een harig hoofd, een ongeschoren gezicht en ogen die hem van achter een dikke bril aankeken. Nieuwsgierig bekeek Alexander Peremogy de man die voor zijn deur stond. Alsof hij het tegen zichzelf had, mompelde hij: ‘Nikolai, je bent terug!’ Gedachteloos opende hij de deur voor de Rus en ging hem voor naar binnen. Hij woonde in een kleine flat die vol lag met boeken, prenten en een ongelofelijke hoeveelheid rommel. Ze kwamen een kleine woonkamer binnen, met een piepkleine open keuken. In de kamer stonden een doorgezakte bank, waar een bontgekleurde doek op lag, een houten tafel en een paar stoelen. Alles straalde diepe armoede uit: de voormalige agent van de SBU had kennelijk geen groot pensioen.
‘Wil je thee, Nikolai?’
Alexander Peremogy stond al in de keuken. Nikolai Zabotine ging op een plastic stoel zitten en samen dronken ze slappe thee.
‘Ik heb zelfs geen wodka om te toosten,’ zei de ex-agent. Nikolai Zabotine hief zijn theekop: Nitsjevo! Op onze vriendschap.’
Toen keek de Rus zijn vroegere medewerker aan en vroeg: ‘Ben je er in de loop van de tijd niet anders over gaan denken? Ben je nog steeds een vriend van Rusland?’
‘Da! Da!’ antwoordde Alexander Peremogy meteen. ‘Wanneer ik die schoft Joesjtsjenko zie, die het land in handen probeert te krijgen om het aan de Ameriki te verkopen, voel ik een steek in mijn hart.’
‘Alexander,’ vroeg Nikolai Zabotine, ‘zou je me willen helpen om tegen de Ameriki te vechten?’
De ander keek verbaasd op. ‘Natuurlijk. Wat moet ik doen?’
Wat je vroeger deed,’ zei de Rus kalm. ‘Maar nu kleeft er meer risico aan.’
Alexander Peremogy keek hem met een vastberaden blik aan. ‘Zeg maar wie en waar, en zorg dat ik materieel krijg. Ik heb niets meer.’
Nikolai Zabotine nam een slok thee, die plotseling heerlijk smaakte. Hij had iemand gevonden die hij kon vertrouwen, iemand die het zandkorreltje kon opruimen dat de machinerie van zijn operatie liet vastlopen: Malko Linge, die hem binnen enkele dagen al zoveel last had bezorgd.
16
Oleg Budynok las voor de derde keer de tekst die een prachtige, jonge blondine hem had gegeven. Met haar veroverende glimlach was het haar gelukt alle barrieres te passeren die de luxueuze kantoren van het presidentiele bestuursapparaat tegen het publiek beschermden. Meteen nadat ze haar opdracht had uitgevoerd, was ze vertrokken. Hij had de verklaring van Anatoly Girka met groeiende woede gelezen, totdat ongeloof de overhand had gekregen.
Hoe had die vent, voor wie het een eer was geweest dat hij in het geheim voor het machtige hoofd van het presidentiele bestuursapparaat had mogen werken, het gewaagd over te lopen? Bijna had hij de man teruggebeld die hem vooraf van het bezoek van de blondine op de hoogte had gesteld, maar hij had zich ingehouden. Wat had dat voor zin?
Als de bekentenis van Anatoly Girka werd gepubliceerd, zouden de gevolgen rampzalig zijn. Oleg Budynok kon ontkennen wat hij wilde, maar de volgelingen van Viktor Joesjtsjenko zouden in alle staten zijn. Evenals de vrienden van Igor Baikal. Hij toetste het nummer van zijn mentor, Nikolai Zabotine, in. Er werd niet opgenomen. Hij kreeg een boodschap dat het nummer niet in gebruik was…
Hij begreep het, de Rus had zijn mobiel laten afsluiten. Maar hij kreeg geen tijd om zich druk te maken. Een minuut later ging zijn telefoon en vroeg de stem van de Rus: ‘Je hebt geprobeerd me te bereiken?’
Oleg Budynok kon hem wel zoenen. ‘Ja, er is nieuws.’
‘Goed, ik bel je voor vanavond terug.’
Ondanks de inhoud van het bericht voelde hij zich goed. Zabotine zou hem in elk geval niet in de steek laten. Hij zat nog in gedachten verzonken toen hij door een onbekend nummer werd gebeld.
‘Oleg Budynok?’
‘Tak.’
‘Ik heb vanmorgen die jonge vrouw naar u toe gestuurd. Ik denk dat u de brief intussen wel zult hebben gelezen…’
‘Hij is vals!’ barstte de Oekrainer uit. ‘Wie bent u eigenlijk?’
