eigen ondergang te bewerkstelligen. Ik geloof niet dat we het ons kunnen permitteren om ze te verliezen.’
‘Vertel eens.’
‘Kijk voor je uit en zeg me dan of je een wolkenformatie kunt zien die de vorm heeft van een menselijk oog.’
Die zie ik.’
‘Enig idee waardoor het wordt veroorzaakt?’
‘Het is duidelijk een soort storm. Je zult al hebben beseft dat er geen wervelstormen op de Ringwereld voor kunnen komen.’
‘O nee?’ Louis had er niet eens aan gedacht.
‘De spiraalvorm van een wervelstorm wordt veroorzaakt door coriolis-krachten, door het verschil in snelheid tussen twee massa’s lucht op verschillende hoogte. Een planeet is een draaiend bolvormig lichaam. Als twee massa’s lucht naar elkaar toe bewegen om een gedeeltelijk vacuum op te vullen, de een naar het zuiden, en de ander naar het noorden, dan trekt het residu van hun snelheid ze langs elkaar heen. Op deze wijze ontstaat een kolk van lucht.’
‘Ik weet hoe wervelstormen ontstaan.’
Dan moet je beseffen dat op de Ringwereld geen luchtmassa een ingrijpend andere snelheid heeft dan een naburige luchtmassa. Ergo: geen kolk effect.’
Louis keek voor zich, maar de oogvormige storm. ‘Maar wat voor storm zou je dan wel hebben? Helemaal geen, denk ik. Je zou helemaal geen luchtcirculatie krijgen.’
‘Dat is niet juist, Louis. Hete lucht zou stijgen, en koude lucht zou zakken. Maar dat zou niet kunnen zorgen voor een storm als we nu voor ons zien.’
‘Dat is maar al te waar.’
‘Wat dreigt Spreker te doen?’
‘Door het midden van dat Finagle-vervloekte ding te vliegen, met Teela als een trouwe discipel achter hem aan.’
De poppenspeler floot een toon die zo zuiver en mooi was als robijnlaserlicht. Dat lijkt me gevaarlijk. De sonische capsule zou ze beschermen tegen de razernij van een gewone storm. Maar dit ziet er helemaal niet uit als een gewone storm …’
‘Ik zat net te te denken dat het Oog wel eens kunstmatig zou kunnen zijn.’
‘Ja … De Ringwerelders hebben natuurlijk hun eigen luchtcirculatiesysteem opgezet. Maar dat systeem moet zijn opgehouden te werken toen de energievoorziening van de Ring het opgaf. Ik begrijp niet … aha. Ik heb het, Louis.’
‘Wat is het?’
‘We moeten uitgaan van een luchtput, een gebied waar lucht verdwijnt. bij het midden van de storm. De rest komt dan allemaal vanzelf. Kijk maar. De luchtput schept een gedeeltelijk vacuum.
Luchtmassa’s stromen erheen van draaiwaarts en tegendraaiwaarts …’
‘En van bakboord en stuurboord.’
‘Die kunnen we negeren,’ zei de poppenspeler. ‘Maar lucht die uit draaiwaartse richting komt, wordt een fractie lichter dan de lucht eromheen. En stijgt dus. Lucht die uit de andere richting, tegen draaiwaarts, komt, wordt een fractie zwaarder …’
Louis worstelde met een schema dat hem maar half voor ogen stond. ‘Waarom?’
‘Deze lucht komt van tegendraaiwaartse richting, Louis. De draaisnelheid ervan is iets hoger ten opzichte van de Ring. En door de middelpuntzoekende kracht zakt deze luchtmassa iets, en vormt zo het onderste lid van het oog. De lucht uit draaiwaartse richting stijgt en vormt het bovenste lid. Er is een draaikolk effect, dat zeker, maar de as van de draaikolk is horizontaal, terwijl hij op een planeet verticaal zou liggen.’
‘Maar het is zo’n miniem verschil!’
‘Maar het is de enige factor die van invloed is op de situatie, Louis. Er is niets dat het tegenwerkt, of teniet doet. Het zou duizenden jaren kunnen doorgaan, met als eindresultaat wat je nu ziet.’
‘Misschien. Misschien.’ Het oog maakte nu een minder angstwekkende indruk. Zoals de poppenspeler had gezegd, moest het een soort storm zijn. Het had alle kleuren van een storm: zwarte wolken en daarboven zonverlichte witte wolken, en het donkere ‘oog’ van de storm, dat fungeerde als de iris van het Oog.
