Er viel een doodse stilte.
‘De kans is inderdaad groot dat hij u antwoord zal geven,’ gaf Donald Redstone toe. ‘En zelfs zal proberen een afspraak met u te maken. Maar het is duidelijk dat die man uiterst gevaarlijk is.’
Irina Murray gaf het niet op. ‘Waarschijnlijk zal hij een afspraak met me maken om te proberen me dan te vermoorden. Als hij van zich laat horen, ga ik erheen. Natuurlijk onder uw bescherming…’
Donald Redstone bleef terughoudend. ‘Hiervoor moet ik toestemming aan Langley vragen,’ zei hij. ‘Ik mag mensen niet zulke risico’s laten lopen. Als er iets met u gebeurt, ben ik verantwoordelijk.’
‘Dan is het aan u om ervoor te zorgen dat me niets overkomt,’ zei ze lachend. ‘Dit is veel leuker dan persberichten opstellen. En als u wilt, zal ik ervoor tekenen dat ik zelf alle verantwoordelijkheid op me neem.’
Gekwetst gromde het districtshoofd een onverstaanbaar antwoord. Toen zei hij enigszins geergerd: ‘Goed, bel hem maar.’
Ze hielden hun adem in toen de jonge vrouw het nummer van Stephan intoetste. Nadat de telefoon vijf keer was overgegaan, kreeg ze zijn voicemail.
‘Met Viktoria,’ begon Irina Murray, ‘de vriendin van Evguena…’
Ze sprak haar boodschap in met een stem waarin enige dreiging doorschemerde. Ze zei dat ze wist dat Evguena Bogdanov niet door Roman Martsjoek was vermoord. Ze sloot af met haar telefoonnummer te noemen.
‘Ik denk dat hij wel terugbelt,’ zei Malko.
Stephan Oswacim was woedend. Nadat hij midden in de nacht uit het Premier Palace weg was gevlucht, was hij eerst naar Metrograd gegaan, het reusachtige, ondergrondse winkelcentrum onder het Bessarabiaskaplein. Hij begreep nog steeds niet wat er was gebeurd. Hoe kon zijn slachtoffer op zo’n manier reageren? De kogel die de ander had afgevuurd, had slechts wat van de vulling van zijn jack weggerukt en hem nauwelijks geraakt, maar hij had de dood in de ogen gekeken. Hij probeerde nog steeds te bedenken welke fout hij had gemaakt.
Later had hij zijn auto opgehaald, die in een zijstraat stond geparkeerd, en was hij teruggekeerd naar zijn schuiladres. Hij had nu twee uur geslapen, gespannen het moment afwachtend waarop hij zijn opdrachtgever, die hij onder de valse naam Volodimir kende, onder ogen zou moeten komen. De Rus zou geen begrip tonen.
Toen zijn telefoon ging, keek hij naar het nummer en nam niet op. Het was een onbekend nummer en hij kende toch vrijwel niemand in Kiev.
Korte tijd later luisterde hij zijn voicemail af en toen hij zijn voornaam hoorde, dacht hij dat zijn hart stokte. De rest van het bericht maakte het er niet beter op. Hij luisterde drie keer, met steeds grotere woede. Hij vervloekte Evguena en die Viktoria, die hem geld probeerden af te troggelen. Als Volodimir hiervan zou horen, zou hij Stephan onmiddellijk als een baksteen laten vallen. Hij stelde zichzelf gerust met de gedachte dat Viktoria niet kon weten waar hij was. Hij had Evguena nooit verteld waar hij woonde. Maar als dat meisje contact zocht met een krant of met de milicija, kon dat hem in een lastig parket brengen. Hij zou haar dus het zwijgen moeten opleggen. Maar eerst kwam zijn gesprek met zijn opdrachtgever.
Evgueni Tsjervanienko zag er nog even indrukwekkend uit met zijn enorme gedaante. Malko had hem opgezocht in het campagne-hoofdkwartier van Viktor Joesjtsjenko. Een secretaresse in een oranje trui had hem naar het hoofd van de beveiligingsdienst gebracht. Die had hem met volle mond begroet. Hij zat een enorme sandwich te eten. Voor hem stond een halflege fles Defender.
‘En, hebt u nieuws?’ vroeg de Oekrainer.
Malko pakte het nummer van de telefoon en legde het op tafel. ‘Kunt u erachter komen op wiens naam dit nummer staat?’ Het indrukwekkende hoofd Beveiliging bekeek het stukje papier langdurig en keek toen op. ‘Waarom?’
‘Dat is een van de mannen die de moord op Roman Martsjoek hebben beraamd. Een zekere Stephan, een Pool.’ Evgueni Tsjervanienko vergat bijna verder te kauwen. Gretig hoorde hij Malko’s verslag aan, inclusief de poging hem de vorige avond te vermoorden.
Vol bewondering keek de Rus hem aan. ‘U hebt goed werk verricht. Anders zouden ze niet proberen u uit de weg te ruimen. Ik ken iemand bij Kievstar, een van de Oekraiense telefoonproviders. Ik hoop dat hij de eigenaar van dat nummer kan vinden. Ik zal het hem meteen vragen.’
Evgueni Tsjervanienko leek teleurgesteld te zijn toen hij ophing nadat hij bijna tien minuten had gewacht, terwijl zijn contactpersoon aan het zoeken was. ‘Het nummer staat op de rode lijst, het kan nog wel even duren. Maar het zal wel lukken,’ beloofde hij. ‘Zodra ik het weet, bel ik u.’
Stephan Oswacim zat te rillen in de kleine Skoda, waarvan de verwarming kapot was. Zoals altijd dook Volodimir als een schaduw op en nam hij zwijgend naast hem plaats. Het gezicht van de Rus was somber. ‘Wat is er gebeurd?’ vroeg hij op ernstige toon. ‘Ik heb gehoord dat de man die u gisteravond had moeten ombrengen, vanmorgen springlevend uit het hotel naar buiten is gekomen.’
‘Er was een probleem,’ gaf de Pool toe.
Hij legde hem uit dat de spotter hem had laten weten dat zijn doelwit het hotel binnenging, maar dat die niet naar boven was gekomen. De Rus reageerde daar niet op. ‘Het contract is dus niet vervuld,’ zei hij slechts.
‘Nee, maar…’
‘Laat maar, zoiets doen we geen tweede keer. Hij is nu op zijn hoede. Hebt u het wapen meegenomen?’
Stephan Oswacim wilde bijna ‘nee’ zeggen, maar hij pakte het pistool en legde het op zijn knieen. De Rus stak het meteen in zijn zak en vroeg: ‘U hebt geen sporen achtergelaten in het hotel?’
‘Nee.’
‘Geef het paspoort ook terug.’
Dat deed de Pool. Hij voelde zich nu naakt en kwetsbaar. De Rus liet er geen gras over groeien en zei kalm: ‘Ik denk dat u maar een tijdje van het toneel moet verdwijnen, Stephan Blijf op uw schuiladres, over een paar dagen neem ik contact op. Hier.’
Hij drukte enkele bankbiljetten in de hand van de Pool. Ongeveer duizend hrivna. ‘Dit is genoeg om eten van te kopen,’ zei hij met een bijna vriendelijke glimlach. ‘Meer kan ik niet voor u doen, gezien mijn budget.’
‘Mag ik het paspoort niet houden?’ vroeg Stephan Oswacim op bijna smekende toon. ‘Het mijne kan ik niet gebruiken.’
‘Het spijt me,’ zei de Rus slechts. ‘Dat kan ik niet doen. Het is van de Russische staat. Bovendien kunnen we het niet meer gebruiken, na de gebeurtenissen in het Premier Palace. Ik zal het moeten vernietigen. Goed, ik bel nog.’
Hij stapte uit zelfs zonder hem de hand te schudden en beende met grote passen weg. Stephan Oswacim vervloekte zichzelf dat hij zo dom was geweest. Hij had het pistool en het paspoort moeten houden. Nu kon hij geen kant meer op.
Nikolai Zabotine was voor een koekjesverkoper gestopt en hield vanuit zijn ooghoek Stephan Oswacim in de gaten. Hij wist al sinds die ochtend dat de Pool niet in zijn missie was geslaagd en had daaruit zijn conclusies getrokken.
Om te beginnen dwong deze tegenslag hem de oplossing te kiezen die hij in eerste instantie had verworpen: de zaken op hun beloop laten en op het lot vertrouwen. Hij had geen keus meer.
Het tweede probleem was Stephan Oswacim. De Poolse moordenaar was nu een risico, een link naar verscheidene onderdelen van de operatie. Hij zou zo snel mogelijk moeten verdwijnen. Nikolai Zabotine kwam in de verleiding hem ter plekke neer te schieten, maar hier waren te veel getuigen. Tot de liquidatie van Stephan Oswacim was die ochtend al besloten en er waren al enkele berkut op hem af gestuurd die door het vuur gingen voor hun vroegere leider, kolonel Gorodnaja.
In gedachten verzonken stond Stephan Oswacim te wachten op de linkerbaan naar de kruising met de Tjervonozorianvi Prospekt, die werd geblokkeerd door een auto die probeerde links af te slaan. Rechts reed het verkeer door. Toen hij die kant op keek, op zoek naar een mogelijkheid om in te voegen, zag hij een witte Lada passeren waarin twee mannen zaten.
Zijn hartslag schoot omhoog. De man achter het stuur was Bohdan Vokzalna, een van de moordenaars van