‘Dat zal ik u vertellen wanneer we elkaar ontmoeten. Maar u weet heel goed dat hij niet vals is. Eergisteren hebt u ’s avonds Anatoly Girka gebeld. U hebt hem honderdduizend hrivna beloofd wanneer hij zijn baas zou vermoorden voordat ik zou komen. Dat heeft hij gedaan.’
Na een gespannen stilte vroeg Oleg Budynok: ‘Wat wilt u?’
‘U helpen. Wanneer u me wilt spreken, belt u me maar. Do svidania.’
Oleg Budynok sloeg met zijn vuist op het bureau, waardoor zijn papieren alle kanten op vlogen. Toen pakte hij een fles Defender uit zijn bar, schonk een flink glas vol en dronk dat in een keer leeg. De alcohol deed de spanning in zijn keel enigszins smelten, maar kon zijn woede niet verjagen. Zolang hij Nikolai Zabotine niet had gesproken, kon hij geen stap verzetten.
De Oekraiense kranten stonden vol met artikelen over de dood van Igor Baikal. Een van zijn bediendes vertelde dat hij een schot uit zijn slaapkamer had horen komen, maar dat dat hem niet had gealarmeerd. Niemand geloofde in zelfmoord. De journalisten onthulden duistere geldzaken en kwamen met verhalen over oorlogen tussen wodkaproducenten. De gerechtsarts gaf probleemloos toestemming om het lichaam te begraven en de weduwe van Igor Baikal had gevraagd als herinnering het pistool te mogen houden waarmee hij zichzelf had gedood.
Donald Redstone keek Malko weifelend aan. ‘Denkt u dat hij het zal doen?’ vroeg hij, verwijzend naar Oleg Budynok. ‘Zolang Vassiliev procureur-generaal van Oekraine blijft,’ antwoordde Malko, ‘zal hij geen onderzoek gelasten, maar wanneer Joesjtsjenko wint, heeft hij met de getuigenis van Anatoly Girka een stevige zaak tegen Budynok.’
‘Heeft hij een afspraak met u gemaakt?’
‘Nog niet, maar ik weet zeker dat hij zal bellen.’
Donald Redstone keek op de kalender die op zijn bureau stond. ‘Het is de drieentwintigste. We hebben niet veel tijd meer om een nieuw complot te ontmaskeren. De zesentwintigste is de gevaarlijkste dag. Dan zal Viktor Joesjtsjenko zich aan het publiek moeten tonen en met veel mensen in contact komen.’
‘Ik weet het,’ gaf Malko toe. ‘Ik hoop dat Oleg Budynok gauw zal zwichten, maar ik kan hem niet dwingen. Dat is het lastige van chantage. Als je je kaarten neerlegt, ben je verloren. En het gaat er niet om Oleg Budynok te arresteren, maar om hem te laten overlopen.’
‘Goed,’ besloot Donald Redstone. ‘Laten we duimen.’
‘Oleg, met mij. Kunnen we om zes uur in het “groene gebouw” afspreken?’
‘Goed,’ antwoordde het hoofd van het presidentiele bestuursapparaat opgelucht.
Het ‘groene gebouw’ was het park tussen het rode en het gele gebouw van de Tarass-Sevtsjenko- universiteit. Die naam hadden de studenten eraan gegeven, die zich tussen de colleges in het park ophielden. ’s Avonds, wanneer het koud was, was er niemand. Oleg Budynok keek op zijn horloge: halfzes. Hij zou nog net op tijd zijn. Hij stopte een grote Tokarev in de zak van zijn leren jas en zei tegen zijn secretaresse: ‘Tot morgen. Zeg tegen Piotr dat ik hem niet meer nodig heb.’ Hij stapte achter het stuur van zijn Mercedes 500 en mengde zich in het verkeer. Uit voorzorg parkeerde hij vrij ver van de Volodymyrskaya en ging te voet terug. Budynok bleef bij het standbeeld van Tarass Sevtsjenko staan. Op het geronk van het verkeer in de verte na, was het doodstil. Na twintig minuten had hij het ijskoud en was hij woedend. Tot een stem achter hem hem deed opschrikken.
‘Oleg, heb je het niet koud?’
Hij keerde zich met een ruk om. Nikolai Zabotine keek hem glimlachend aan, diep weggedoken in een zwarte jas. De Rus verontschuldigde zich meteen dat hij zo laat was. ‘Ik heb gecontroleerd of je niet werd gevolgd. Dat kostte wat tijd.
Nou, wat heb je voor nieuws? Kom, laten we wat gaan lopen, dan vallen we minder op.’
Oleg Budynok vertelde over het bezoek van de blonde vrouw. Het kostte hem moeite te bekennen dat