‘Het probleem is de luchtput, natuurlijk. Waarom verdwijnt er lucht bij het centrum van de storm?’
‘Misschien werkt er daar nog een storm.’
‘Dat betwijfel ik, Louis. Als dat het geval was, zou de luchtturbulentie hier planmatig zijn opgezet.’
‘Ja, en?’
‘Heb je de plekken gezien waar de Ringvloer zichtbaar is, door de aarde en de rots heen. Dit soort erose kan toch niet de bedoeling van de bouwers van de Ringwereld zijn geweest. Heb je gezien dat dit soort plekken steeds vaker voorkwam naarmate we dichter bij deze plek kwamen? De Oog-storm moet het weer tienduizenden kilometers in het rond in de war hebben gegooid. Het gebied waar het uit de hand gelopen is, is qua oppervlak groter dan jouw wereld, of de mijne.’
Dit keer was het Louis die floot. ‘Drigg! Maar dan — o, nu begrijp ik het. Er moet een meteoorgat zijn, in het midden van het Oog.’
‘Ja. Je beseft wel hoe belangrijk dit is. De Ringvloer kan worden doorboord.’
‘Maar niet met iets dat wij bij ons hebben.’
‘Dat is waar. Maar we moeten weten of het gat er ook echt is.’ Louis’ bijgelovige paniek leek nu al weer een halfvergeten droom. De analytische kalmte van de poppenbaas was aanstekelijk, en werkte kalmerend. Zonder vrees keek Louis Wu naar het oog, en zei: ‘We zullen er in moeten vliegen, en kijken. Denk je dat het veilig is, door de iris vliegen?’
‘Het zou niet meer moeten zijn dan heldere, stille lucht in een gedeeltelijk vacuum.’
‘Oke. Ik zal het goede nieuws doorgeven. Dan vliegen we allemaal door de storm.’
De hemel was donker aan het worden toen ze in de buurt van de iris kwamen. Werd het boven hen nacht? Onmogelijk te zeggen. De steeds dikker, steeds zwarter wordende wolken maakten alles al donker genoeg.
Het oog was minstens honderdvijftig kilometer lang, van hoek tot hoek, en zo’n vijfenzestig kilometer hoog. Aan de rand scheen het blauw te worden toen ze dichtbij kwamen. Lagen en wolkenflarden werden zichtbaar. De werkelijke gedaante van het oog begon zichtbaar te worden: een tunnel van kolkende winden, vrij regelmatig opgebouwd, en met een dwarsdoorsnede die een afbeelding was van het menselijk oog.
Maar het zag er nog steeds uit als een oog toen ze er op af suisden.
Het was of je in het oog van God viel. Het visuele effect was afschuwwekkend, angstaanjagend, bijna op komische wijze dik opgelegd. Louis stond op het punt te gaan lachen of gillen. Of zeggen dat hij niet meer meedeed. Er was maar een persoon voor nodig om te ontdekken of er een gat zat in de Ringvloer. Louis kon om het Oog heen vliegen.
Ze waren erin.
Ze vlogen een duistere gang door, die werd verlicht door bliksemstralen. De bliksem flitste bijna continu, voor hen en achter hen, en overal om hen heen. De lucht om hen heen was tot op zekere afstand helder en licht. Voorbij de iris kolkten ondoorzichtige zwarte wolken om hen heen, met een snelheid die groter was dan bij een orkaan.
‘De bladeter had gelijk,’ brulde Spreker. ‘Het is alleen maar een storm.’
‘Gek, he? Hij was de enige van ons vieren die niet in paniek raakte toen hij dat oog zag. Ik denk dat poppenbazen niet bijgelovig zijn,’ gilde Louis Wu terug.
‘Ik zie iets voor ons,’ riep Teela.
Het was een hol stuk in de vloer van de tunnel. Louis grijnsde van spanning en legde zijn handen losjes op de stuurhendels. Er zou wel eens een drigg van een trek naar beneden kunnen zijn, daar boven dat holle stuk.
Hij was minder waakzaam, minder gespannen, dan toen ze het Oog waren binnengevlogen. Wat kon er gebeuren als zelfs een poppenspeler dit een veilige onderneming vond?
Wolken en bliksem tolden om hen heen toen ze op de holle plek afschoten.
Ze minderden vaart en bleven boven het gat hangen. De motoren van hun cyclettes vochten tegen de wind die hen naar beneden wou zuigen. Door de geluiddempende sonische capsule heen gilde de storm in hun oren.