Als we ze niet vinden. kunnen we morgenavond op zoek gaan naar Teela Brown.’
‘En haar ergens laten liggen, zomaar, dertig uur lang? Jij harteloze … Driggit, die gelige plek die we zagen, dat zou haar kunnen zijn! Geen straatverlichting, maar brandende gebouwen!’ Spreker stond op. ‘Dat is waar. We moeten gaan kijken.’
‘Ik ben Hij-die-het-verst-in-de-achterhoede is van deze vloot. Mijn oordeel luidt dat Teela Brown niet het risico waard is van een nachtelijke vlucht boven onverkend en onbekend gebied.’ Spreker-tot-Dieren was al op zijn cyclette geklommen. ‘We bevinden ons in mogelijk gevaarlijk gebied. Daarom voer ik het bevel. We gaan Teela Brown zoeken, een lid van dit gezelschap.’
De Kzin liet zijn cyclette iets stijgen en gleed toen voorzichtig door een groot ovaal raam. Aan de andere kant zag Louis brokstukken van een soort portiek, en daarna de uitlopers van een stad zonder naam.
De andere cyclettes stonden op de begane grond. Louis draafde haastig de trap af, maar wel met de nodige voorzichtigheid, daar een deel van de trap was ingestort en de machines die hem vroeger hadden aangedreven al lang tot roest waren vergaan.
Nessus keek op hem neer van de tweede verdieping. ‘Ik blijf hier, Louis. Ik beschouw dit als muiterij.’
Louis gaf geen antwoord. Zijn cyclette steeg iets op, vloog door de ovale deur, en schuin omhoog, de nacht in …
De nacht was koel. Het licht van de Boog gaf de stad een menigte marineblauwe schaduwen. Louis zag het geflikker van Sprekers cyclette en volgde hem naar het gloeiende stuk stad, draaiwaarts van het felverlichte Regeringscentrum.
Het was niets dan stad, honderden vierkante kilometer stad. Er waren niet eens parken. Waarom hadden ze zo compact gebouwd? Ze hadden massa’s ruimte gehad. Zelfs op de Aarde hadden de mensen graag wat bewegingsvrijheid.
Maar op de Aarde hadden ze transfercabines. Dat moest ’t zijn: de Ringwerelders hadden reistijd meer waard gevonden dan bewegingsvrijheid.
‘We blijven laag,’ zei Spreker over de intercom. ‘Als het licht daar alleen maar straatverlichting is, gaan we terug. We moeten rekening houden met de mogelijkheid dat Teela Brown is neergeschoten. Dat risico moeten wij zoveel mogelijk vermijden.’
‘Best,’ zei Louis. Maar hij dacht: hoor hem nou eens, maakt zich zorgen over veiligheid, terwijl die vijand puur hypothetisch is. Een Kzin, verstandig-roekeloos, leek wel de voorzichtigheid van een poppenspeler te hebben, vergeleken met Teela Brown.
Waar was ze nu? Veilig, of gewond, of dood?
Ze waren al voor de landing van de Leugenaar op zoek geweest naar beschaafde Ringwerelders. Hadden ze die nu eindelijk gevonden? Die mogelijkheid zorgde er waarschijnlijk voor dat Nessus Teela niet van het ene ogenblik op het andere liet voor wat ze was. Louis’ dreigement had niets om het lijf, en Nessus zou dat echt wel doorhebben.
Als ze beschaafde Ringwerelders hadden gevonden, en het bleken vijanden te zijn … nou ja, dat kwam dan nauwelijks als een verrassing.
Zijn cyclette gleed wat af naar links. Louis corrigeerde het. ‘Louis.’ Spreker scheen met iets te worstelen. ‘Iets schijnt mijn cyclette te storen …’ Toen, dringend, met de geoefende commandotoon in zijn stem: ‘Louis. Draai om. Nu.’
De commandotoon scheen Louis regelrecht in het stuurcentrum van zijn hersens aan te spreken. Hij draaide onmiddellijk om. Maar zijn cyclette vloog gewoon door.
Louis wierp zich met zijn volle gewicht op de stuurstaaf. Het hielp niets. De cyclette bleef voortglijden naar de lichten van het Regeringscentrum.
‘Iets heeft ons te pakken!’ schreeuwde Louis, en meteen sloeg de angst hem om het hart. Ze waren poppen! De Poppenkastman, groot en duister en alwetend boven hen, trok aan touwtjes en hun armen en benen bewogen en ze gingen hierheen en daarheen volgens een onbegrijpelijk verhaal waarin ze een rol speelden. En Louis Wu kende de naam van de Poppenkastman.
