voordat ik in zijn bootje stapte, dat weet ik zeker.’
Oswel grijnsde een mond vol scheve tanden bloot. ‘Nee, maar ’t ken wezen dat u m’n drie zoons heb ontmoet, vrouwe.’
Het kwam door de ‘drie zoons’, en door die glimlach. ‘
‘Zeker, vrouwe, met uw goedvinden.’
‘Ze vindt het meer dan goed.’ Heer Petyr wuifde hem weg en wijdde zich weer aan zijn graanaatappel, terwijl Oswel de trap af schuifelde. ‘Zeg eens, Alayne, wat is gevaarlijker: de dolk waarmee de vijand dreigt, of de verborgen dolk in de rug die zelfs niet te zien is.’
‘De verborgen dolk.’
‘Heel slim.’ Hij glimlachte, zijn dunne lippen helderrood van de granaatappelzaden. ‘Toen de Kobold haar wacht wegstuurde, beval de koningin Lancel om huurlingen voor haar aan te werven. Lancel vond de Ketelzwarts voor haar, wat je kleine heer-gemaal prachtig vond, omdat hij die knapen liet betalen door zijn eigen mannetje, Bronn.’ Hij grinnikte. ‘Maar toen ik hoorde dat Bronn naar zwaarden zocht, was ik degene die tegen Oswel zei dat hij zijn zoons naar Koningslanding moest sturen. Drie verborgen dolken, Alayne, die nu volmaakt op hun plaats zijn.’
‘Dus een van de Ketelzwarts heeft het vergif in Joffs beker gedaan?’ Ser Osmond was de hele avond bij de koning in de buurt geweest, schoot het haar te binnen.
‘Heb ik dat gezegd?’ Heer Petyr sneed de bloedsinaasappel met zijn dolk in tweeen en bood Sansa de ene helft aan. ‘Die jongens zijn veel te verraderlijk om bij een dergelijk complot te betrekken… Vooral Osmond is niet te vertrouwen sinds hij lid van de Koningsgarde is. Die witte mantel verandert een man, heb ik gemerkt. Zelfs een man als hij.’ Hij boog zijn kin naar achteren en kneep in de bloedsinaasappel, zodat het sap in zijn mond liep. ‘Ik ben dol op het sap, maar ik heb een hekel aan die kleefvingers,’ klaagde hij, terwijl hij zijn handen afveegde. ‘Schone handen, Sansa. Wat je ook doet, zorg dat je handen schoon blijven.’
Sansa lepelde wat sap uit haar eigen sinaasappel op. ‘Maar als het de Ketelzwarts niet waren, en ser Dontos niet… u was niet eens in de stad, en Tyrion kan het niet geweest zijn…’
‘Uitgeraden, liefje?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Ik zou niet…’
Petyr glimlachte. ‘Wedden dat iemand die avond op een gegeven moment tegen je heeft gezegd dat je haarnet scheef zat, en het voor je rechtgetrokken heeft?’
Sansa sloeg een hand voor haar mond. ‘U bedoelt toch niet… ze wilde me meenemen naar Hooggaarde om me aan haar kleinzoon uit te huwelijken…’
‘De lieve, vrome, goedhartige Willas Tyrel. Wees blij dat hij je bespaard is gebleven, je zou je kapot verveeld hebben met hem. Maar dat oude mens is niet saai, dat moet ik toegeven. Een angstaanjagende ouwe feeks, en niet half zo broos als ze zich voordoet. Toen ik in Hooggaarde om de hand van Marjolij kwam sjacheren, liet ze de poeha aan haar nobele zoon over, terwijl zij gerichte vragen over Joffry’s karakter stelde. Ik prees hem uiteraard de hemel in… en intussen strooiden mijn mannen verontrustende praatijes onder heer Tyrels bedienden rond. Zo moet je het spelletje spelen. Ik deed ook de gedachte bij ze postvatten dat ser Loras het wit zou kunnen aannemen. Niet dat ik het voorstelde, dat zou te bot zijn geweest. Maar sommigen in mijn gezelschap kwamen met gruwelverhalen over hoe de meute ser Presten Groeneveld gedood en jonkvrouw Lollys verkracht had, en ze stopten heer Tyrels legertje zangers wat zilverstukken toe om over Ryam Roodweijn, Serwyn van het Spiegelschild en prins Aemon de Drakenridder te zingen. In de juiste vingers kan een harp even gevaarlijk zijn als een zwaard. Hamer Tyrel geloofde zelfs dat het zijn eigen idee was om ser Loras’ toetreding tot de Koningsgarde als voorwaarde in het huwelijkscontract te laten opnemen. Wie zou zijn dochter beter kunnen beschermen dan haar
