Hij stond op een vierkant vlak, midden op het volgende kruispunt, tussen Nessus en Spreker in. ‘Je paringspartner is vooruit gerend,’ zei Nessus. ‘Ik hoop dat ze op ons wacht.’
De poppenspeler liep het vlak af naar een schijf, drie stappen verder. En verdween.
‘Wat een instelling!’ zei Louis bewonderend. Hij was alleen, want de Kzin was al achter Nessus aan. ‘Je hoeft alleen maar te lopen. Dat is alles. Drie stappen, en je bent een kruispunt verder. Het lijkt wel tovenarij. En je kunt net zo ver als je zelf wilt!’ Hij deed een paar stappen naar voren.
Hij had zevenmijlslaarzen aan. Hij draafde lichtjes op zijn tenen, en elke drie stappen verschoot de omgeving. De ronde aanduidingen op de hoeken van gebouwen moesten adrescodes zijn, zodat je zag wanneer je op je bestemming was. Dan liep je om de schijven heen naar waar je moest zijn.
Langs de straten zag hij winkels, die hij graag eens was binnen gegaan om te kijken wat er te zien was. Of waren het helemaal geen winkels, maar iets anders? Maar de anderen waren hem wel een paar ‘haltes’ voor. Louis kon ze zichtbaar-onzichtbaar zien worden aan het eind van dit canyon van gebouwen. Hij ging wat sneller draven.
Aan het eind van een stap stonden Nessus en Spreker voor hem, en versperden hem de weg.
‘Ik was bang dat je te ver zou doorschieten,’ zei Nessus. En hij ging de anderen voor naar links.
‘Wacht —’ Maar de Kzin was ook al verdwenen. Waar was Teela verdomme?
Ze moest al vooruit zijn gegaan. Louis sloeg linksaf en liep verder.
Met zevenmijlslaarzen. De stad schoot als een droom langs hem heen. Louis rende voort met in zijn hoofd visioenen van dansende suikerpruimen. Vrijpaden door de steden heen, de schijven in een andere kleur, tien kruispunten van elkaar. Lange afstandsschijven, honderdvijftig kilometer van elkaar, elke schijf middenin het centrum van een stad, en de aankomstvlakken zo groot als een heel kruispunt. Paden om oceanen over te steken: een stap, en je was op een eiland! Eilanden als stapschijf!
Open transfercabines. De poppenbazen waren technologisch heel, heel ver. De schijf was maar een meter breed, en je hoefde er niet helemaal op te staan om hem te laten werken. Een voet erop en je stapte het volgende aankomstvlak alweer af. Dat was even drigg beter dan roltrottoirs!
Onder het rennen vormde Louis’ geest zich een beeld van een spookpoppenbaas, honderden kilometers lang, die voorzichtig een keten eilanden afliep, en oplette waar hij zijn voeten neerzette, hij mocht eens naast een eiland stappen en een natte voet halen. Nu werd de spookpoppenspeler groter, en zijn stapschijven werden werelden … de poppenspelers waren technologisch heel, heel ver.
Aan de oever van een rustige zwarte zee stapte hij van de laatste schijf af. Voorbij de rand van de wereld rezen vier grote volle manen in een rechte lijn boven elkaar naar de sterren. Halverwege de horizon zag hij een kleiner eiland, felverlicht. Nessus en Spreker stonden hem op te wachten.
‘Waar is Teela?’
‘Ik weet het niet,’ zei Nessus.
‘Neveldemonen! Nessus, hoe komen we te weten waar ze is?’
‘Zij moet ons vinden. Je hoeft je geen zorgen te maken, Louis.’
‘Ze is de weg kwijt op een vreemde wereld! Er kan haar van alles overkomen!’
‘Niet op deze wereld, Louis. Geen wereld is zo veilig als die van ons. Als Teela bij de rand van het eiland komt, merkt ze dat de stapschijven naar de andere eilanden voor haar niet werken. Dan volgt ze de stapschijven het strand langs tot ze er een vindt die wel werkt.’
‘Waar denk je dat we het over hebben? We zijn geen computer kwijt! Teela is een meisje van twintig!’
Teela stapte naast hem uit het niets. ‘Hoi. Ik was even de weg kwijt. Waarom al die opwinding?’
Spreker-tot-Dieren keek hem grijnzend aan, zijn messcherpe tanden spottend bloot. Louis vermeed Teela’s onzekere vragende ogen, en voelde zijn wangen rood worden. Maar Nessus zei alleen maar: ‘Volg me.’
Ze volgden de poppenspeler tot waar er weer een rij stapschijven langs het strand lag. Even later zagen ze een vuilbruin pentagram. Ze gingen er op staan …
En stonden op kale rots, een rotseiland ter grootte van een prive-ruimtehaven, fel verlicht door zonnebuizen. Midden op het eiland stonden een hoog gebouw, en een ruimteschip.
‘Dat daar is ons schip,’ zei Nessus.
Teela en Spreker gaven blijk van hun teleurstelling, want de oren van de Kzin verdwenen in hun huidplooien, terwijl Teela verlangend terugkeek naar het eiland waar ze net vandaan waren gekomen, naar een muur van licht, gevormd door kilometershoge gebouwen, die schouder aan schouder stonden afgetekend tegen de interstellaire nacht. Maar Louis keek, en hij voelde hoe een gevoel van opluchting door zijn wat al te gespannen spieren gleed. Hij had nu wel genoeg gehad van wonderen. De stapschijven, de geweldige, overweldigende stad, de vier werelden die daar als gele pompoenen boven de horizon hingen … dat was allemaal heel indrukwekkend, angstaanjagend bijna Maar het schip was dat niet. Het was een romp No. 2 van Algemene Produkten, ingepast in een driehoekige vleugel, die was volgestouwd met stuw en fusiemotoren. Dat waren allemaal apparaten die hij kende, die niemand hem hoefde uit te leggen.
De Kzin toonde aan dat hij het bij het verkeerde eind had. ‘Dit lijkt toch een eigenaardig ontwerp, Nessus, gezien vanuit het standpunt van een van jullie ontwerpers. Zou je je niet veiliger voelen als het schip zich helemaal binnen jullie romp bevond?’
‘Nee. Dit schip is het resultaat van een belangrijk vernieuwde fabrikagemethode. Kom mee, dan laat ik het je zien.’ En Nessus draafde naar het schip.
De opmerking van de Kzin raakte de spijker precies op de kop. Algemene Produkten, de handelsmaatschappij van de poppenbazen, had heel wat verschillende dingen verkocht in de bekende ruimte, maar had vooral aan de ruimteromp veel verdiend. Er waren vier types: de kleinste was een bol ter grootte van een basketbal, de grootste had een diameter van rond de driehonderd meter. De No. 3, een cilinder met ronde uiteinden en een afgevlakte onderkant, was een type dat heel goed geschikt was voor passagiersvervoer; het had gewoonlijk een bemanning die uit een aantal personen bestond. Een schip van dit type had hen een paar uur geleden op de wereld van de poppenspelers afgezet. Het No. 2 type was een cilinder met een wespetaille, smal, en aan weerszijden uitlopend in een naaldscherpe punt. Meestal was er maar plaats voor een man, de piloot.
De romp van Algemene Produkten liet alle zichtbare licht door. Hij was onkwetsbaar voor alle vormen van elektromagnetische energie, en voor materie in elk vorm. De reputatie van de maatschappij stond achter die garantie, en die garantie was al honderden jaren van kracht, voor miljoenen schepen. Een romp van Algemene Produkten was het laatste woord waar het veiligheid betrof.
Het ruimteschip voor hen was gebaseerd op een romp No. 2. Maar … voorzover Louis kon zien bevonden zich alleen het woongedeelte en de hyperaandrijving binnen de romp. Alles wat hij verder zag — twee platte stuweenheden, naar beneden gericht, twee kleine fusiemotoren, naar voren gericht, grotere fusiemotoren op de schuine kanten van de vleugel, en twee enorme kegels op de vleugelpunten — kegels waar onderzoekapparatuur en een zend en ontvanginrichting in moest zitten, want ergens anders kon hij dat niet ontdekken — dat alles zat aan die grote deltavleugel vast!
De helft van het schip zat aan de vleugel, en was zo blootgesteld aan alle gevaren waar een poppenbaas zich druk om kon maken. Waarom hadden ze geen No. 3 gebruikt, en alles binnenin gestopt?
De poppenspeler was ze voorgegaan, onder de deltavleugel door naar de spits toelopende achterzijde van de romp. ‘Ons doel was de romp op zo weinig mogelijk plaatsen te doorbreken. Zie je dat?’
Door de glasachtige romp zag Louis een buis ter dikte van zijn dij door de romp gaan, naar wat op de vleugel zat bevestigd. Het zag er nogal gecompliceerd uit, tot Louis opeens doorkreeg dat de buis in zijn geheel terug kon schuiven in de romp. En toen zag hij ook de motor die daarvoor zorgde, en de metalen deur die vervolgens de opening zou afsluiten.
‘Een gewoon schip,’ zei de poppenspeler, ‘moet een groot aantal kleinere en grotere openingen in zijn romp hebben: voor sensors die gevoelig zijn voor onzichtbaar licht, voor reactiemotoren als het die gebruikt, voor openingen die naar de brandstoftanks gaan. Hier hebben we maar twee openingen, de buis en de luchtsluis. Door de ene komen passagiers naar binnen, door de andere informatie.
Onze ontwerpers hebben de binnenkant van de romp met een transparante geleider laten bekleden. Als de luchtsluis wordt gesloten en de opening voor de apparatuur buiten op de vleugel eveneens, dan vormt het binnenste van de romp een ononderbroken geleidend oppervlak.’
‘Stasisveld,’ raadde Louis.
‘Precies. Als er gevaar dreigt dan komt het hele woongedeelte enige seconden lang in een stasisveld van het Slavendrijverstype. In stasis staat de tijd stil, daarom kan de passagiers ook niets overkomen. We zijn niet zo dom