Het geluk van Teela Brown.
In de val
Spreker was praktischer: hij haalde de schakelaar voor de sirene over.
De multi-frequentie-gil ging maar door en door. Louis begon zich af te vragen of de poppenspeler er wel op zou reageren. Misschien net iets te vaak loos alarm geslagen …? Maar Nessus riep al: ‘Ja? Ja?’, met het volume te hard. Hij had natuurlijk eerst naar beneden moeten lopen.
‘We worden aangevallen,’ zei Spreker. ‘Iets of iemand bestuurt op afstand cyclettes. Heb je suggesties?’
Je kon niet zeggen wat de poppenspeler dacht. Zijn lippen, twee keer zoveel als anderen hadden, los en breed, en van knobbels voorzien zodat ze als vingers dienst konden doen, bewogen voortdurend, maar zonder dat het iets betekende. Zou de poppenspeler kunnen helpen? Of zou hij volkomen in paniek raken?
‘Draai jullie intercoms om zodat ik kan zien waar jullie heengaan. Is een van jullie gewond?’
‘Nee, maar we zitten wel klem hier,’ zei Louis Wu. ‘We kunnen er niet uit springen, want we vliegen te hoog en we gaan te snel. We gaan recht op het Regeringscentrum af.’
‘Op het wat?’
‘Het Regeringscentrum. Die kluit verlichte gebouwen, weet je nog?’
‘Ja.’ De poppenspeler scheen na te denken. ‘Een stoorsignaal moet jullie stuursignalen overstemmen. Spreker, ik wil weten wat je instrumenten aangeven.’
Spreker las de gevraagde gegevens op, terwijl ze steeds dichter bij de lichten van het centrum van de conglomeratie kwamen. Louis kwam ertussen. ‘We vliegen nu over dat stuk stad met straatverlichting heen.’
‘Is het inderdaad straatverlichting?’
‘Ja, en nee. Alle ovale deuren van de huizen gloeien helder oranje.
Vreemd. Ik denk dat het doodgewone straatverlichting is, maar dat de energiebron met het verstrijken van de tijd zwakker geworden is, zodat de lichtsterkte is verminderd.’
‘Daar ben ik het mee eens,’ zei Spreker-tot-Dieren.
‘Louis, we gaan proberen iets te doen aan dat stoorsignaal. Koppel je cyclette aan de mijne.’
Louis deed wat hem werd gevraagd.
Zijn cyclette knalde tegen hem op, alsof hij door een reus tegen zijn achterste werd geschopt. Een ogenblik later viel de energie helemaal weg.
Noodballons barstten open, voor en achter hem. Het waren voorgevormde ballons, en ze sloten zich om hem heen als twee ineengevouwen handen. Louis kon zijn handen en zijn hoofd niet meer bewegen, laat staan een ander lichaamsdeel.
Hij viel.
‘Ik val,’ zei hij. Zijn hand, tegen het dashboard gedrukt door de ballons, rustte nog steeds op de koppelschakelaar. Louis wachtte nog even, nog steeds hopend dat het koppelcircuit zou gaan werken. Maar de bijenkorfhuizen kwamen te dichtbij. Hij schakelde terug op individuele besturing.
Er gebeurde niets. Hij viel nog steeds. Met een kalmte die puur valse moed vaas, zei Louis: ‘Spreker, probeer maar niet iets te doen met je koppelcircuit. Dat gaat niet.’ En omdat ze zijn gezicht konden zien, wachtte hij, met zijn gezicht onbeweeglijk en zijn ogen open, wachtte tot de Ringwereld hem dood zou meppen.
Opeens minderde de cyclette vaart, zodat de voorkant omhoog werd gedrukt. De hele cyclette draaide om, en Louis Wu kwam met vijf gee op zijn kop te hangen.
Hij verloor het bewustzijn.
Toen hij bijkwam, hing hij nog steeds met zijn hoofd omlaag, vastgehouden door de ballons. Zijn hoofd klopte en bonkte. Hij kreeg een vaag, idioot visioen van een Poppenkastman die vloekend probeerde de touwtjes te ontwarren, terwijl Louis Wu de marionet ondersteboven heen en weer zwierde boven het toneel.
Het zwevende gebouw was kort en breed en zag er nogal ingewikkeld uit. De onderste helft was een omgekeerde kegel. Toen de cyclettes er vlakbij waren, gleed een horizontale spleet open en ze schoten naar