Louis hield op met kauwen.
‘Dat is niet onmogelijk,’ voegde de poppenspeler eraan toe. ‘Misschien hebben ze een constante elliptische baan. Ze hoeven niet steeds dezelfde afstand tot de zon te hebben.’
Louis kauwde en slikte wat hij kon om te kunnen praten. Dat is idioot. De dagen zouden niet allemaal even lang zijn!’
‘We dachten eerst dat het kon zijn om zomer en winter van elkaar te onderscheiden, door de nachten korter en dan langer te maken,’ zei Teela. ‘Maar dat gaat ook niet op.’
‘Nee, natuurlijk niet. De omlooptijd van de schaduwvlakken is minder dan een maand. Wie heeft er wat aan een jaar dat drie weken lang is?’
‘Je ziet waar het probleem ligt,’ zei Nessus. ‘De afwijking was te klein om te kunnen worden opgemerkt door mijn collega’s in ons eigen stelsel. Door wat wordt het veroorzaakt? Neemt de zwaartekracht disproportioneel toe naarmate de afstand tot de zon kleiner wordt, zodat de omloopsnelheid hoger dient te zijn? Hoe dan ook, het is de moeite waard om een nader onderzoek in te gaan stellen naar de schaduwvlakken.’
Het voorbijgaan van de tijd werd gemarkeerd door het door de zon schuiven van de scherp afgetekende zwarte rand van een schaduwvlak.
Wat later kwam de Kzin uit zijn hut, wisselde een paar woorden met de mensen in de salon, en nam de plaats van Nessus in de stuurcabine in.
Kort daarop kwam hij weer tevoorschijn. Er was geen geluid dat op moeilijkheden wees, maar Louis zag opeens dat de poppenspeler achteruit deinsde voor de moordlust in de blik van de Kzin. Er was weinig voor nodig om Spreker Nessus te laten vermoorden. ‘Oke,’ zei hij berustend. ‘Wat is er nu weer aan de hand?’
‘Deze bladeter,’ begon de Kzin, en stikte bijna in zijn woede. Hij begon opnieuw. ‘Onze schizofrene leider- vanuit-de-achterhoede heeft ons nadat ik ben gaan slapen in een minimum-brandstof-baan gelaten. Met deze snelheid kost het ons vier maanden om de gordel van schaduwvlakken te bereiken.’ En Spreker begon te vloeken in de Heldentaal.
‘Je hebt ons zelf in die baan gebracht,’ zei de poppenspeler kalmpjes.
De stem van de Kzin steeg in volume. ‘Mijn plan was om de Ringwereld langzaam te verlaten, zodat we geruime tijd naar de binnenkant zouden kunnen kijken. Daarna zouden we snelheid vermeerderen, rechtstreeks naar de schaduwvlakken toe, zodat we er binnen enkele uren in plaats van maanden zouden zijn!’
‘Je hoeft niet zo te bulderen, Spreker. Als we snelheid vermeerderen richting schaduwvlakken dan snijdt onze baan die van de Ringwereld. Dat wil ik vermijden.’
‘Hij kan toch een koers uitzetten naar de zon?’ zei Teela. Alle drie draaiden ze zich naar haar om.
‘Als de Ringwerelders bang zijn dat we ze zullen raken,’ legde Teela geduldig uit, ‘dan projecteren ze nu waarschijnlijk al onze koers. Als die geprojecteerde koers ons in hun zon laat belanden, dan zijn we niet gevaarlijk. Gesnapt?’
‘Dat zou moeten lukken,’ zei Spreker.
De poppenspeler rilde. ‘Jij bent de piloot. Doe maar wat je wilt. maar vergeet niet …’
‘Ik ben van zins door de zon te vliegen. Op het juiste ogenblik zal ik de koers zo wijzigen dat we in een gunstige positie ten opzichte van de schaduwvlakken komen.’ En de Kzin liep stampend terug naar de stuurcabine. Het is niet gemakkelijk voor een Kzin om stampend te lopen.
Na verloop van tijd draaide het schip tot het een koers had die evenwijdig was aan die van de ring. Het was maar nauwelijks te merken dat er iets gebeurde; de Kzin deed wat Nessus hem had gelast en maakte alleen gebruik van zijn stuwmotoren. Spreker bracht de omloopsnelheid terug tot nul, zodat het schip naar de zon viel, en toen draaide hij de Leugenaar met de neus naar de zon en begon snelheid te meerderen.
De Ringwereld was een brede blauwe streep met ribbels erop en vlokken felwitte wolken erboven. Hij schoof nu zichtbaar naar achteren. Spreker had haast.
Louis draaide twee bollen mokka op de kiesschijf en overhandigde er een aan Teela.
Hij kon de woede van de Kzin wel begrijpen. De Ringwereld joeg hem de stuipen op het lijf. Hij was ervan overtuigd dat hij zou moeten landen … en wilde wanhopig graag dat dat ook zo gauw mogelijk gebeurde, voor hem de moed in de schoenen zonk.
Wat later kwam Spreker teruggelopen, de salon in. ‘Over veertien uur zijn we bij de baan van de schaduwvlakken. Nessus, wij krijgers van de Patriarchie leren van kindsbeen af om geduldig te zijn, maar jullie bladeters hebben het geduld van een lijk.’
‘We bewegen,’ zei Louis, en kwam half overeind. Want de neus van het schip draaide weg van de zon.
Nessus gilde en maakte een sprong van de ene kant van de salon naar de andere. Hij was in de lucht toen de Leugenaar van binnen even fel werd verlicht als een flitslampje. Het schip schokte…
De tijd stond stil.
Het schip schokte, ondanks de kunstmatige zwaartekracht. Louis greep naar de rugleuning van een stoel en kreeg die te pakken; Teela viel met ongelooflijke precisie in haar eigen vliegbank; de poppenspeler was opgerold in een bal toen hij een wand raakte. Alles gebeurde in een fel violet licht. De duisternis duurde maar een ogenblik, en maakte toen plaats voor gloeiend licht in de kleur van een UV-buis.
Het kwam van buiten, van overal om de romp heen.
Spreker moest het richten van de Leugenaar hebben afgerond, en het schip aan de autopiloot hebben overgelaten. En toen, dacht Louis, moest de autopiloot Sprekers koers hebben bekeken, tot de slotsom zijn gekomen dat de zon een meteoriet was die groot genoeg was om gevaarlijk te zijn, en stappen hebben genomen om het onheil af te wenden.
De zwaartekracht was weer normaal. Louis krabbelde overeind van de vloer. Hij had geen schrammetje opgelopen. Teela zo te zien ook niet. Ze stond naast de wand en tuurde door het violette licht naar de achtersteven.
‘De helft van mijn instrumentenpaneel is dood,’ deelde Spreker mee.
‘De helft van je instrumenten ook,’ zei Teela. ‘De vleugel is verdwenen.’
‘Pardon?’
‘De vleugel is verdwenen.’
En dat was hij inderdaad. En met de vleugel was ook alles weg wat eraan vastgezeten had: stuwers, fusiemotoren, de kegels met communicatieapparatuur, het landingsgestel. De romp was ontdaan van alle uitrustingsstukken: wat er nog van de Leugenaar over was, waren de dingen die binnenin de romp van Algemene Produkten hadden gezeten.
‘We zijn beschoten,’ zei Spreker. ‘We worden nog steeds beschoten, waarschijnlijk door rontgenlasers. Dit schip bevindt zich nu in staat van oorlog, en dus neem ik het commando over.’
Nessus bracht daar niets tegenin. Hij lag nog steeds opgerold als een bal. Louis knielde naast hem neer en betastte hem met zijn handen.
‘Finagle weet dat ik geen arts ben voor buitenaardse wezens. Ik kan geen verwondingen ontdekken.’
‘Hij is alleen maar bang, en probeert zich in zijn eigen buik te verstoppen. Jij en Teela moeten hem vastgespen en verder alleen laten.’
Louis was niet verbaasd toen hij merkte dat hij Sprekers bevelen zonder protest opvolgde. Hij was behoorlijk van de kook. Een ogenblik geleden was dit een ruimteschip geweest. Nu was het weinig meer dan een glazen naald die naar de zon viel.
Ze tilden de poppenspeler op zijn vliegbank, en gespten het veiligheidsweb vast.
‘We staan tegenover een beschaving die niet vreedzaam is,’ zei de Kzin. ‘Een rontgenlaser is een oorlogswapen. Als we onze onkwetsbare romp niet hadden gehad, dan zouden we nu dood zijn.’
‘Het Slavendrijver-stasisveld moet ook hebben gewerkt. We kunnen niet bij benadering vaststellen hoe lang we in stasis zijn geweest.’
‘Een paar seconden,’ verbeterde Teela hem. ‘Dat violette licht moet de fluorescerende metaalnevel van onze vleugel zijn.’
‘Oplichtend dank zij de laser. Inderdaad. De nevel wordt al dunner, geloof ik.’ En dat was waar: de gloed werd minder intens. ‘Het is vervelend dat onze automatische apparatuur zo door dik en dun op verdediging is ingesteld,’ zei de Kzin. ‘Een poppenspeler weet uiteraard niets af van aanvalswapens. Ik had niets anders verwacht. Zelfs onze fusiemotoren zaten op de vleugel. En de vijand vuurt nog steeds op ons. Maar ze zullen leren wat het betekent om een Kzin aan te vallen.’
‘Ga je ze hun vet geven?’