‘Als de poppenspelers dezelfde gedachtengang hebben gevolgd als Dyson,’ ging Louis verder, ‘dan kunnen ze best eens verwachten om in de Wolken van Magelhaen hele series Dyson-bollen aan te treffen, mannetje aan mannetje.’
‘En daarom hebben ze ons erbij gehaald.’
‘Ik zou niet graag geld zetten op wat een poppenspeler denkt. Maar als ik moest, dan zou ik daarop gokken, ja.’
‘Geen wonder dat je al je tijd in de bibliotheek hebt doorgebracht.’
‘Om razend van te worden!’ gilde de Kzin. ‘Een grove belediging! Ze negeren ons opzettelijk! Ze keren ons willens en wetens de rug toe om een aanval uit te lokken!’
‘Dat is niet waarschijnlijk,’ zei Nessus. ‘Als je geen radiosignalen op kunt vangen dan maken ze geen gebruik van radio. Zelfs als ze radiolasers gebruikten zouden we daar wat sporen van moeten vinden. Er is altijd een deel van het signaal dat de atmosfeer in lekt.’
‘Ze gebruiken geen lasers, geen radio, geen hypertransmissie. Waarmee communiceren ze dan? Telepathie? Geschreven berichten? Grote spiegels?’
‘Papegaaien,’ suggereerde Louis. Hij liep naar de andere twee toe. ‘Gigantische papegaaien, speciaal gefokt op grote longen. Ze zijn te groot om te vliegen. Wat ze doen is bovenop heuvels zitten en naar elkaar krijsen.’
Spreker draaide zich om om Louis aan te kunnen kijken. ‘Vier uur lang probeer ik nu al verbinding te krijgen met de Ringwereld. Vier uur lang word ik al genegeerd door de bewoners. Hun verachting is absoluut geweest. Geen woord hebben ze me waardig geacht. Mijn spieren trillen omdat ik ze al te lang niet heb gebruikt, mijn vacht is dof en vol klitten, mijn ogen weigeren verdere dienst, mijn sthondat-vervloekte kamertje is te klein, mijn microgolfverhitter verhit al het vlees tot dezelfde temperatuur, en het is de verkeerde temperatuur, en ik kan hem niet repareren. Als jouw hulp en suggesties er niet waren, Louis, dan zou ik gaan wanhopen.’
‘Zou hun beschaving ten onder gegaan zijn?’ zei Nessus nadenkend. ‘Dat zou nogal dom van ze zijn, alles bij elkaar genomen.’
‘Misschien zijn ze wel dood,’ zei Spreker fel. ‘Dat zou ook nogal dom van ze zijn. Niet reageren op onze berichten is nogal dom geweest. Laten we landen en erachter zien te komen.’
Nessus floot van paniek. ‘Landen op een wereld die misschien de dood heeft veroorzaakt van zijn bewoners? Ben je gek geworden?’
‘Hoe kunnen we er anders achter komen?’
‘Natuurlijk!’ Teela deed een duit in het zakje. ‘We zijn niet helemaal hierheen gereisd om alleen maar in kringetjes rond te vliegen!’
‘Ik verbied het. Spreker, ga verder met je pogingen om contact op te nemen met de ringwereld.’
‘Ik heb mijn pogingen daartoe beeindigd.’
‘Herhaal ze dan.’
Dat weiger ik.’
Louis Wu, vrijwillig diplomaat, mengde zich in het gesprek. ‘Kalm aan, oranje vriend van me. Nessus, hij heeft gelijk. De Ringwerelders hebben ons niets te zeggen. Anders zouden we nu wel wat hebben gehoord.’
‘Maar kunnen we verder nog iets doen dan gewoon doorgaan met proberen?’
‘We kunnen gewoon doorgaan met onze dagelijkse bezigheden. De Ringwerelders de tijd geven om tot een besluit over ons te komen.’
Met enige tegenzin stemde de poppenspeler toe.
Ze gleden verder naar de Ringwereld.
Spreker had een koers uitgezet waarmee de Leugenaar langs de buitenzijde van de Ringwereld zou schieten — een concessie aan Nessus, die bang was dat de Ringwerelders het als een bedreiging op zouden vatten als de koers van het schip de ring zelf zou snijden. Hij zei ook dat de fusie-aandrijving leek op een wapen, en daarom maakte het schip alleen gebruik van zijn stuwmotoren.
Ten slotte hingen ze dan boven de opstaande rand van de ring. Spreker remde op de stuwmotoren, bracht het schip in een baan om de zon, en toen liet hij het schip naar de rand zakken.
