Maar de zwaartekrachtgenerator werkte perfect, en onopvallend. In heel het leefgedeelte voelden ze alleen maar de lichte zwaartekracht die de wereld van de poppenspelers kende, en hoorden ze het gestage, gedempte trillen van de fusiemotoren. Want het zware gedreun van de aandrijving wrong zich naar binnen door de enige opening die daarvoor beschikbaar was: een buis ter dikte van een menselijke dij, en als het eenmaal binnen was, hoorde je het ook overal.

Zelfs in hyperaandrijving vloog Spreker het liefst in een transparant schip. Hij gaf de voorkeur aan een breed gezichtsveld, en de Blinde Vlek scheen hem geestelijk niets te doen. Het schip was nog steeds doorzichtig, alleen de prive hutten niet, en het resultaat was een beeld waaraan je wel even moest wennen.

De salon en de stuurcabine, wand en vloer en plafond (allemaal via ronde hoeken in elkaar overlopend) waren niet zozeer transparant als wel onzichtbaar. In deze ogenschijnlijke leegte waren er brokken vaste materie: Spreker in de stuurbank, het hoefijzervormige paneel met gele en oranje wijzerplaten om hem heen, de neonrand langs de drempels, de vliegbanken naast elkaar om de tafel in de salon, de vier ondoorzichtige hutten in het achterstuk, en natuurlijk de vlakke driehoek van de vleugel. Er voorbij, er omheen waren de sterren. Het heelal leek heel dichtbij … en wat statisch; want de ster met de ring eromheen bevond zich lijnrecht achter het achterstuk, en ze konden hem groter zien worden. De lucht rook naar ozon en naar poppenspelers.

Nessus, die doodsbang had moeten zijn met het gerommel van tweehonderd gee in zijn oren maakte een heel ontspannen indruk zoals hij daar met de anderen om de salontafel zat.

‘Ze hebben vast geen hypergolf,’ zei hij. ‘De wiskunde van het stelsel is daar afdoende garantie voor. Hypergolf is een generalisatie van hyperaandrijvingswiskunde, en ze kunnen geen hyper-aandrijving hebben.’

‘Maar ze zouden toch toevallig hypergolf hebben kunnen ontdekken?’

‘Nee, Teela. We kunnen de hypergolfband wel afzoeken, want er is verder toch niets te doen terwijl we afremmen, maar —’

‘Drigg! Nog langer wachten!’ Abrupt stond Teela op en ze liep, half rende de salon uit.

Louis beantwoordde de vragende blik van de poppenspeler met een boos schouderophalen.

Teela was in een stemming om op te schieten. Ze had zich doodverveeld tijdens de week die ze in hyperaandrijving hadden doorgebracht, en het vooruitzicht van nog eens anderhalve dag afremmen, nog eens anderhalve dag nietsdoen, deed haar bijna tegen het plafond vliegen. Maar wat verwachtte ze van Louis? Kon hij iets veranderen aan de wetten van de natuur?

‘We moeten wachten,’ zei Spreker instemmend. Hij was in de stuurcabine, en misschien had hij de emotionele ondertoon van Teela’s woorden niet opgemerkt. ‘De hypergolffrequenties bevatten geen signalen. Ik ben bereid ervoor in te staan dat de ontwerpers van de Ringwereld geen poging doen om met ons te spreken via enigerlei aan ons bekende vorm van hypergolf.’

Allemaal hadden ze het tegenwoordig over contact, over communicatie. Tot ze bij de ontwerpers, de bewindvoerders van de Ringwereld konden komen, had hun aanwezigheid binnen dit bewoonde stelsel veel weg van bandieterij. Tot op heden had niets erop gewezen dat hun aanwezigheid was ontdekt.

‘Mijn ontvangers staan open,’ zei Spreker. ‘Als ze trachten te communiceren via elektromagnetische frequenties dan merken we dat.’

‘Niet als ze het op de voor de hand liggende manier doen,’ zei Louis geprikkeld.

‘Dat is waar. Vele rassen hebben de koude waterstoflijn gebruikt om te zoeken naar andere intelligente wezens die op een andere planeet om een andere zon draaiden.’

‘Zoals de kdatlyno. Die hebben jullie gevonden. Heel slim van ze.’

‘En wij hebben ze tot slaaf gemaakt. Heel slim van ons.’

De interstellaire radio wordt overspoeld met het lawaai van de sterren. Maar de eenentwintig centimeterband is heerlijk stil, want hij is leeggeveegd door eindeloze kubieke lichtjaren kille interstellaire waterstof. Dit was de lijn waarvan ieder ras gebruik zou maken om met een ander ras te communiceren. Jammer genoeg maakte de nova-hete waterstof die door de Leugenaar werd geloosd die band nutteloos.

‘Bedenk goed,’ zei Nessus, ‘dat de baan-in-vrije-val die je voor ons hebt uitgezet, de Ring niet mag kruisen.’

