binnen.
Ze zweefden net het duister in toen Sprekers cyclette, die steeds dichter bij die van Louis was gekomen, zonder gerucht opeens omdraaide. Ballonnen knalden om Spreker heen open voor hij kon vallen. Louis fronste zijn voorhoofd, geergerd maar toch ook op een zure manier tevreden. Hij was er al zo lang ellendig aan toe dat hij blij was met Sprekers gezelschap.
Nessus zei: ‘De omgekeerde houding waarin jullie je bevinden impliceert dat jullie worden vastgehouden door elektromagnetische velden. Die houden wel metaal vast, maar geen protoplasma, met als resultaat …’
Louis spande zijn spieren, maar probeerde niet echt om uit de omknelling los te komen: als hij zich bevrijdde van de ballonnen zou hij vallen. Achter hem gleed de opening weer dicht, voordat Louis’ ogen zich aan konden passen aan het duister. Hij zag niets van zijn omgeving, en kon er alleen maar naar raden hoever de vloer was.
Hij hoorde Nessus zeggen: ‘Kun je er met je hand bij?’
En Spreker: ‘Ja, als ik tussen de … Jauwrr! Je had gelijk. De kap is heet.’
‘Dan is je motor door iets van buitenaf doorgebrand. Jullie cyclettes zijn inert, dood.’
‘Maar goed dat mijn zadel hitte-isolerend is.’
‘Het is niet erg verbazingwekkend dat de Ringwerelders zo vaardig gebruik wisten te maken van elektromagnetische krachten. Zoveel andere dingen hadden ze niet: hyperaandrijving, stuwstralen, kunstmatige zwaartekracht …’
Louis had zijn ogen ingespannen om iets te zien, wat dan ook. Hij kon zijn hoofd draaien, heel langzaam, en zijn wang schuurde langs de ballon maar nergens was licht.
Hij wist met enige inspanning de ballon iets weg te duwen en tastte over het dashboard tot hij de schakelaar vond voor de koplampen. Hij wist zelf niet eens waarom hij verwachtte dat die het zouden doen.
De bundels licht, wit geconcentreerd licht, kaatsten in de verte tegen een gebogen wand.
Een stuk of tien, twaalf voertuigen hingen om hem heen, allemaal op dezelfde hoogte. Een paar waren niet groter dan een vliegwagen. Er was zelfs een soort vliegende vrachttruck met een transparante romp.
Ergens middenin dit zwevende geheel hing ook Sprekers cyclette.
De Kzin hing ook op zijn kop; zijn kale hoofd en harige oranje masker staken onder de ballons uit, en een kromme klauw was met geweld tussen de ballons gewrongen en rustte nu op de zijkant van de cyclette.
‘Goed,’ zei Nessus. ‘Licht. Ik stond op het punt om jullie dat te vragen. Begrijp je wat dit impliceert? Alle elektrische en elektro-magnetische circuits die werkten toen jullie werden aangevallen, zijn kapot. Sprekers cyclette, en waarschijnlijk de jouwe ook, Louis, werd voor een tweede keer aangevallen toen jullie hier binnenkwamen.’
‘En “hier” is een gevangenis, dat is vrij duidelijk,’ wist Louis uit te brengen. Zijn hoofd voelde aan als een waterballon die tot barstens toe is gevuld, en hij kon maar met moeite spreken. Maar hij kon de anderen niet al het werk laten doen, al bestond zijn aandeel daarin alleen maar uit speculeren over de technologie van de Ringwerelders terwijl hij met zijn hoofd omlaag hing. ‘En als het een gevangenis is,’ ging hij verder, ‘waarom is er dan hier geen derde destructwapen?’ Voor het geval we wapens hebben die werken. En die hebben we.’
‘Er is er ongetwijfeld een,’ zei Nessus. ‘Dat je koplampen het doen bewijst dat dat derde destructwapen niet werkt. De wapens zijn duidelijk automatisch, anders zou iemand jullie bewaken. Spreker zou zonder gevaar het graafwerktuig van de Slavendrijvers moeten kunnen gebruiken.’
‘Dat is goed nieuws,’ zei Louis. ‘Alleen heb ik zo ’ns om me heen gekeken …’
Hij en Spreker hingen ondersteboven in een zwevende Sargasso Zee. Hij zag drie archaische vlieggordels, een met de gebruiker er nog in. Het skelet was klein, maar dat van een mensachtig wezen. Op de witte botten was geen spoortje huid meer te zien. De kleding moest van goede kwaliteit zijn geweest, want daar waren nog resten van te zien: felgekleurde flarden, een haveloze gele cape, die recht naar beneden hing van de punt van de haak van het skelet.
De andere vlieggordels waren leeg. Maar de botten moesten toch ergens zijn … Louis wrong zijn hoofd achterover, nog verder … De vloer van het politiegebouw was een wijde, vaag verlichte, kegelvormige put. Om de wand heen bevonden zich concentrische rijen cellen. De deuren waren luiken in het plafond van de cellen.
Van het hoogste punt van de omgekeerde kegel liepen wenteltrappen naar beneden. In en om de punt van de kegel waren de botten die Louis Wu zocht. Ver onder hen glansden ze wittig in het zwakke licht.
‘Ik zou niet weten hoe Spreker de desintegrator zou moeten gebruiken,’ zei hij.
‘Daar denk ik ook al een tijdje heel ernstig over na.’
‘Als hij een gat in de muur maakt, hebben we daar nog niks aan. Het zelfde geldt voor het plafond, en daar komt ie niet eens bij. Als hij de generator raakt die ons hier in de lucht houdt, vallen we dertig meter naar beneden. Maar als hij dat niet doet, dan blijven we hangen tot we verhongeren of tot we het opgeven en ons tussen de ballonnen uitwerken. Waarna we dertig meter naar beneden vallen.’
‘Ja.’
‘Is dat alles? Gewoon “ja”?’
‘Ik heb meer gegevens nodig. Wil een van jullie zo vriendelijk zijn om me een beschrijving te geven van wat je om je heen ziet? Ik zie alleen maar een stuk van een gebogen wand.’
Om de beurt beschreven ze het kegelvormige cellengedeelte, wat ze ervan konden zien in het zwakke, diffuse licht. Spreker zette zijn eigen lampen aan, en dat hielp.
Maar toen Louis niets meer wist te zeggen, zat hij nog steeds in de val, op zijn kop, zonder voedsel, zonder water, boven een dodelijke diepte.
Louis voelde eeen gil in zich opborrelen, goed begraven en goed onder controle, maar een gil die langzaam naar zijn lippen begon te stijgen. Niet lang meer, dan zou het zover zijn …
En hij vroeg zich ook af of Nessus ze zou laten voor wat ze waren. Dat was niet best. Het was een vraag met een voor de hand liggend antwoord. Er was alle reden waarom de poppenspeler ze in de steek zou laten, en geen reden waarom hij dat niet zou doen. Tenzij hij nog steeds hoopte hier beschaafde wezens te vinden. ‘De zwevende voertuigen en de ouderdom van de skeletten wijzen er allebei op dat er niemand is die de machinerie van de gevangenis bedient of controleert,’ zei Spreker. Het was wel duidelijk dat hij speculeerde. ‘De krachtvelden die ons hierheen hebben getrokken, moeten een paar voertuigen te pakken hebben gekregen nadat de stad was verlaten. Daarna waren er geen vliegende dingen meer op de Ringwereld. Zo komt ’t dat de machines nog steeds werken, omdat ze al die tijd niets hebben hoeven doen.’
‘Dat is misschien wel zo,’ zei Nessus. ‘Maar iemand luistert wel naar ons gesprek.’
Louis voelde hoe zijn oren zich spitsten. Hij zag die van Spreker uitwaaieren.
‘Die iemand moet over heel geavanceerde technieken beschikken, anders kun je een gesprek op een geblokkeerde straal niet afluisteren. Je vraagt je onwillekeurig af of deze iemand ook over een vertaler beschikt.’
‘Wat kun je over hem zeggen?’
‘Alleen waar hij zich ongeveer bevindt: ter hoogte van het gebouw waarin jullie hangen. Misschien bevindt hij zich boven jullie.’
In een reflex probeerde Louis omhoog te kijken. Geen schijn van kans. Hij hing ondersteboven, met tussen hem en het plafond twee noodballons en de cyclette zelf.
‘We hebben de Ringwereld-beschaving gevonden.’
‘Misschien. Ik denk dat een beschaafd wezen dat derde destructwapen wel had kunnen repareren. Maar waar het om gaat … even nadenken.’
En de poppenbaas begon aan een stuk Beethoven of Beatles, of wat dan ook — het klonk in ieder geval klassiek. Misschien verzon hij het wel ter plekke, Louis kon het niet zeggen.
En toen hij zei Even nadenken, toen meende hij dat. Het gefluit duurde maar voort. Louis begon dorst te krijgen. En honger. En zijn hoofd bonkte.
Hij had de moed al opgegeven, een paar wanhopige keren, toen de poppenspeler weer het woord nam. ‘Ik had liever de desintegrator gebruikt, maar dat zal niet gaan. Louis, jij zal het moeten doen, je stamt af van primaten, en je bent een betere klimmer dan Spreker. Je moet eerst de …’
‘Klimmen?’
‘Als ik uitgesproken ben, mag je vragen stellen. Je moet eerst de flitslichtlaser te pakken zien te krijgen. Dan moet je daarmee de ballon voor je kapot maken. Je zult snel het omhulsel beet moeten pakken voor je uit je stoel valt. Houd je aan het ballonomhulsel vast en klauter bovenop je cyclette. Dan …’