De rand van de Ringwereld groeide, werd van een vage streep, waarachter wat sterren schuilgingen, een zwarte muur. Een muur die vijftienhonderd kilometer hoog was, en waaraan geen details te zien waren, al zouden ze, als ze er waren, ook niet te zien zijn, want de muur, achthonderd kilometer onder hen, en een kwart van de hemel bedekkend, tolde rond met de razende snelheid van 1230 kilometer per seconde.
… en er kwam iets op hen af.
Het was een richel, die als een abstract iets aan de onderkant van de muur groeide. Eerst verscheen de richel, dan, erop gemonteerd, een rij rechtopstaande ringen. Ze kwamen recht op de Leugenaar af, recht op Louis Wu’s ogen af. Louis kneep zijn ogen dicht en sloeg zijn handen om zijn hoofd heen om het te beschermen. Hij hoorde iemand kermen van angst.
Dat ogenblik had hij dood moeten zijn. Toen hij het niet was, deed hij zijn ogen weer open. De ringen onder hem gleden in een gestage stroom voorbij, en hij besefte dat ze niet meer dan tachtig kilometer in diameter waren. Ze hadden heel wat groter moeten zijn om de Leugenaar te raken.
Nessus had zich in een bal gerold. Teela, haar handen plat tegen de transparante romp gedrukt, staarde gretig naar buiten. Spreker zat onbevreesd en oplettend achter zijn instrumentenpaneel. Misschien kon hij beter afstanden schatten dan Louis.
Of misschien had hij maar gedaan alsof. Dat angstige geluid had van hem afkomstig kunnen zijn.
Nessus kwam uit zijn opgerolde houding tevoorschijn. Hij keek naar de ringen, die nu kleiner waren, convergeerden. ‘Spreker, je moet de Leugenaar dezelfde snelheid geven als de Ring. Houd ons in positie door de stuwmotoren een gee te laten geven. We moeten dit eens goed bekijken.’
Spreker deed wat hem werd gevraagd. De Leugenaar hing boven de ogenschijnlijk stilstaande rand, op zijn plaats gehouden door .922 gee van de stuwmotoren, terwijl de bemanning keek naar de ruimtehaven.
De ruimtehaven was een smalle richel, z6 smal dat het een streep zonder dimensies was tot Spreker het schip wat naar binnen liet glijden. Toen bleek de richel breed te zijn, zo breed dat een tweetal enorme ruimteschepen er bij in het niet verzonk. Het waren cilinders met een afgeplatte neus, allebei van hetzelfde type. Dit soort schepen hadden ze nog nooit gezien, maar het was wel duidelijk dat het fusie-stuwschepvaartuigen waren, die moesten zorgen voor hun eigen brandstof door interstellaire waterstof op te vangen in elektromagnetische velden. Een ervan was opengemaakt om er onderdelen uit te halen, zodat het binnenste was blootgesteld aan het vacuum en aan de blikken van vreemde ogen.
Die ogen zagen nu ramen langs de bovenkant van het nog intacte schip, zodat het mogelijk was de grootte van het vaartuig te schatten. In het strooilicht van de sterren leken de blikkerende ramen op poedersuiker over een taart. Duizenden ramen. Dat schip daar was groot.
Het was ook onverlicht. De hele ruimtehaven was in duister gehuld. Misschien hadden de wezens die het gebruikten wel geen licht in de ‘zichtbare’ frequenties nodig. Maar Louis Wu vond dat de ruimtehaven er verlaten uitzag.
‘Ik begrijp die ringen niet,’ zei Teela.
‘Elektromagnetisch kanon,’ zei Louis afwezig. ‘Om die schepen daar te lanceren.’
‘Nee,’ zei Nessus.
‘Nee?’
‘Het kanon moet zijn bedoeld om de schepen te laten landen. Je kunt zelfs bij benadering de methode nagaan die ze daarvoor hebben gebruikt. Het schip moet in een baan evenwijdig aan de rand van de ring gaan. Het probeert niet dezelfde snelheid te krijgen als de ring, maar blijft in een baan op een kleine veertig kilometer van de onderzijde van de ringwand. Tijdens de draaiing van de ring scheppen de wikkels van het elektromagnetische kanon het schip op, en mee, en voeren de snelheid ervan op tot die even groot is als die van de ring zelf. Mijn complimenten voor de ontwerpers van de ring. Het schip hoeft nooit zo dichtbij te komen dat er een gevaarlijke situatie kan ontstaan.’
‘Je zou de ring ook voor lanceringen kunnen gebruiken.’
‘Nee. Kijk maar naar die installatie links …’
‘Drigg nog aan toe,’ zei Louis Wu.
De ‘installatie’ was weinig meer dan een klapluik, groot genoeg voor een van de stuwschepen.
Dat kon heel goed, ja. De snelheid van de ring, 1230 kilometer per seconde, was de snelheid van een