‘Je hebt dat nu al zo vaak gezegd, Nessus. Ik heb een heel goed geheugen.’

‘We moeten geen gevaar lijken voor de bewoners van de ring. Ik vertrouw erop dat je dat niet vergeet.’

‘Je bent een poppenspeler. Jij vertrouwt niets.’

‘Hou op, jullie,’ zei Louis vermoeid. Het gekibbel was een extra ergernis, die hij niet kon gebruiken. Hij liep naar zijn hut om te gaan slapen.

Uren gingen voorbij. De Leugenaar viel naar de omringde ster, gestaag snelheid minderend, voorafgegaan door twee messcherpe punten nova-licht en nova-hitte.

Spreker kon geen spoor van samenhangend licht vinden dat op de Leugenaar was gericht. Of de Ringwerelders hadden de Leugenaar nog niet opgemerkt, of ze hadden geen komiasers. Tijdens de week die ze in de hyperruimte hadden doorgebracht, had Spreker vele vrije uren bij de mensen gezeten. Louis en Teela waren de hut van de Kzin prettig gaan vinden: de iets hogere zwaartekracht en de holo’s van oranjegele jungle en een oud fort van de Kzin, de penetrante en steeds weer andere geuren van een wereld die niet de hunne was. Hun eigen hut was zonder veel fantasie ingericht, met stadsgezichten en agrarische zeeen, half bedekt met genetisch gekweekt zeewier. De Kzin vond hun hut leuker dan zij zelf.

Ze hadden zelfs geprobeerd samen te eten in de hut van de Kzin, maar Spreker at als een halfverhongerde wolf, en hij klaagde dat het mensenvoedsel naar verbrand afval rook, en dat was dat. Nu zaten Teela en Spreker zachtjes met elkaar te praten aan een kant van de salontafel. Louis luisterde naar de stilte en het verre gestamp van de fusiemotoren.

Hij was gewend aan de gedachte dat zijn leven afhankelijk was van het zwaartekrachtsysteem van een hut of een romp. Zijn eigen jacht kon dertig gee halen. Maar zijn eigen jacht maakte gebruik van stuwstraalmotoren, en die maakten geen geluid.

‘Nessus,’ zei hij over het gedreun van brandende zonnen heen. ‘Ja, Louis.’

‘Wat weet jij over de Blinde Vlek dat wij niet weten?’

‘Ik begrijp je vraag niet.’

‘De hyperruimte jaagt je doodsangsten aan. Dit — dit achterstevoren door de ruimte jagen met een pijl vuur voor je uit — niet. Jouw ras heeft de Grote Gok gebouwd; ze moeten iets weten over de hyperruimte dat wij niet weten.’

‘Misschien is dat zo. Misschien weten we wel iets, ja.’

‘Wat? Tenzij het een van je kostbare geheimen is.’

Spreker en Teela luisterden nu ook. Sprekers ogen, die in opgevouwen staat konden verdwijnen in plooien in zijn vacht, waren nu uitgespreid als doorzichtige roze parasolletjes.

‘We weten dat niets aan ons onsterfelijk is,’ zei Nessus. ‘Ik wil geen woordvoerder zijn van jouw ras. Daartoe heb ik het recht niet. Mijn ras heeft niets dat onsterfelijk is. Onze wetenschappelijke onderzoekers hebben dit aangetoond. Wij zijn bang voor de dood, want we weten dat hij permanent is.’

‘En?’

‘Schepen verdwijnen in de Blinde Vlek. Er is geen poppenspeler die te dicht bij een planetair lichaam van enige grootte zou gaan als zijn hyperaandrijving was ingeschakeld. Toch verdwenen ze, in de tijd dat er nog piloten zaten in onze schepen. Ik vertrouw de poppenspelers die de Leugenaar hebben gebouwd. En daarom vertrouw ik ook de zwaartekracht binnen deze salon. Die laat ons niet in de steek. Maar zelfs ontwerpers en bouwers van dit soort ruimteschepen zijn bang voor de Blinde Vlek.’

Op dit gesprek volgde een scheepsnacht, waarin Louis slecht sliep, en spectaculaire dromen had, en een scheepsdag, waarin Teela en Louis elkaars gezelschap nauwelijks konden verdragen. Ze was niet bang. Louis vermoedde dat hij haar nooit bang zou zien. Ze verveelde zich alleen maar dood.

Die avond, binnen een half uur, kwam de geringde ster tevoorschijn, achter het viertal woonslaaphutten vandaan. De ster was klein en wit, een tikje minder intens dan Sol, en zij rustte in een smalle potloodstreep van hemelsblauw.

Ze stonden over Sprekers schouders mee te kijken toen hij het skoopscherm aanzette. Hij vond de hemelsblauwe streep die de binnenzijde van de Ring aangaf en raakte de vergrotingsknop aan…

Een vraag werd bijna meteen beantwoord.

‘Er is iets bij de rand,’ zei Louis.

Вы читаете Ringwereld
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату