De oude rechercheur keek op.
‘Heb je de naam Bertus van het Hooft nog nagetrokken?’
Vledder staarde door de voorruit.
‘De naam Bertus van het Hooft komt in onze administratie niet voor,’ sprak hij strak. ‘En een zonnetje is een zo’n veelvuldig voorkomende tatoeage, dat onze TOHD[3] er niets mee kon doen.’
De Cock zuchtte.
‘Het zit ons niet mee… dit keer.’
Vledder grinnikte.
‘Andere keren wel?’ vroeg hij verwonderd. ‘Ik heb het idee dat wij tweeen alleen maar ondoorzichtige zaken in behandeling krijgen.’
De Cock glimlachte.
‘Noem het noodlot.’
Vledder parkeerde de Golf op de gladde houten steiger achter het politiebureau. De rechercheurs stapten uit en slenterden via de Oudebrugsteeg naar de Warmoesstraat. Toen ze de hal van het politiebureau binnenstapten, wenkte Jan Kusters De Cock vanachter de balie.
De Cock liep hoofdschuddend op hem toe.
‘Geen narigheid… hoop ik.’
De wachtcommandant trok zijn schouders op en overhandigde hem een notitie.
‘Of je deze man even wilt bellen.’
De Cock bekeek de krabbels.
‘Wanneer kwam dat binnen?’
‘Een halfuurtje geleden.’
De Cock gaf het briefje aan Vledder.
‘Bel jij maar.’
De jonge rechercheur bekeek de notitie.
‘Wie is Gijsbertus van Damme?’ vroeg hij verwonderd. ‘Kennen we die?’
De Cock knikte. ‘De zondagse naam van Witte Gijssie.’
Vledder liep om de balie heen en pakte een telefoon.
De Cock volgde van enige afstand zijn gelaatsexpressies. Na enkele minuten legde de jonge rechercheur de hoorn op het toestel terug.
De Cock bekeek zijn bleke gezicht. ‘Wat is er?’
Vledder slikte. ‘Witte Gijssie heeft een halfuurtje geleden in het vroegere peeskamertje van Charmaine Dupuitrain een man gevonden.’
‘Wat voor een man?’
‘De man die het kamertje van hem had gehuurd.’
‘En?’
‘Hij is dood.’
De Cock kneep zijn ogen half dicht. ‘Vermoord?’
Vledder knikte. ‘Om zijn nek hangt een stuk elektriciteitsdraad.’
8
De Cock slenterde bedaard van het politiebureau door de Warmoesstraat naar de Lange Niezel. Vledder liep enkele passen schuin voor hem uit. De oude rechercheur riep hem terug.
‘Heb je haast?’
Vledder reageerde nerveus.
‘Daar is een moord gepleegd!’ riep hij opgewonden.
De Cock grijnsde.
‘Daar ligt een dooie vent in een kamertje,’ sprak hij achteloos. ‘En dood is dood. Daar veranderen jij en ik niets meer aan.’
Vledder hield zijn pas in.
‘Ik vind het vreemd,’ sprak hij hijgend. ‘Witte Gijssie had een halfuurtje geleden de melding van de moord toch ook aan de wachtcommandant kunnen doen?’
De Cock trok zijn schouders iets op.
‘Witte Gijssie wist dat wij belangstelling hadden voor de man die zo haastig het peeskamertje van Charmaine Dupuitrain had gehuurd.’
‘Als je toch in jouw huis een moord ontdekt,’ riep Vledder geemotioneerd, ‘dan… dan…’
De jonge rechercheur maakte zijn zin niet af.
De Cock trok een grimas.
‘Ik denk dat Witte Gijssie geen opschudding wilde met geuniformeerde agenten voor de deur van zijn bordeel. Twee lijken achter elkaar in hetzelfde peeskamertje is niet goed voor de business.’
Vledder gromde.
‘Business, business… denken die lui nergens anders aan.’
De Cock reageerde niet.
Het was bijzonder rustig op de Achterburgwal. Veel hoerenpandjes waren op dit vroege middaguur wegens te magere belangstelling nog gesloten. Een paar bedaagde prostituees zaten wat verveeld met een breiwerkje achter het raam. De meest opwindende hoertjes gingen pas ’s avonds aan het werk als het voltallige leger van behoeftigen voorbijtrok.
Bij Achterburgwal 1017 hing een laken voor het raam. Witte Gijssie stond voor de deur. Hij zag bleek en had roodomrande ogen. De bordeelhouder duimde over zijn schouder.
‘Ik ben mij rot geschrokken van die dooie vent. Ik zou even boodschappen gaan doen. Toen zag ik de deur van het kamertje op een kier staan. Ik dacht dat hij al vroeg was begonnen. Uit nieuwsgierigheid ben ik gaan kijken. Toen vond ik hem.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Wie, dacht jij, dat er al vroeg was begonnen?’
Witte Gijssie knikte.
‘Die… eh, die Bertus van het Hooft.’
‘Waar moest hij aan beginnen?’
Witte Gijssie ademde diep.
‘Gisteravond kwam hij bij mij en vroeg de sleutel van het kamertje dat hij gehuurd had. Ik zei hem dat hij die niet kreeg omdat ik het kamertje nog een paar dagen gesloten wilde houden uit pieteit met dat vermoorde vrouwtje.’
‘Dat had je hem toch verteld?’
‘Zeker.’
De Cock keek hem onderzoekend aan.
‘Je hebt die sleutel toch gegeven?’
Witte Gijssie zuchtte.
‘Die vent zei dat het niet de bedoeling was dat zijn vriendin al ging zitten. Hij wilde de sleutel om het kamertje wat op te knappen… een nieuw behangetje en een kwast verf.’
De Cock keek hem verwonderd aan.
‘Waarom? Het zag er toch netjes uit?’
‘Netjes?’ vroeg Witte Gijssie kwaad. ‘Het kamertje zat vol vieze grijze vlekken van het poeder waarmee jullie dactyloscoop had gekwast.’
De Cock haalde zijn schouders op.
‘Een sopdoekje was voldoende geweest.’
Witte Gijssie zwaaide geagiteerd.